Hemel

Daarboven in de Hemel door Herman Finkers

“Hier moet je zijn, Opa! Ik mag niet mee, hoor, dat is een jongetjes-WC.”

Trots wijst mijn kleindochter naar het toiletgebouw op de camping. Ze mag zelf overal naartoe, dat is pas vakantie. Ik duik even achter de deurtjes, een hele opluchting na een uur onderweg.

“Nu gaan we naar de waterspeeltuin, Opa!”

We slenteren over de camping, een allegaartje van vakantienomaden maakt het zich gemakkelijk in de zon, de een nog meer ontkleed dan de ander toont alles tussen licht- en donkergetint. Spelende kinderen schieten overal tussendoor en ik knik iedereen even toe. Overal komen groeten terug.

Mijn kleindochter trekt aan mijn hand: “Oma Dieks kwam deze week ook op de camping, Opa.”

“Was ze weer thuis? Ach ja natuurlijk, daarom konden jullie nu de caravan lenen.”

“Het huis is nu van Oma Dieks alleen. Opa is er niet meer.” Ze kijkt me aan: “Opa Dieks is dood.”

Ik knik. Dat was een half jaar terug. Onverwacht eindigde de hoop op herstel in een uitvaart.

“Toen we met zijn allen bij Oma waren, moest ze huilen dat Opa er niet meer was.”

“Dat snap ik wel. Je bent dan alleen.”

“Ik heb Opa Dieks nog gezien toen hij dood was. Hij lag heel stil in bed. Toen ging hij in de kist en hebben we er allemaal een tekening op gemaakt,” ze lacht, “dat was leuk. Ik heb mij getekend en mijn naam erbij getekend.”

“Ja, dat weet ik nog. Het was heel druk in de kerk en daarom ging je toen alle mensen handen kwamen geven bij ons logeren, anders werd het veel te laat.”

Ze knikt, haar blik in de verte: “Oma Dieks zei dat Opa in de hemel was,” een nadenkende frons, “waar is de hemel, Opa?”

Wat ga je nu zeggen? Hoe leg je uit wat je kunt zien als je voorbij de wolken en de sterren kijkt om een voorstelling te maken van een vermoeden?

Ik haal diep adem: “Ik heb het ooit gehoord van de Mama van Oma. Ze wist waar het was. De hemel is een heel mooie tuin in de zon waar ze voor altijd de bloemetjes mag verzorgen. Die bloeien daar altijd. Dat leek haar leuk, ze hield van de tuin en alle vlinders op de bloemen. Dan kon ze iedereen een bosje brengen.”

“Is de Mama van Oma ook dood?”

Ik knik: “Al een hele tijd geleden, toen was jij nog niet geboren.”

Mijn kleinkind glimlacht: “Als je dood bent, dan weet je waar het is, hè? Opa Dieks vond zijn tuin ook mooi, ik mocht eens de grasmaaier duwen… Ik ga een mooie tekening maken voor Oma. Van Opa Dieks met mijn naam er op.”

Een paar vlinders fladderen voorbij, eentje gaat er op een tentpaal zitten en klappert met de vleugels in warm oranje en bruin.

Omavlinder, denk ik.

Ik voel een kleine hand in mijn hand. Ze trekt: “Nu gaan we naar de speeltuin, Opa!”

Mijn lach en mijn verwondering strijden, maar maken geen ruzie. Op naar het Waterballet!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven