Bermtoerist

Muziek: Covid Mask een parodie op het liedje Monster Mash, gemaakr door Oscar Nowak

Ik ging op een dag uit fietsen,
Ik voelde mij moedeloos…

Een straffe noordoostenwind waait me tegemoet over de weilanden, ik zet me schrap op de pedalen.

Ik heb die frisse neus hard nodig na twee uur opsluiting in mijn coronagedwongen thuiskantoor met een teleconferentie waarbij iedereen door elkaar klept en de voorzitter steeds net te laat is om orde te houden. Mijn oren tuiten ervan. Geen steek verder gekomen, de figuurlijke polder is onder water gelopen. Overlegstructuur, ’t mocht wat!

Gelukkig, een houtwal. De takken met pas ontloken blaadjes houden een deel van de wind tegen. Ik haal adem. Ik ben blij dat ik buiten ben. Vermaledijde mondkapjes. Muilkorven zijn het, die mijn stem al doden voordat de woorden compleet zijn.

“Hee, daar!”

Ik kijk verbaasd om me heen. Waar komt dat geluid vandaan?

“Ja, hier!”

Mijn blik zwenkt naar de greppel in de berm. Ik stap af en kijk naar beneden. Het stikt van de bermtoeristen van de menselijke beschaving. Dat krijg je in de buurt van een recreatiegebied. Ik tel zes koffiebekertjes, drie colablikjes, een fantablikje, twee frietbakjes met een vleugje mayonaise en een aangebroken pakje zakdoekjes. Verderop blinken een aantal flesjes zonder statiegeld in de zon. Een paar uitgelezen Panorama’s fladderen met hun bladzijden in de strakke bries.

“Hee, je kijkt niet goed, hier! Deze kant!”

Ik kijk iets verder dan mijn neus lang is en zucht van verbazing: “Een pratend mondkapje?”

“Da’s toch normaal, wij hebben ook een stem hoor! Ik ben Chirurgisch Mondkapje Type IIR/2R PP Non Woven. Ik lijd aan gelaatsverlies, ik ben hartstikke eenzaam. Schande, ik heb toch ook rechten?”

“Gelaatsverlies?”

“Bent u wel op de hoogte met de regels van deze tijd? Een mondkapje hoort op een gelaat zoals je wanten draagt in de winter. Ze hebben me weggegooid, ik ben mijn gelaat kwijt en voel me nu een eenzame en verlaten bermtoerist zonder uitzicht.”

Ik lach: “Ik kan me indenken dat iemand je weggooit. Wij zijn als mensen ingericht om vrij te ademen, als je daar een beklapje tussen stopt, is dat vermoeiend en ongezond. Zeker in de buitenlucht op de fiets.”

Het mondkapje loopt blauw aan: “Gaan we schelden? Ik ben geen beklapje, ik ben een gecertificeerd niet medisch mondkapje en ik heb mijn rechten volgens de Universele Rechten van de Muilkorf. Dat wordtl een klacht indienen bij de overheid wegens discriminatie.”

Ik trek een wenkbrauw op: “Muilkorf? Wat voor wet is dat?”

“Ja, we zijn een beetje nieuw dus liften we mee op de rechten van muilkorf en bekklem. Diverse regeringen ontlenen daar hun macht aan, dus een wet rond universele rechten was snel geregeld.”

“Goh, waar wil je die klacht dan indienen?”

“Wat dacht je? Het politiebureau natuurlijk. Daar doe je toch aangifte?”

Ik knik: “Nou, dan wens ik je veel succes. Het is een heel eind lopen van hier.” Ik stap weer op.

“Ho nou, wacht eens even. Wil jij me niet helpen? Ik kan er niet zelf naartoe, want de wind waait de verkeerde kant op.”

“Dus ik moet met een mondkapje mee naar het politiebureau?”

“Als je me wilt helpen.”

Ik besluit mee te doen als kleine bijdrage aan de vermindering van de afvalberg. Ik diep een plastic zakje op en spreid dat voorzichtig over het mondkapje om het op te pakken zonder het aan te raken.

“Hee, wat benauwd,” is het protest, “je kunt me toch gewoon oppakken? Ook mondkapjes hebben behoefte aan contact.”

“Ik dacht het niet. Wie garandeert me dat jij niet vol coronavirussen zit? Ik kijk wel link uit. Eigenlijk had ik je in de fik moetens steken, de enige veilige manier.”

“Nou ja, het moet dan maar. In ieder geval fijn dat je me wilt helpen.”

Ik stop het zakje met mondkapje in mijn zak en fiets naar de politiepost in een dorpje verderop. De ingang valt bijzonder op door een kleurig bord vol met coronapictogrammen voor afstand houden, beklapje op, de maximum lichaamstemperatuur en nog veel meer. Er staan zo veel regels en voorschriften op dat ik het er maar op waag ze te negeren, doorlezen kost me een half uur.

“We zijn er,” zeg ik en haal het verpakte mondkapje uit mijn zak. Het kijkt nieuwsgierig om zich heen terwijl ik naar binnen loop.

“Hee, moet jij geen mondkapje op?” klinkt het gedempt uit het plastic.

Ik haal een kaartje uit mijn zak: “Uitzondering Mondkapjes wegens beperking of ziekte, Artikel 2a.4 van de Regeling aanvullende mondkapjesverplichtingen COVID-19.”

De balie is stevig afgeschermd met een dikke plaat plastic. Een agent van dienst wijst narrig op zijn gezicht en dan naar mij. Ik laat ook hem het kaartje zien.

“Hmm, het is dat ik u niet om medische gegevens mag vragen,” bromt de agent, “dit hele land zit vol simulanten. Wat is er van uw dienst?”

“Ik kom niet voor mezelf,” ik schud het mondkapje uit het plastic zakje op de balie, “maar voor deze mijnheer.”

“Afvalmondkapjes horen in de prullenbak.”

Het mondkapje loopt paarsblauw aan: “Prullenbak? Dat is genocide! Ik ben een mondkapje en ik wil aangifte doen van discriminatie op grond van de Universele Rechten van de Muilkorf.”

De agent krabt achter zijn oor: “Welke rechten zegt u?”

“Ieder mondkapje heeft recht op een gelaat om in het kader van zijn nuttige bijdrage aan de volksgezondheid mond en neus te bedekken, niet alleen ter voorkoming van virusverspreiding, maar ook om te felle woorden van protest tegen de heilzame maatregelen van de overheid in de kiem te smoren. Daarom zijn onze rechten verbonden aan die van muilkorven en bekklemmen.”

De koddebeier trekt een formulier met doorslagen uit de la en scherpt zijn pen: “Naam?”

“Chirurgisch Mondkapje Type IIR/2R PP Non Woven”

“Delict?”

“Gelaatsverlies in strijd met de Universele Rechten van de Muilkorf”

“Locatie van delict?”

“Waar heb je me gevonden?” vraagt het mondkapje. “Bovenweidse Veldweg,” is mijn antwoord.

“Vermoedelijke dader?” vervolgt de politieagent.

“Ja, hoe moet ik dat weten? Ze trekken me uit een pak en maken geen kennis met me. Ja, de dader rookte, hij stonk naar sigaartjes en was heel grof in zijn taalgebruik. Mijn vezels kromden ervan, maar je doet je best, nietwaar?”

“Dader onbekend. Tegen wie doet u dan aangifte?”

“Nou, eh, ja, de regering dan maar. Die hebben die regels bedacht zonder zich te bedenken dat ze het volk er wat beter onder moeten houden. Als ze beter hadden opgelet en strakker hadden gehandhaafd, was mijn gelaatsverlies niet opgetreden.”

“Dat zal niet gaan. De overheid is juridisch immuun verklaard voor de gevolgen van hun maatregelen,” hij meesmuilt, “daarom zitten ze er allemaal nog demissionair te wezen tot sint juttemis.”

“Dit is ongehoord!” schreeuwt het mondkapje, “wie komt er dan op voor mijn rechten? Ik word gediscrimineerd, er wordt mij een gelaat onthouden. Wel demonstreren voor black lives, maar niet voor een mondkapje dat het goed met jullie voor heeft? Onmenselijk schandalig!”

De agent zucht: “Goed, heeft u contacten die uw beroep kunnen staven? Een belangenvereniging of politieke partij? Zit u bij de FFP2, KN95 of N95?”

Het mondkapje zucht: “Bij geen van allen. Hoe haal ik nu mijn recht?”

“Richt een politieke partij op,” grapt de beambte terwijl hij het aangifteformulier versnippert, “juist de kleintjes maken nu het meeste lawaai in de Kamer.”

“Dat is een prima idee! Hoe doe ik dat?”

“Akte van oprichting en statuten opstellen, notarieel laten vastleggen, inschrijven bij de Kamer van Koophandel en registreren voor de verkiezingen.”

“Dat ziet eruit als een prima roadmap!” juicht het mondkapje, “we zijn eruit. Zou jij me willen helpen?” klikt het bedeesd naar mijn kant.”

“Jazeker,” ik pak hem weer in zijn zakje, “we beginnen bij de notaris.”

Ik fiets naar huis, leg het mondkapje op tafel en stel een modelformulier met oprichtingsakte op.

“Klaar,” zeg ik, pak een grote envelop en stop formulier en mondkapje erin.

“Hee,” klinkt het benepen, “waarom moet ik mee?”

“Jij kunt je zaak bij de notaris het beste zelf beargumenteren. Dat overtuigt meer dan een paar letters op papier.”

“Ach ja, dat is ook zo.”

Ik plak de envelop dicht en stamp er een adreslabel en een postzegel op. De brief gaat naar Notariaat Nalaten Verzekerd.

“Hee, niet zo schoppen!” klinkt het verontwaardigd uit de envelop.

“Groetjes en succes, he!” zeg ik als ik de envelop in de brievenbus gooi.

“Dank je!” hoor ik nog net.

***

Een paar dagen later lees ik het regionale nieuws in de krant.

Terroristische aanslag bij Notariaat?

Woensdag kwam er een melding binnen van een verdachte envelop die was binnengekomen bij Notariaat Nalaten Verzekerd. De politie rukte met groot materieel uit en schaalde het dreigingsniveau direct op.

Omdat de angst bestond dat de brief explosieven bevatte, werd de Explosieven Opruimings Dienst ingeschakeld. Deze verwijderde de envelop uit het pand en analyseerde de inhoud. De envelop bevatte een mogelijk met Corona besmet mondkapje en een oprichtingsakte voor een nieuwe politieke partij, mogelijk een terroristische organisatie van mondkapjes die zich door filtratie een plaats in onze democratie probeerde te veroveren.

 Het mondkapje is door een laboratorium onderzocht en bleek PCR-positieve vezels en een zware nicotineverontreiniging te bevatten. Na analyse is het kapje vernietigd.

“Ach,” denk ik bij mezelf en haal opgelucht adem, “toch wel een treurig einde voor een bermtoerist.”

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven