BCO

Muziek: Corre, corre, nino! van La Parada.

“Jongens, wat ben ik blij dat ik jullie hier eindelijk weer zie.”

“Net zo, makker,” bromt Sjors, “wanneer was het voor het laatst?”

“Meer dan een jaar terug?” oppert Alfons, “Gerrit zei nog dat dit gedonder slecht was voor de branche.”

“Een wonder dat ons kroegje er nog zit,” voegt Richard toe, “dat was een harde dobber met die gedwongen sluiting. De huisbaas doet het niet voor niks.”

Kees slaat een blik op de bar voor hij gaat zitten: “Vandaar dat hij de zwart-wit TV nog niet vervangen heeft.”

Het kwartet bestelt dubbele pilsjes. De waard knikt minzaam en tapt schuimend gerstenat in grote glazen. Binnen de kortste keren staat verfrissend blond op tafel.

“Hee Gerrit, je hebt nu zeker tijd over?” merkt Richard op, “geen gedonder meer met mobieltjes en geboortedata.”

“God zij dank niet meer,” reageert de waard, “ik vreesde al dat ik een beveiligingsdienst met dranghekken nodig zou hebben. Maar je ziet het wel, ze laten je geen rust. De ene crisis na de andere. Nou moet je opeens de verwarming lager zetten om het hoofd boven water te houden.”

“Inderdaad,” moppert Alfons, “de hele dag Ikea-kleuren op teevee, volgens mij sponsoren die jongens Poetin om de druk erop te houden, zodat de hele wereld polariseert richting Zweedse meubeltjes. Heb je het gehoord? Ga van het gas af om Poetin dwars te zitten. Klimaatconversie als verzetsdaad. Verkoopt zeker beter. Kost je wel vijftigduizend euro aan niet-gesubsidieerde spullen.”

“Ikea-kleurtjes?” grijnst de waard met een hoofdbeweging richting het apparaat boven de bar, “heb ik geen last van, ik vertoon alleen vijftig tinten grijs.”

“Nou, als dat zo is,” lacht Sjors, “dan mag je weleens wat anders in je videorecorder stoppen dan herhalingen van voetbalwedstrijden uit de vorige eeuw.”

“Misschien moet je toch eens een kleuren-tv aanschaffen, Gerrit. Dan kunnen we ook alle andere vlaggetjes zien van de naties in nood die we op dit moment gewoon vergeten.”

“Hm,” bromt de waard, “dat kan er met de huidige overheidssteun die ik voor de helft van dit jaar moet terugbetalen niet af. Dan kan ik zelf naar de Bijstand.”

“Laten we klinken,” Richard heft het glas, “op blijvend vrije onbeperkte toegang tot dit café!”

Het geluid van tinkelend glas overstemt de oorlogsverslaggeving.

“Ja, klote was dat, die Kuu-Err-Code rotzooi,” mijmert Kees, “ik heb geen mobieltje en heb geen zin in die spuitenparade van De Jonge. Opeens zit je dan vast thuis, je mag nergens meer in zonder dat klote-vinkje en iedereen zit je aan te staren als je het toch probeert. Ik heb weleens ergens stampij zitten maken, maar dan heb je gelijk BOA’s op je nek zitten. Die lui vonden het leuk om geweld te gebruiken. Net zoals de politie op het Museumplein laatst.”

Alfons trekt een wrang gezicht: “Ja, we doen het allemaal voor elkaar, nietwaar?”

“Me Zoole. Ze spelen dat spelletje nog steeds door als je de grens over wilt,” schampert Richard, “anders was ik al lang met mijn truck naar Brussel gereden om die lui eens te vertellen wat ik als Europees burger ervan denk. En dat kabinet van ons tekent direct bij het kruisje. Die grijnslacher en zijn maatjes brengen een complot in de praktijk.”

“Met die benzineprijzen van tegenwoordig ben je dan haast een overtuigingsfilantroop,” lacht Alfons, “richt er een stichting voor op!”

“Verspil nooit een goede crisis, ik hoor het die kale Duitser nog zeggen in dat kromme Engels dat net zo klinkt als dat van de kwaaie pier in een James Bond film. Zjoe will ooow nossing end bee haappie. Ik vraag me dan altijd af wie er dan alles in eigendom heeft.”

“Kom op, jongens,” onderbreekt Sjors, “kaarten op tafel, een spelletje is veel leuker dan de Dagelijkse Den Haag Vandaag Show!”

Speelkaarten tonen getal en rang in de handen van de maatjes. Niet meer in gebruik zijnde Eurocenten dienen als fiches. Sjors heeft succes. Zijn stapeltje centen is al tweemaal zo hoog als dat van de anderen.

“Zo meteen stop ik alles in een rondje,” merkt hij als troost op.

“Weet je nog van vroeger?” zegt Alfons, “dat spelletje van die kettingbrieven waarmee je rijk kon worden?”

“Jaahhh, die slecht gespelde brieven die je vertelden dat je kon ontsnappen aan een bestaan als loonslaaf als je geld overmaakte aan de rekening van de afzender en de brief doorstuurde aan een ander met je eigen rekeningnummer erop.”

“Leuk bedacht,” Richard gooit een troefkaart op, “maar rijk werd je daar niet van. Of je nu de keten verbrak of niet.”

“De keten verbreken brengt ongeluk, stond er altijd, dan zou je worden vervloekt en de vreselijkste rampen zouden je overkomen,” onderbreekt Sjors zijn piekeren over strategie.

“Dat gold niet voor de afzender.”

“Onvoorstelbaar ouderwets,” Alfons pakt de kaarten van zijn slag, “papier en postzegels. De Posterijen voeren er wel bij. Daarna kreeg je Internet en piramidespelen.”

“Veel geld in het vooruitzicht, maar eerst zelf betalen. Je moet wel erg veel vertrouwen in de mensen hebben voor je aan zoiets meedoet.”

“Heb jij veel vertrouwen in loterijen, dan?”

Sjors maakt een gebaar naar waard Gerrit. Deze verstaat zijn vak en komt terug met groot schuimend blond: “Heren, bij een loterij weet je zeker dat je 98 procent kans hebt om je geld kwijt te raken. Bij Piramidespelen hoop je dat de volgenden niet zien dat de verlieskans nog groter is.”

Richard laat nadenkend twee kaarten op tafel vallen: “Kettingbrieven, piramidespelen, ze leveren je hoogstens wat op als ze zich verspreiden als een virusbesmetting.”

“Ben je weer bezig met je rekensommetjes?” lacht Alfons.

“Een hobby van me. Het is fascinerend hoe snel getallen dan groter kunnen worden. Stel, ik stuur die brief door naar tien man, die hem ieder weer doorsturen naar tien man, enzovoorts. Tien maal tien maal tien enzovoorts. Hoe veel postzegels zou je dan wel niet moeten drukken?”

“Weet je trouwens dat we tegenwoordig een nieuwe kettingbrief hebben waar iedereen geacht wordt om aan mee te doen?”

“Ik gooi die vage mailtjes altijd meteen weg,” reageert Sjors, “wat bedoel je?”

“BCO.”

“Wa’s dat voor voetbalclub? Iets in een amateurklasse West II?”

“Bron en Contact Onderzoek. Word je geacht aan mee te doen als je positief test bij de GGD. Ze bellen je ervoor op.”

“Ik heb weleens gehoord van dat spelletje. Hoe werkt dat?”

“Je moet naam en telefoonnummer opgeven van iedereen die de afgelopen maand met jou in contact is geweest. Die worden dan weer geacht zich te laten testen en dan komt er een verder BCO op degenen die weer positief testen. Je ziet, dat werkt net zoals een piramidespel. Met als prijs tien dagen quarantaine en de schrik in de benen als je pech hebt. En een registratie in de database als minimaal potentieel gevaarlijk zieke burger.”

“Waanzinnig, hoe weet ik dat nou? Als ik in de Kalverstraat loop, onthoud ik niet met wie ik allemaal meer dan een kwartier in een hokkie heb gezeten.”

“Ik werd gisterenavond door zo’n vogel opgebeld. Nu nog!”

Sjors, Alfons en Richard kijken schaapachtig: “Wat? Doen ze dat nog steeds? Alles was toch afgeschaft?”

Een knik is het antwoord: “Ze vroegen of ik langer dan een kwartier op een bepaald adres geweest was.”

“Waar dan? Moest je naar de dokter? Ja, je zit zo een half uur in een wachtkamer als het druk is.”

“Nee, dat adres was een pandje in de Bloedstraat.”

“Jeeminee,” zucht Alfons, “was je vrouw erbij toen je werd gebeld?”

“Zeker. Ze keek wel gek op naarmate het gesprek vorderde.”

“Krijgen ze ook al Corona in Het Leven?” lacht Richard, “het is ook wel lastig pijpe… eh werken met een mondkapje op. En dan handschoentjes rond je pi… eh… dat werkt niet voor de prikkels.”

“Hee jongens,” roept de waard, “dit kan niet hoor. Ik heb publiek van beneden de achttien aan de bar zitten.”

“Ik vroeg wat details,” vervolgt Kees, “over wie het ging bijvoorbeeld. Nee, dat mochten ze niet vertellen. Ze zeiden alleen dat het om een contactberoep ging.”

“Snoepertje,” gniffelt Sjors, “kom je daar weleens?”

“Nee, tuurlijk niet. Althans niet voor mijn plezier. Ik ben er vorige week geweest als DHL-bezorger. Bijbaantje van me. Ik moet een beetje klussen voor de centen.”

“Wat voor pakjes bestellen ze in die buurt achter de Nieuwmarkt? Niemendalletjes en negligeetjes voor in de etalage?”

Kees schudt zijn hoofd: “Gereedschap, denk ik. En een grote doos met latex handschoenen. En nog iets van datzelfde spul in kleine pakjes. Conchita en Sjaak zijn aardige mensen hoor, ik kom er wel vaker en krijg altijd koffie als ik de hele boel naar boven sjouw. Sjaak doet de administratie en Conchita spreekt geen Nederlands maar snapt alles en is volgens Sjaak een kei in haar vak. Ze lacht heel vriendelijk. Ze doet me altijd aan vakanties in Spanje denken.”

“Latex voor de klanten,” merkt Alfons op, “Safety first with the best there is.”

“Dus je komt er alleen professioneel?” informeert Sjors.

“Wat dacht je, ik heb het thuis veel te goed, mijn vrouw en ik zijn heel bedreven in horizontaal en verticaal recreëren! Hoe dan ook, die GGDer meldde dat ze achter haar hele klantenbestand aan belden.”

“Tjee, maar wie had er over corona geklaagd dan?”

“Dat hangen ze mij niet aan de neus. Ze zeiden dat ik me moest laten testen. Nou, dat doe ik niet zomaar. Weet jij veel wat ze in die wattenstokjes hebben zitten?”

“Je kunt toch zo’n thuisding proberen?”

“Ik heb een keer Cola op zo’n ding gemorst,” grinnikt Sjors, “sloeg gelijk positief uit. Maar een Coca-Cola verbod, ho maar.”

Kees maakt een resoluut gebaar: “Ik trek mijn eigen plan, dus dacht ik, wat de GGD ken, dat ken ik ook. Diezelfde avond nog! Ik wilde het fijne ervan weten.”

“Wat heb je gedaan?”

“Een bezoekje gebracht aan de Bloedstraat. Ik kreeg weer koffie! Conchita had de dienst er net op zitten. Ze waren verrast dat ik nog even langskwam, zonder pakje nog wel.”

“Tsjonge, hoe reageerden ze?”

“Ik vertelde ze van dat BCO. Sjaak begon gelijk te mopperen. Dat Conchita vals beschuldigd was, dat ze altijd netjes haar medische keuringen deed en dat hun branche al die tijd al last had gehad van de coronagekte en dat dat stelletje moraalridders in de gemeenteraad totaal niet begrepen wat voor een belangrijke sociale functie Conchita vervulde. Maar goed, ze hadden maar meegewerkt aan dat BCO, anders begon de club van Halsema weer moeilijk te doen over immoraliteit op de Wallen. Ze hadden al het bezoek van de bewuste dag maar doorgegeven. Kinderspel nu ze allemaal moeten pinnen.”

“Hoe kwam de GGD achter dat adres?”

“Sjaak vertelde het: Er was een klant lastig geweest.”

“Ah, nou wordt het spannend,” gniffelt Richard.

“Die klant wilde tegen de huisregels in zonder jasje aan naar binnen. Toen zei Conchita: “No en mi coño, ah hijo de puta!” Ze hoefde hem er niet eens uit te gooien. Die vent verslapte direct en werd lijkbleek. “Corona, jij hebt corona” gilde hij en hij ging er als een haas vandoor. Gelukkig had hij vooraf betaald.”

“Die Conchita,” lacht de waard, “die is niet op haar mondje gevallen!”

“Versta jij dat, Gerrit?”

“Tuurlijk. In twee weken in een achterbuurthotel in Torremolinos leer je heel wat bij!”

“Ik vertelde alles aan mijn vrouw,” besluit Kees zijn verhaal, “en ze kon er hartelijk om lachen.”

Richard trekt een bedachtzaam gezicht: “Nou, ik ben toch wel benieuwd hoeveel scheidingen dat BCOtje gaat opleveren. Tja, je doet het voor elkaar, nietwaar?”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

error: Inhoud is beschermd!
Scroll naar boven