Muziek: Bicycle Race van Queen
Vroeger kwam ik hier elke dag langs…
Riens houdt van lekker fietsen in de buitenlucht zonder trapondersteuning. Het gestage ritme van zijn inspanning maakt zijn hoofd leeg en schept ruimte voor inspiratie. Veertig jaar lang peddelde hij deze route heen en weer. Dag in, dag uit, net zoals de veerpont van Drs. P. Nee, hij was nog nooit gezonken, maar wel van tijd tot tijd kleddernat geworden.
72.000 kilometer, rekent hij uit, ik heb zes fietsen versleten in die tijd.
Ja, hij is een trouwe klant van de fietsenmaker. Voorjaarsbeurtje, winterinspectie, reparaties en vervanging. Bij de aankoop van zijn laatste nieuwe fiets had de man geknipoogd: “E-bike, mijnheer? Da’s modern.” Nee, een eigen-kracht fiets moest het worden. Dat is pas goed voor het milieu.
Mensen hadden hem vaak gevraagd waarom hij steeds door weer en wind hetzelfde rondje maakte. Het is een ritueel, had hij geantwoord, het hoort bij mijn dag. Het helpt me bij mijn koers bepalen. ’s Morgens op gang komen, ’s avonds weer loslaten.
Nu is dat anders. Riens is met pensioen. Het woon-werk ritme is stilgevallen. De wekker hoeft niet meer gezet. Het aloude rondje is plots overbodig geworden. Hij peddelt nu rondjes over het platteland in de buurt van zijn huis. Om in beweging te blijven.
Vandaag gaat hij echter naar een pensioenreceptie. Een perfecte gelegenheid om zijn aloude rondje noord-zuid en vice versa in Hengelo te herhalen.
De Deurningerstraat is rustig vandaag, zelfs op dit uur. Normaal gesproken reed hij daar tegen half acht ’s ochtends. Weinig verkeer op een aantal mede-fietsers na die hij gaandeweg was gaan herkennen en ouder had zien worden.
Dat zullen ze ook wel van mij gedacht hebben…
Op het ritme van zijn pedalen komen herinneringen op. Aan de collega’s, aan de uitdagingen van buitenlandse dienstreizen, aan de steeds verdere computerisering van zijn werk. Reorganisaties en baan-angst passeren de revue. Vreugde over successen vormt lichtpuntjes.
Zijn mijmeringen worden een half levensverhaal. Het huwelijk met zijn Lief met de attentie van zijn kersverse collega’s. De geboorte, opgroeien en volwassen worden van zijn twee dochters. De dood van grootouders, ouders en schoonouders. De geboorte van een kleinkind.
De laatste jaren werpen schaduw, maar de verwachting van vrijheid in het verschiet maakte veel goed.
Die coronatijd was helemaal niks, sombert hij. Die crisis had zijn laatste werkzame jaren getekend.
Het verplichte thuiswerken was geen succes geworden. Hij miste de ad-hoc contacten met monteurs en systeemtesters die zo nodig waren om zijn werk goed te doen. Even sparren, even bijpraten, een moment spontaan uitwijken naar zaken buiten het werk, dat gaat slecht via telefoon of chatbox. Bij tijd en wijle voelde hij zich eenzaam en moedeloos. Hij miste zijn rondje heen en weer dat hem rust gaf.
De onrust bleef nu thuis. Huiskamer werd kantoor, de telefoonvergaderingen joegen zijn Lief naar de slaapkamer. Gelukkig konden ze samen de spanning oplossen door de verhuizing van de thuiswerkplek naar een slaapkamer boven. De ruimte was er, een voordeel als de kinderen het huis uit zijn. Het kostte wel geld, maar dan heb je ook wat. Een tegemoetkoming van zijn werkgever vergoedde een deel van de schade.
Het stadserf is niet druk. Zou het door de warmte komen? Voer voor klimaatzeloten. Ach, in de vorige eeuw waren er ook warme zomers geweest. Zijn blik gaat naar de lege winkelpanden. Verlaten etalages staren hem aan. De crisis had hier huisgehouden. Zou het ooit beter worden?
Hij was opstandig geworden tegen het redeloze en wellicht radeloze narratief. Het was allemaal niet logisch. Mondmaskers als gedragseffect. Volkomen nutteloos, hij kon de angst zonder adem benemen ook zo wel in de ogen van de mensen zien.
Dan die groepsdruk om je te laten injecteren met een vaag en achteraf ineffectief en voor velen gevaarlijk middel. Een avondklok, alsof iedereen buiten in het donker op elkaar klom om elkaar gezellig te besmetten. Coronamelders, QR-codes, “gezondheidsdiscriminatie”.
Hij was allergisch geworden voor QR-codes en had iedere locatiemelding op zijn Smartphone uitgezet. Geen track and trace voor hem.
En dan nu die economie. Men meldde groei, maar vergat er gemakshalve bij te vertellen voor wie. Hij had er zelf in ieder geval niets van gemerkt, prijzen en inflatie stegen alleen maar terwijl zijn inkomen hetzelfde bleef. Hoezo economische groei?
Thuis bleek het contact met de werkplek ook via Internet onbetrouwbaar. Na een tiental verloren dagen besloot hij zijn woon-werk fietsrondje te hervatten. Het kantoor was toch verlaten, niemand durfde te komen, op veel dagen was de werkster met de spuitbus de enige die hij tegenkwam. Officieel mocht het niet, maar wie zou dat opvallen? Rutte en De Jonge zaten in Den Haag en klaagden alleen maar over Twente als het slechtste jongetje van de klas. Hij had eens rondgevraagd en zijn koers bepaald. De mogelijkheid om naar mensen toe te gaan maakte heel veel goed. Thuiswerken zat er voor de productie immers ook niet in?
De Lansinkesweg glijdt onder zijn wielen voorbij. Oude glorie van een industrieel verleden kijkt streng over het asfalt. Er staat Gebr. Stork’s Pompenafdeeling op de gevels, maar de oude fabrikantenfamilie speelt geen enkele rol meer. Hier heersen de roofridders van de investeringsmaatschappijen. Hit and run, geld eruit en het personeel gedumpt in de sociale voorzieningen.
Ja, Riens weet het nog. Zijn bedrijf werd begin negentiger jaren overgenomen door een buitenlands bedrijf en de aankoopsom met goodwill werd direct aan de verkeerde kant op de balans gezet. Miljoenen in de min en prompt kwam de reorganisatie die het personeelsbestand meer dan halveerde. Op de een of andere manier was hij die keer en al die keren erna de dans ontsprongen.
De Julianalaan gaat in de bocht over in de Oelerweg. Daar is Het Onland.
Een merkwaardige naam. Wat is on-land? Water?
Riens had altijd al belangstelling voor heemkunde gehad, dus had hij zijn verbazing snel opgelost. Onland is een stukje onbruikbare grond, vaak een drassig en moerassig stukje land. Hengelo ligt relatief laag, dus de kans op drasland is vrij groot.
Op het hoekje van het Onland en de Oelerweg zag hij op zijn formeel illegale straatverblijf in de winter van 2021 voor het eerst iets raars. Een verlaten kinderfietsje. Vastgeketend aan een lantarenpaal. Met ketting en hangslot.
Heel soms ziet hij ze wel. Ouders in een optimistische stemming dat een loopfietsje of kinderrijwiel de gang er wel in zal houden. Totdat de kleine geen zin meer heeft in auto-mobiel zijn en het vervoermiddel aan de wilgen wil hangen. Tja en daar loop je dan met je goede gedrag, met een kind op je schouders en gebukt met het fietsje aan de hand, al mopperend op de luiheid van de jonge spruiten.
Vastketenen aan een lantarenpaal was wel een radicale oplossing…
Iedere morgen reed hij langs Het Onland. Met een blik naar rechts, want hij was hier bijna een keer aangereden omdat de automobilist niet had gezien dat de Oelerweg inclusief fietspaden een voorrangsweg is. Het ging nog goed, hij ontsnapte aan een duikeling op een motorkap.
Daar staat het fietsje, stijf op slot.
Iedere morgen zag hij dat fietsje in ketenen weer. Dag na dag groeide zijn verbazing dat niemand het ding kwam ophalen. Langzaam tastten het klimaat en andere omstandigheden het fietsje aan. Roest kroop steeds verder, de kettingkast verdween, het spatbordje verloor een stuk en het zadel vertoonde een scheur. Het hangslot en de ketting hadden nergens last van. Zijn verwondering bleef.
Riens besluit deze keer te stoppen. Het is toch zonde, zo’n fietsje? Als het er al twee jaar staat, zal het kind er wel uitgegroeid zijn. Dan is er misschien een ander blij mee.
Hij stapt af een bestudeert het kleine rijwiel. Popal? Nooit van gehoord. Hij is opgegroeid in de tijd van Gazelle, Batavus en Union. Little Miss staat er op het frame. Rose, meisjesfiets, dus.
Laat de woke-waanzin beweging het maar niet horen, glimlacht hij, ik ben niet genderneutraal.
Een fietser passeert: “Hee, dat is te klein voor jou, ouwe!” Riens geeft de fietser thumbs-up en onderzoekt het fietsje bedaard verder.
“Dat werd ook tijd,” piept een stemmetje, “ik sta hier al jaren in eenzaamheid te verroesten. Ze hebben me in de steek gelaten en opgesloten.”
Riens zet grote ogen op. Ja, hij heeft fantasie genoeg en schrijft zelfs verhalen, maar een pratend kinderfietsje komt toch alleen in sprookjes voor?
“Opgesloten?” brengt hij uit.
“Heb je jouw ogen in je zak zitten, maat? Ketting en hangslot, en ik heb geen sleuteltje, dat is toch opsluiten? Een afstotelijke lockdown voor een kerngezond fietsje.”
Riens knikt: “Waar kom je vandaan? Misschien kan ik contact opnemen.”
“Ik woonde bij Silke in huis. Ik weet nog goed dat ze in de fietsenwinkel kwamen.”
“Herinner je de fietsenwinkel nog? Het adres? Dan kunne we vast verder zoeken.”
“Nee, natuurlijk niet. Ze pakten me uit de doos en zetten me in de rij. 12 Inch fietsjes voor de allerkleinsten. Ik had nog twee roze collega’s en een paar waren er mintgroen.”
“Ah, de zoete kleurtjes.”
“Kleine meisjes zijn daar dol op.”
Riens herinnert zich zijn eigen dochters. Het klopt. Hij ziet de zuurstokkleurtjes van de Little Pony’s voor zich.
“Ik was zo blij dat ik werd gekocht. De kleine Silke liep direct op me af. Oooh, haar glimlach! Ik zag er ook wel prachtig uit. Mooie zijwieltjes, een mandje voorop en een poppenzitje achterop. Ze begreep het direct, haar knuffel vond het zitje geweldig.”
“Kreeg ze jou?”
“Jazeker. Haar vader kocht er voor de zekerheid een ketting met slot bij. Zo’n mooi fietsje kun je niet zomaar op straat zetten, zei hij, ze jatten het zo weg.” Het fietsje zucht: “Ik had niet kunnen denken wat voor een hekel ik aan die ketting zou krijgen.”
“Hoe ging het fietsen?”
“Eerst nog wat onwennig. Het is ook wel wat, je evenwicht vinden. Ze begon heel voorzichtig binnen, een metertje tegelijk. Wiebelen op het zadel, gelukkig waren de zijwieltjes stevig. Na een tijdje mocht ze naar buiten.”
“Dat was vast feest!”
“Nou! Ook voor mij, ik hou van de buitenlucht.”
“Maakte ze grote fietstochten?”
“Ha, nee. De tochtjes waren zo lang als haar ouders zin hadden. Moeder sleepte voor de zekerheid het wandelwagentje mee voor als Silke moe in de benen werd. Vader kreeg dan de taak mij mee te nemen. Hij mopperde altijd.”
“Tja, zo’n stevig fietsje is wel een gewicht.”
“Tja, zo ben ik geboren. Er bestaat geen afslankkuur voor meisjesfietsjes.”
“Leerde Silke goed fietsen?”
“Met vallen en opstaan, zoals dat altijd gaat. Plastic is niet zo stevig, het kinderzitje sneuvelde het eerst. Het mandje hield het best lang uit, maar bij een botsing brak het toch af.”
Riens gebaart naar de achteras: “Heeft Silke haar evenwicht gevonden?”
“Nou en of! Dat was geweldig, die eerste meters dat ze zonder zijwieltjes kon fietsen. Ik was zo trots. Er viel een last van me af met die wieltjes.”
“En toen werd het racen door de buurt?”
“Ja, heerlijk, ze mocht op het woonerf fietsen. Samen met de anderen. Dat ging er soms ruig aan toe. Ik liep wat butsen en krassen op, maar ja, zo is het leven, nietwaar? Ik genoot van haar gezelschap. Zij genoot van het mijne.”
“Ondertussen groeide ze als kool, natuurlijk.”
Het fietsje zucht: “Ja, daar moest ik ook steeds aan denken. Aan die grotere wielmaat die ze vroeg of laat nodig zou hebben. Het stemde me weleens verdrietig, zeker toen bleek dat het zadel en het stuur niet hoger meer konden. Haar ouders hadden het er weleens over.”
“Een nieuwe fiets?”
“Ja. Ze zouden mij gaan verkopen op Marktplaats. Er waren kindjes genoeg die een fietsje zoals ik wilden hebben. Maar zover kwam het dus niet.”
“Je staat hier al twee jaar.”
“Ja, dat was een donkere dag… Ik hoorde alles terwijl ik in het schuurtje stond.”
***
Silke stampvoet: “Ik wil naar buiten. Ik wil fietsen. Ik wil naar juf! Ik wil naar Oma!”
Moeder zucht achter haar laptop. Dat klusje moet klaar, over een half uur Zoom-meeting. De idioten! De kinderopvang dicht wegens quarantaine en toch verplicht thuiswerken, hoe bedenken ze het!
“Frank,” roept ze naar boven, “leg jij het Silke nog eens uit dat ze niet naar buiten mag?”
Mopperend komt vader naar beneden: “Wat nu weer? Straks hangen de managers weer bij me aan de lijn. Het is stervenskoud op zolder en de wifi hapert telkens weer. Heb je de monteur al gebeld?”
“Die komt niet. Lockdown. Stelletje idioten. We zitten vast hier, het werk komt niet af en Silke zeurt. Jij hebt altijd een goed verhaal bij haar. Probeer het maar weer!”
Vader zet Silke op de bank: “We moeten allemaal thuisblijven.”
“Van wie?” pruilt het kind.
“De mijnheer van de regering heeft dat gezegd. Anders wordt iedereen ziek en kunnen ze niet alle mensen meer helpen in het ziekenhuis. Dat heb je gisteren nog bij het Jeugdjournaal gezien.”
“Ik ben niet ziek, ik moet alleen maar mijn neus snuiten.”
“Iedereen die zijn neus moet snuiten, moet thuisblijven en mag niet naar buiten.”
“Ik wil naar Juf.”
“De juf komt niet. Die moet ook thuisblijven. Net zoals jouw vriendinnetjes. Een paar zijn nu ziek.”
“Ik wil naar Oma.”
“Dat kan niet. Als je Oma ziek maakt, gaat ze misschien dood. Dat wil je toch niet?”
Silke verbleekt: “Dood, net zoals Opa Jan? Moet ze dan achter het gordijn? En komt er dan van die verdrietige muziek bij?”
“Ja, eh, misschien, als ze heel erg ziek wordt… Daarom moet je thuisblijven. De mijnheer van de regering heeft dat gezegd.”
Silke begint te huilen: “Ik ben niet ziek, papa. Ik wil naar Oma. Die is toch alleen?”
Moeder komt erbij: “Waarom huilt ze?”
“Ik heb haar verteld wat ze op het Jeugdjournaal zeiden.”
“Ben jij nou helemaal?” ze duwt haar man naar de gang en doet de deur dicht.
“Moet je haar verdorie een schuldcomplex bezorgen?” sist ze, “ik was al zo blij dat ze naar de wc moest toen ze het op tv daarover hadden. Kinderpersconferentie, ’t mocht wat. Een kind weet nog niks van statistiek. Ze gelooft het direct dat het zo is, verdorie. En nou zit jij haar alsnog dat verhaal op te hangen. Je wordt feestelijk bedankt!”
“Ik bedoel het toch goed, verdorie. Stel dat ze jouw moeder echt ziek maakt?”
“Weet je wat mijn moeder ziek maakt? Dat er niemand komt. Dat ze haar kleinkind niet kan zien. Daar gaat ze dood aan als het langer duurt. Ze kan niks met computers en telefoontjes, dus dat online gedoe werkt bij haar niet. Ze heeft Silke al vier maanden niet gezien. Haar vriendinnen in het verzorgingstehuis zitten zelf locked-down, dus die ziet ze ook niet. Sommigen kan ze zelfs nooit meer zien. Ze snapt het wel, maar ik voel steeds hoe verdrietig ze is als ik haar bel.
En nu laad je er bij Silke een schuldgevoel bij op. Denk je weleens na bij wat ze op de tv allemaal beweren? Heb je zelf onderzocht wat de echte gevaren zijn? Silke snottert verdorie al vanaf het moment dat ze op de kinderopvang kwam. Is dat nou plotseling een dodelijke besmettelijke ziekte waarvoor je om de haverklap stokken in je neus moet prikken om te kijken of je het eventueel zou kunnen hebben?”
“Dat is toch ernstig. Die maatregelen zijn er niet voor niets.”
“Mondkapjes als gedragseffect om ons continu erop te wijzen dat we een dodelijk gevaar zijn voor onze medeburgers? Een avondklok net alsof het weer oorlog is? Een bezoekbeperking? Bezoek dat in je eigen huis in overtreding is als ze op je balkon na achten een saffie roken? Straks verzinnen ze er nog een echte oorlog bij om ons in angst te houden. Ze vertikken het om ons te laten zien wat echt werkt behalve redeloze gehoorzaamheid.
En wat zeggen ze wel? Testen en prikken is de enige oplossing. Iedere behandeling wordt uitgesloten, ze willen niet eens beproefde middelen proberen. Iedereen die de mouwen niet opstroopt voor een medisch experiment is de kwaaie pier. Contra’s en Wappies.”
Vader zucht: “Ik ben niet zo opstandig als jij. Jij durft zonder masker de straat op en de supermarkt in. Ze loeren me allemaal aan als ik zo’n ding niet opdoe. Ik wil mensen geen schade doen.”
“Je houdt al afstand. De werkelijke schade is dat mensen je vriendelijke gezicht niet meer kunnen zien. Dat iedereen tegen wil en dank gemaskerd is. Als gedragseffect…” ze spuugt het woord uit, “wordt iedere lach in de kiem gesmoord. Ik zie alleen maar angst. En dan kruipen ze toch naar een overheid toe die ze voorliegt.”
“Het is toch een ernstige ziekte. Stel dat jouw moeder het krijgt. Dat Silke dan denkt dat het haar schuld is.”
“Dat heb jij haar nu met verteld, ja, dat het haar schuld is.”
“Niet letterlijk.”
Moeder geeft hem een duw: “Smoesjes. Probeer je niet vrij te pleiten. Jij snapt niks van kinderen, zeg! Jij zei “als je Oma ziek maakt, gaat ze misschien dood.” En wat gebeurt er als Oma werkelijk ziek wordt? Wat gaat Silke dan denken? Door jouw domme uitspraak zit dat er dik in.”
“Daarom mag ze niet naar Oma.”
“Potverdrie, hoe lang wil je dat volhouden? Mijn moeder komt komend weekend hier! Je was erbij toen we die afspraak maakten. Je zei nog dat ze onder het toegestane bezoekersaantal bleef, ook al praat ze voor twee.”
“Oh, ik eh…”
“Ja, wat ga je nou doen? Gezellig allemaal samen eten met een mondkapje op en vooral niks tegen elkaar zeggen want anders springen de virussen over? Of snel nog even een spuit erin? En ik was al zo blij dat jij het vaccin ook niet zag zitten.”
“Kunnen we het niet afzeggen? Omdat Silke snottert?”
“Zo, geef je haar de schuld? Of wil je dan voor de zekerheid ons allemaal een stok in neus laten drukken? Want stel je voor, als, hè?”
“Ja, inderdaad.”
“As is verbrande turf. Die afspraak gaat gewoon door. We vertellen Silke nog niks, voor haar is het een fijne verrassing als Oma komt. Ga in je pauze tenminste even met haar naar buiten. Een frisse neus is gezond voor ons allemaal.”
Vader knikt. De gangdeur gaat open.
“Straks mag je met Papa mee naar buiten,” bevestigt Moeder de transactie.
***
“Ik was hartstikke blij toen ik dat hoorde. Weer met Silke naar buiten. Ik werd ook een beetje sip in mijn lagers van al dat stilstaan.”
“Is het bezoek van Oma er nog van gekomen?”
Het fietsje zucht: “Dat weet ik niet.”
***
Een waterig zonnetje schijnt over de straten van Hengelo. De stevige wind beweegt de kale takken van de bomen en jaagt dorre bladeren over de straat die aan de dans van de herfst- en winterstormen ontkomen zijn.
“Waar gaan we naartoe, Papa?” Silke maakt een rondje op de stoep op haar fietsje.
“Gewoon een eindje fietsen. We gaan die kant op.”
Silke staart een voorbijganger na met een mondkapje hoog op de neus. Met een wijde boog loopt hij om hun beiden heen en verdwijnt om de hoek.
“Mensen zijn zo net boeven, Papa, net zoals de Zware Jongens.”
“Dat zijn geen boeven, Silke. De mensen zijn bang dat ze ziek worden. Of anderen ziek maken.”
“Ik vind die kapjes eng. Alsof je de hele dag naar de dokter moet,” ze lacht, “maar ik ben niet bang, hoor Papa, ik ga nu heeeel hard fietsen!”
“Ho, wacht eens…”
Silke zet de sprint erin en fietst joelend het Onland over richting de Oelerweg.
“Heee”, roept vader, “niet zo snel! Uitkijken, je komt bij een voorr…”
Een Pedelec suist fluisterstil naderbij over het fietspad. Een schreeuw, een verwensing: “Stom kind, uitkijken!” Met een schielijke beweging wijkt de sportfietser uit en vervolgt met hoge snelheid zijn weg.
Silke schrikt, trekt aan het stuur, slipt en valt van de fiets af, kats tegen een stoeprand aan en blijft roerloos liggen. Het fietsje komt tot stilstand tegen een lantarenpaal.
Vader rent tierend naar haar toe: “Stomme idioot, jij moet uitkijken!” fulmineert hij richting de fietser, “het is geen racebaan hier! Niemand hoort je aankomen met dat kutding!” Hij schreeuwt echter tegen de rug van de man die volkomen geconcentreerd op zijn eigen voortgang snel uit het zicht verdwijnt.
Silke jammert zacht. Bloed sijpelt uit een glip in haar haar. “O Jezus, meisje van me,” stamelt vader. Hij is zich wezenloos geschrokken. Een blik om hem heen. Wat nu? Geen voorbijgangers te zien. Iedereen blijft netjes thuis, precies zoals de premier gezegd heeft.
“Naar huis,” zegt hij, “ik draag je wel.”
“Mijn fiets,” jammert Silke.
“Die zetten we hier wel even op slot. Maak je geen zorgen. Eerst naar huis, en dan naar de dokter. Dan haal ik later de fiets wel op”
“Ik ben niet ziek,” huilt het meisje, “ik wil geen mondkapje op.” Het slot rinkelt. Vader tilt zijn dochter voorzichtig op en loopt terug het Onland in.
***
“En daar stond ik dan,” besluit het fietsje, “vastgeketend aan een lantarenpaal. Ik kon geen kant op.”
“En dat bleef zo,” herinnert Riens zich, “al meer dan anderhalf jaar lang.”
“Ja, en er kwam niemand meer om me op te halen. Ik ben zo bang voor wat er misschien met Silke is gebeurd. Er is niks zo erg als een verhaal waar geen afloop aan zit. Ik heb me van alles in de wielen gehaald, het ene rampscenario na het andere, maar ik weet niks. Ik stond daar maar en niemand keek naar me om.”
“Dat snap ik, maar ik kan dat slot ook niet losmaken. En dan, je hebt geen adres op je frame zitten. En de sticker van de fietsenmaker is ook al niet meer te lezen. Alles wat ik voor je kan doen is de politie bellen.”
“Ja, leuk. Dan zagen ze me los en kom ik in de stort terecht. Ik ben er niet beter op geworden in al die tijd. Laat me maar gewoon staan. Misschien komt Silke nog terug.”
Riens knikt: “Zoals je wilt. Ik hoop er het beste van voor je.”
Hij zucht en stapt weer op. Hij houdt zelf ook niet van open-eind verhalen, maar hij heeft geen sleutel, dus een slot komt er niet. Zelfs al had hij die sleutel gehad, wat had hij zelf kunnen doen? Het fietsje mee naar huis nemen?
Het was een rottijd de afgelopen twee winters, mijmert hij, ik hoop maar dat er dit najaar niet weer coronarigheid bij al die andere ellende komt.
Ja, schrijven over de toekomst heeft altijd een open eind. Hij besluit zich te concentreren op de receptie. Het is fijn om weer even wat oud-collega’s te zien. Kort ervaren hoe zij met het open eind van te toekomst omgaan.
Soms een beetje achter de geraniums zitten is niet erg. Het zijn vriendelijke planten. Tussen hun bladeren en bloemen door zie je perspectief. Daarmee kom je de winter door.
Met de verwarming lekker op een-en-twintig, besluit hij, koukleumen is voor de klimaatzeloten.