De Kikkerprins

Vooraf

Op de markt in Staphorst kwamen we een koopman tegen die glazen miniatuurtjes verkocht. Hij had er twee buiten het doosje staan, een steigerend paard dat leek op een glazen Twents Ros en een kikker op een waterlelieblad. Bij nader inzien bleek de kikker van koninklijke bloede, ook al was zijn blauwe bloed door zijn transparante uiterlijk niet waar te nemen.

De Gebroeders Grimm verzamelden in hun verzamelwerk Kinder- und Hausmärchen het bekende sprookje van de kikkerprins. Tja, dat was in de negentiende eeuw. Wat zou er gebeuren als in deze moderne tijd een meisje een kikker zou kussen? Mijn fantasie begon te borrelen en jawel, daar kwam de onderstaande versie vanuit het perspectief van de kikker zelf!

Frog Galliard van John Dowland gespeeld door Scott Tenant, 😉 kikkersprongen in een stukje cultuurhistorie!

De Kikkerprins

Er was eens een prins die in een kikker veranderd was. De exacte reden waarom was hij vergeten, maar hij had nog goed onthouden hoe hij van deze amfibische staat af moest zien te komen: Een welgemeende kus van een mooi meisje.

“De kus mag van beide kanten komen,” had de toverheks van dienst medegedeeld, “lipcontact is al voldoende om de betovering te verbreken. Je moet een zekere succeskans garanderen, want met kikkers en meisjes ligt dit nu eenmaal wat moeilijk.”

Zo woonde hij vele jaren in een vennetje in het bos, vlak aan een al eeuwen gebruikte wandelroute. Hij deed ontzettend zijn best om de aandacht van een mooi meisje te trekken, maar niets hielp. Gekke capriolen in het water? Geen succes. Welluidend romantisch kwaken in de maneschijn op een stille avond? Hij kwam niet eens tussen het geklets en het bellen van de passanten. Een elegant dansje op het wandelpad? Alles wat hij oogstte was een hartstochtelijk Getverderrie, wat is dat voor een eng beest? en een poging om hem met een boog in het water te trappen.

Een keer was het hem bijna gelukt. De gedachte daaraan bracht hem zowel vreugde als verdriet.

Op een vroege warme ochtend was een stelletje bij de waterkant aangekomen, een meisje dat samen kwam met een jongen op een mountainbike. De jongen was het bos in gereden, hij leek met zijn helm op de ridders te paard die de Kikkerprins zich uit zijn prinsenjeugd herinnerde. Het meisje had een handdoek uitgespreid bij de waterkant en zich in vreemde kledij gehesen, alleen een broekje en een stukje voor haar borst. Ze had dopjes in haar oren gedaan en was lekker gaan zonnen. Ze lag heerlijk in haar eigen wereld te genieten, de duidelijk hoorbare hardrock sloot alle geluiden buiten.

De Kikkerprins had haar een tijdje vanaf een waterlelieblad bespied. “Dit gaat me al eeuwen duren. Ik zou zo graag weer prins worden,” zei hij tot zichzelf en waagde een paar sprongen. Nu was het uitkijken: Hij sprong op haar been.

“Hmmmm,” mompelde ze dromerig, “ben je nu al terug van dat rondje mountainbiken? Je hebt je wel in het zweet gewerkt, zeg. Je voelt klam in je handen.”

De Kikkerprins begreep weinig van haar verhaal en waagde de sprong tot aan de voet van de heuvels onder haar topje.

“Ja, nu ik er aan denk, eigenlijk had je me in moeten smeren,” glimlachte ze zonder haar ogen te openen, “maar ja, ik had mijn bikini nog niet aan.”

Nog een sprong leek de Kikkerprins erg riskant. Hij had haar lippen in zicht, hij moest nu niet stranden in het zicht van de haven. Voetje voor voetje beklom hij haar voorgevel.

Ze kirde, zodat hij bijna werd gelanceerd: “Ondeugd, iedereen kan ons hier zien hoor!”

Nog een klein stukje. De Kikkerprins zette zijn voorpoten op het naakte stuk huid bij het kuiltje van haar hals. Haar lippen lokten. Als hij nog een heel klein sprongetje maakte.

“Getsie, wat heb jij aan je vingers zitten? Dat lijkt wel kettingvet, heb je weer aan je fiets zitten smeren onderweg?”

Nieuwsgierig opende ze haar ogen. Ze slaakte een schreeuw van afschuw toen ze oog in oog bleek te staan met een populair amfibie. “Weg, weg!” krijste ze en met een wijde boog vloog de kikker door de lucht en plonsde tussen het kroos.

Juist op dat moment kwam de jongen op een mountainbike aanrijden. Hij sprong haastig van zijn fiets en knielde bij zijn meisje neer: “Wat is er?”

Ze kwam een beetje overeind: “Ben jij er nu pas? Het was een kikker, zo’n eng vies beest,” ze tekende zijn route uit op haar lijf, “ik dacht dat jij dat was.”

“Misschien probeerde hij je wel te kussen,” lachte de jongen, “wie weet wat er dan was gebeurd.”

“Heb je nog meer wilde ideeën? Gekust door een kikker, nou vraag ik je. Ik ril er nog van, die slijmerige poten.”

“Hij is vast in de buurt,” suste hij, “ik zal het hem even voordoen.” De kus die daarop volgde duurde een aardige tijd en veranderde duidelijk de aard van de opwinding van het meisje.

De Kikkerprins had zwaarmoedig toegekeken. Aan zo’n voorbeeld had hij niks. Een heel klein kusje was al genoeg, zo’n langdurig Frans exemplaar met tongenwerk was helemaal niet nodig. Zo agressief! Stel dat ze zijn tong uit zijn bek had getrokken!

De herinnering maakte hem somber. Hij klom op een plompeblad en piekerde. Eng, vies beest, zo ver was het met hem gekomen. Hoe kon hij ooit weer prins worden? Hij moest het over een andere boeg gooien. Hij zwom naar de kant en ging op weg naar de heks die zijn betovering had ontworpen.

Na een lange reis door het bos waarbij hij een aantal malen moest schuilen voor een langs vliegende ooievaar, kwam hij bij het landhuisje van Heks Doemaarzo.

“Nee maar, Kikkerprins,” verwelkomde ze hem, “ben je nog steeds een kikker? Ik ben blij dat mijn betoveringen zo lang houden. Met een beetje geluk haal de de tien eeuwen wel. Daarna is de garantie verstreken.”

“Over de kwaliteit van de betovering heb ik geen klachten,” mopperde de Kikkerprins, “maar volgens mij heb ik geen doelgroep meer. Op deze manier blijf ik kikker tot Sint Juttemis.”

“Jouw doelgroep bestond toch uit dames van huwbare leeftijd?”

De Kikkerprins knikte: “Dat dacht ik, maar niemand kijkt naar me om. Ze hebben alleen maar belangstelling voor zo’n raar glasplaatje dat ze in de hand houden. Ik kan kwaken wat ik wil, maar ze kijken niet. Op een keer zag ik zelfs dat een meisje tegen dat ding praatte, er kwamen zelfs lieve woordjes uit en toen kuste ze dat ding zo maar. Ik stond perplex. Glas kussen? Maar toen kreeg ik een schitterend idee.”

“Zo’n ding noemen ze Smartphone. Da’s moderne magie. Vertel eens,” zei de heks, “hoe ga jij de aandacht trekken?”

“Als ik van glas zou zijn, kussen ze mij misschien ook.”

“Is dat wel zo’n goed idee?” merkte Heks Doemaarzo op, “je houdt je vorm, ik kan geen Smartphone van je maken. Als glazen kikker ben je niet zo mobiel. Je kunt dan geen poot trekken en kwaken lukt ook niet, hoogstens een paar woorden tussen stijve kaken. Als groene kikker heb je meer kans.”

“Meer kans?” de wangen van de kikker zwollen kwaad op, “ik wacht al bijna vijfhonderd jaar op een verlossende kus, maar niets helpt. Ik wil het graag proberen. Als ik nou met mijn tijd mee ga.”

“Tja, de toverspreukgarantie biedt een enkele gelegenheid tot transformatie van je uitvoering,” zei de heks, “maar denk eerst even na over een plek waar je wilt wonen. In een vijver zinkt een glazen kikker naar de bodem en dan trek je slechts de aandacht van stekelbaarsjes.”

“Dat had ik me niet gerealiseerd,” zuchtte de Kikkerprins, “weet jij geen geschikte plek?”

Heks Doemaarzo dacht na: “Ik weet een geschikte locatie, maar of het daar storm loopt met kussende dames… Ik moet je wel waarschuwen. Omdat je van materiaal verandert, is de uitwerking van de kus niet helemaal gegarandeerd, het kan zijn dat je op een kus weliswaar in iets verandert, maar dat een extra kus nodig is om helemaal te ontspreuken. Gezien jouw nieuwe materiaal, ligt het initiatief louter bij de dame, want jij bent bewegingloos, hetgeen je kansen vermindert.”

“Alles beter dan nog een eeuw eenzaam wegkwijnen in een vennetje,” zuchtte hij, “doe maar zo.”

“Zo heet ik,” antwoordde de heks monter en goot een bubbeldrankje over hem uit, “vlees wordt glas, ik wist het pas. Van waterplas naar kunstpaleis, dat wordt nu jouw laatste reis.”

De Kikkerprins kreeg het gevoel dat hij zweefde, na een korte vlucht door de wolken werd het donker om hem heen. Hij stond in een donkere stille ruimte waarvan hij vaag de wanden kon zien.

“Van de regen in de drup?” vroeg hij zich af.

Opeens flitsten lichten aan. Een man in uniform liep door de zaal, bediende de lichtknopjes en liep door naar een volgende zaal. Het bleek een ruimte met spiegelwanden, de Kikkerprins zag zichzelf op een sokkeltje staan. Mooi afgewerkt op een glazen waterlelieblad met, jawel, een kroontje op. Dat had hij jaren gemist. Glasnostalgisch Sprookje stond in fraaie letters op zijn kunstwerk.

Het was een bijzonder rustige zaal met een ietwat statige serene sfeer. Mensen liepen behoedzaam tussen alle kunstvoorwerpen door.

Een vader met een klein meisje naderde. “Ik vind het een beetje stom hier, papa, al die mensen zijn zo stil,” mopperde ze, “wat gaan we zo meteen doen?”

“Wachten op mama. Zij wilde de schilderijententoonstelling zien. Ik weet niet hoe lang ze erover doet, maar als we klaar zijn, gaan we een ijsje eten.”

“Wanneer is ze dan klaar, papa? Vorige week duurde het ook al zo lang.”

“Dat weet ik, schat, maar mama moet een verhaal schrijven voor in de krant. Daar verdienen we centjes mee, dus ze moet dat wel goed doen.”

Het meisje slenterde verveeld door de zaal en bekeek de abstracte kunstvoorwerpen, tot ze bij de kikker aan kwam: “Papa, kijk, een kikker.”

De vader las de tekst op de sokkel, maar begreep er weinig van behalve dat het misschien een Russische kikker uit de tachtiger jaren van de twintigste eeuw was.

Hij haalde zijn schouders op: “Niks bijzonders, een glazen kikker, niet eens een stijlvol figuur. Ik had dat waterlelieblaadje blanco gelaten.”

“Dat is wel bijzonder,” riep ze enthousiast, “het is de kikker uit jouw sprookjesboek! Kijk maar, hij heeft een kroontje op.”

Dat kwam haar op enkele vermanende blikken van mede-bezoekers te staan. “Sssst,” siste een jongeman die verderop opging in enkele abstracte vormen.

“Hij lijkt er wel op,” fluisterde de vader, “alleen in het sprookje is hij groen en glibberig. Dit is glas, wel mooi gemaakt, dat wel.”

“Kikkers in sprookjes moet je kussen,” fluisterde het meisje bedaard.

“Waarom?”

“Nou, dan verandert hij in een prins met een groot kasteel en dan mogen wij de boswachtershut in het woud bij het kasteel gebruiken. Dan hoeven we geen huur meer te betalen en dan krijgen we allemaal een eigen kamer en een paard in de schuur.”

Met getuite lippen liep het meisje richting de glazen Kikkerprins. Zou het werken? dacht de Kikkerprins, ze ziet er niet zo huwbaar uit.

“Ben jij nou helemaal?” siste haar vader en trok haar terug, “stel dat er een prins verschijnt, wat moeten we daar dan mee? Dan wil hij natuurlijk met jou trouwen en daar ben je veel te jong voor, je moet eerst nog naar school. En bovendien, dat glas is vast vies. Wie weet wie er allemaal met de vingers heeft aangezeten zonder handen te wassen. Ik wil geen virus oplopen.”

“Als ik hem dan eerst schoon maak met mijn zakdoek?”

“Nee, deze kikker is kunst en niet om te kussen.” Zeuren hielp niet, de vader trok het gelukkig zachtjes jengelende kind de volgende zaal in met een knikje richting de suppoost: “En nou stil, anders wordt die agent boos.”

De hele dag passeerden mensen de glazen Kunstkikkerprins. Enkelen bewonderden zijn glans, een paar mensen hadden waardering voor zijn glaswerk, maar niemand kwam naderbij om te kussen. Waarom ook, dit was een ernstig museum, erotische handelingen hoorden niet tot de verzameling en waren ook niet toegestaan getuige het volgende bordje:

Het is verboden de kunstwerken aan te raken, mogelijk zijn zij een bron van Covid-19 besmetting door allen die dit verbod hebben genegeerd.

Het werd de Kunstkikkerprins bang te moede, iedereen hield afstand, op die manier zou hij nooit worden gekust, laat staan verlost. Moest hij nu echt wachten totdat de garantie van de toverspreuk verlopen was?

Tegen sluitingstijd werd het rustiger. Een laatste bezoekster wandelde de zaal in, een kittig meisje in jeans en geitenwollen trui met lang bruin haar en een parmantig ziekenfondsbrilletje op haar neus. Een bekende rechthoekige vorm tekende zich af in haar achterzak. Ze straalde aandachtige vrolijkheid uit haar bruine ogen. Ze had een schrijfblok in haar hand. Daarop schetste ze het kunstwerk waar ze naar keek en schreef er een paar opmerkingen bij.

“Kunsthistorie begint in het nu,” merkte ze monter op.

Zo kwam ze bij de Kunstkikkerprins aan. De zaal was geheel verlaten, in de zaal ernaast stond de suppoost op wacht: “Wij sluiten over een kwartier,” kondigde hij aan.

Het meisje liet zich niet haasten. Glasnostalgisch Sprookje las ze. “Inderdaad,” merkte ze op, “het is een transparante sprookjeskikker.”

Er ontstond een olijke twinkeling in haar ogen: “Sprookjeskikker?” Ze keek om zich heen, niemand te zien. Heel voorzichtig gleden haar vingers over het glas en streelden het kroontje. Als de Kunstkikkerprins dat had gekund, had hij zijn adem ingehouden. Hij deed zijn uiterste best om vriendelijk over te komen.

De olijkheid gleed ook naar haar mondhoeken. Met een zakdoekje maakte ze de bek van de Kunstkikkerprins schoon en drukte er een snelle doch welgemeende kus op. “Het is net zoiets als een staatslot kopen,” lachte ze, “kijken wat het wordt.”

Een flits en een rookwolk ontnamen het zicht op de Kunstkikkerprins. Het meisje deinsde achteruit. Zou de suppoost iets gezien hebben? Stel dat die arme kikker gebarsten was! Haar ogen werden groot van verbazing toen de rook eenmaal opgetrokken was. Hetzelfde gold voor de voormalige Kunstkikkerprins die in de spiegelwand zijn gezicht ingelijst in een plat rechthoekig voorwerp waarnam.

Het had dus niet gewerkt, hij moest nog een kus hebben. Dat probeerde hij duidelijk te maken, maar alles wat hij uit wist te brengen was het geluid van een gevoelige ballade:

Are you lonesome tonight,
Do you miss me tonight?
Are you sorry we drifted apart?

De suppoost trad geïrriteerd binnen: “Mevrouw, ik begrijp dat de jeugd van tegenwoordig niet zonder herrie kan, maar dit is een museum. Wilt u zich verwijderen samen met deze lawaaitablet? Heeft u het bordje niet gezien: Mobieltjes Uit?

Het meisje bloosde, pakte de tablet haastig van de sokkel en zette hem zachter. Haastig liep ze de trap af. Hoe kan een glazen kikker nou in een tablet veranderen? Maar dat liedje…

“Mijn idool,” zuchtte ze en dacht aan haar avonden als tiener met een koffergrammofoon, drie elpees en twee singletjes. De zanger op het scherm vervolgde ondertussen zijn lied:

Does your memory stray to a brighter sunny day
When I kissed you and called you sweetheart?

“Inderdaad,” zei ze, “ik ben weleens eenzaam, maar jouw liedjes vrolijken me op.” Daarop plantte ze een kus op het scherm.

De flits en de rookwolk waren nu een stuk spectaculairder. Het meisje week terug en merkte tot haar verbazing dat ze geen tablet meer in de handen had. Toen de rook optrok, ontwaarde ze een knappe jongeman in een ietwat archaïsche outfit.

“Tjee,” bracht ze uit, “jij komt ook uit een museum, zeg. Was jij dat die aan het zingen was?”

“Eh, ja,” stamelde de prins, “zo te zien is het sprookje nu uit, ik ben mezelf weer.”

“Niet onaardig,” merkte het meisje glimlachend op, “je lijkt helemaal niet op Elvis, maar je kunt mooi zingen. Wat ga je nu doen?”

“Tja, lang en gelukkig leven. Helemaal volgens het boekje.”

“Echt een sprookje,” lachte het meisje, “wie is de gelukkige?”

“Jij,” wees de prins met overtuiging, “jij hebt me twee maal gekust. ik voelde het door heel mijn lijf in iedere vezel van mijn wezen, jij moet de ware zijn.”

“Oei, dat overvalt me een beetje,” zegt het meisje. Ze slaat nog een blik op de prins en glimlacht, hij lijkt haar echt aardig, “maar het is al net als het kopen van een staatslot. Ik hou wel van een gokje. Kom mee.”

“Waar naartoe?” vraagt de prins, “naar uw kasteel?”

“Nee, eerst maar eens koffie drinken samen. Lang en gelukkig leven moet je goed voorbereiden, ieder kind weet dat het echte verhaal pas na het sprookje begint, maar dat durven ze nooit in een sprookjesboek te zetten, dan koopt niemand het meer.”

“Wat is koffie?”

“Dat vertel ik je zo. En ik hoop dat je een paar goudstukken bij je hebt, want jouw kleren, die zijn echt niet meer van deze tijd. We vinden vast wel iets in de Kringloop. Ach, dan schiet ik wel even iets voor. Weet jij trouwens iets van kunsthistorie?”

Ze gaf hem een arm en samen lopen ze dit verhaaltje uit.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven