Twee Gitaren

Vooraf…

Een verhaal dat ik ooit schreef als begeleidend schrijven voor een verjaarscadeautje voor mijn lief Erna. Een set zilveren oorbellen, twee gitaartjes. Dat vroeg om uitwerking!

Farewell van Sergio Assad door het Altius Duo op gitaar

Twee Gitaren

Een droge, warme en zonnige dag liep ten einde in een klein Mediterraan stadje. De huizen met witte en bijna terracotta gekleurde muren straalden nog de hitte af van de brandende zon. Op de straten begon het leven te bruisen, het werk was gedaan: mensen liepen af en aan, aten op een terrasje of balkon in de relatieve koelte of stonden zomaar op straat met elkaar te praten over wat het leven hen voor de mond bracht.

Het werd avond in een stille oude wijk van het stadje, waar smalle straatjes kronkelden als in het Labyrint van de Minotaurus. Ergens uit de huizen klonk een lied, felle uithalen met een oriëntaals karakter bezongen de wreedheid en liefde van alledag. In zijn werkplaats legde de Gitaarbouwer de laatste hand aan een instrument. Velen had hij er gebouwd, wat minder had hij verkocht: in zijn werkplaats stonden enkele instrumenten keurig in het gelid te wachten op een hartstochtelijk speler, die er een kopen wilde.

De Gitaarbouwer stelde de mechanieken in de kop nog wat na, controleerde de fretten op scherpe kantjes, vijlde ze nog wat bij en gaf een goedkeurend klopje op de kast. Daarna bespande hij het instrument, stemde de snaren en poetste de kast op. “Zo, ze is klaar voor de Muze” sprak de man in zichzelf, “het ga je goed, m’n lieve Irynia!”

De Gitaarbouwer had de vreemde gewoonte om zijn instrumenten een naam te geven, alhoewel, is het wel zo vreemd? Hij legde zijn hart in de instrumenten, het waren als ’t ware zijn kinderen; kinderen geef je een naam die bij ze past, althans, dat denk je voordat ze geboren zijn. De andere gitaren in de winkel had hij Juaniño, Julieta en Laetitia genoemd. Zo had hij zeer vele namen verzonnen: hij was een goed Gitaarbouwer en vele van zijn instrumenten zongen in het land zelf en ver daarbuiten.

Nogmaals stemde hij het instrument, tokkelde een paar akkoorden en speelde daarna een eenvoudige doch zeer effectieve melodie. Irynia zong prachtig en de zoetheid van haar tonen bracht Juaniño danig in resonantie.

“Vreemd,” mijmerde Juaniño bij zichzelf, “als Irynia zingt, zingt mijn hart evenzeer, toen Julieta en Laetitia zongen voelde ik niets: wat een raar gevoel: zou dit liefde zijn?” Meer dan erover denken kon hij helaas niet, gitaren lijden aan de tragiek, dat ze alleen spreken als iemand erop speelt. Pas dan zijn ze in staat om met elkaar te praten in de resonantie van hun stemming.

De Gitaarbouwer zette Irynia op een standaard naast de andere gitaren, juist in het zicht van Juaniño. Daarna trok hij zijn jasje aan, sloot de werkplaats en liep naar huis waar een warm welkom van zijn gezin hem wachtte. Hij floot een vrolijk wijsje, dat straten verderop nog te horen was boven het zachte geruis van alledag.

Arme Juaniño…. Zo onder de indruk van zijn resonantie op Irynia was hij, dat hij nauwelijks rustig kon staan. De meest verwarde gedachten spookten door zijn kast en zijn hals, nog vaag hoorbaar als een verre toon. Hij voelde zich verbaasd, nog nooit was hij door een andere gitaar tot klinken gebracht. Hij koesterde nog de toon, die hem doortrild had.

En Irynia? Zij had gezongen, en niet meer dan dat. Daar stond ze mooi te zijn, maar ze was zich van Juaniño niet bewust. Haar eigen toon was zo sterk geweest, dat ze het meezingen niet had opgevangen.

Laetitia en Julieta bekeken het tafereel laatdunkend, Juaniño had hen beiden in resonantie gebracht, maar geen enkele aandacht aan ze geschonken. Beiden hadden er natuurlijk verdriet van gehad. Het werd verdriet, dat langzaam veranderde in stugge jaloezie en nijd. Ze klonken zodoende lang niet zo mooi als Irynia en Juaniño, iets wat hun haat alleen maar vergrootte.

“Domme Macho,” dachten ze, “mooi, dat hij nu eens in zijn eigen val trapt! Ik hoop dat zijn bovenblad van ellende barst!” Barsten deed het bovenblad evenwel niet, ook al was de spanning voor Juaniño bijna ondraaglijk.

De volgende dag kwam er ‘s morgens een klant: een jongen van ongeveer zestien met een leraar. De jongen had een gitaar nodig voor zijn studie: “De jongen heeft talent, daarom heeft hij een instrument nodig, dat hem aankan,” zei de leraar, “het schijnt, dat u zulke gitaren maakt.”

De Gitaarbouwer wees op de vier gitaren in de werkplaats: “Probeer ze, over de prijs zullen we het later hebben, als de jongen zijn keus gemaakt heeft.”

De hele morgen probeerde de jongen de gitaren uit: hard, zacht, ponticello, dolcissimo, tremolo, rasgueado. De keus was moeilijk: bijna had hij Laetitia gekozen. Maar een laatste test gaf hem toch Juaniño in de handen. Hij voelde zich op een vreemde manier gewend op het instrument: “Deze wordt het,” zei de jongen.

De onderhandelingen over de prijs waren fel maar eerlijk, uiteindelijk waren zowel de Gitaarbouwer als de jongen en zijn leermeester tevreden.

Juaniño was opgewonden en verdrietig tegelijkertijd: hij zou nu zelf gaan zingen maar tegelijkertijd zou hij Irynia, degene waarvoor zijn hart zong, nooit meer terugzien. Het afscheid gaf zijn klank iets verdrietigs, iets melancholieks. Maar het was onvermijdelijk. De Gitaarbouwer pakte hem in, klopte de kast ten afscheid, en gaf hem mee.

Diezelfde dag kwam er ’s middags nog een klant: een meisje van een jaar of achttien.

“Ik wil een gitaar kopen, gewoon leuk om op te spelen. Een vriend vertelde me, dat u hartstikke goede gitaren bouwt: kunt u me wat laten zien?” De Gitaarbouwer antwoordde bevestigend en binnen de kortste keren had het meisje Irynia eruit gehaald. Ze was eigenlijk te duur voor haar, maar de Gitaarbouwer kneep graag een oogje dicht voor een mooi meisje. Zodoende vergat hij het laatste cijfer van het prijskaartje te lezen. Blij met de aanwinst verliet het meisje met Irynia het pand. Irynia viel het afscheid niet zwaar: er was toch niets dat haar bond.

Onder bezielende leiding van zijn leraar en de velen die daarna volgden, werd de jongen een begenadigd gitarist. Juaniño maakte vele concoursen en concerten mee waarbij het applaus van het publiek zijn bovenblad liet vibreren van plezier en trots. Maar de jongen was niet echt gelukkig: zijn ambities dreven hem voort van het ene concertpodium naar het ander, van de ene hotelkamer naar de andere zonder zich voor iets anders tijd te gunnen. Bijna altijd was hij er alleen met enkel maar Juaniño als metgezel. Hij voelde zich soms alleen en eenzaam, iets wat tragischer wijs voor zijn succes zorgde, omdat hij dat gevoel in de muziek legde: het publiek voelde dat aan en waardeerde het.

Het meisje studeerde voor een interessant beroep en was er behoorlijk druk mee. Eerst kreeg Irynia volop aandacht, maar zo gaandeweg verslapte het een beetje. Irynia verbitterde en haar klank was lang niet meer zo mooi als op het moment, dat ze Juaniño in resonantie had gebracht.

Toen het meisje klaar was met haar studie, besloot ze eens een flinke vakantie te nemen voordat ze werk zou zoeken en eventueel zou verhuizen. Ze dacht, dat ze zich misschien zou vervelen, daarom besloot ze de gitaar maar mee te nemen. Omdat ze ‘s avonds liever op de hotelkamer bleef dan in de disco te hangen leek het haar leuk om de lang verwaarloosde bezigheid weer op te vatten. Ze vertrok met Irynia naar een ver en warm land en genoot daar van het warme weer en de rust van haar kamer in de zwoele avonden door ze met de zachte klanken van gitaarmuziek te verrijken.

Toevalligerwijs verbleef in de kamer naast haar de jongen. Hij kwam juist terug van een concert en was doodmoe. Hij haalde Juaniño uit de koffer en wilde wat gaan spelen, juist op het moment, dat het meisje daarnaast op Irynia begon te spelen. De tonen van Irynia klonken zacht door de muur maar brachten Juaniño toch in dezelfde staat van resonantie als lang geleden in de werkplaats van de Gitaarbouwer. De jongen hield Juaniño verbaasd vast, vond mooi wat hij hoorde en stond toen stil op om de bron van het geluid te zoeken.

Hij vond de plaats waar het geluid vandaan kwam en hij klopte aan. Het meisje deed open en keek hem onderzoekend aan. “Ik hoorde je spelen,” zei hij, “je doet het mooi.” Hij had Juaniño nog in de hand.

Het meisje zag het: “Speel jij ook?”

“Redelijk lang,” zei de jongen, “maar zou ik van jou nog wat mogen horen?”

Het meisje was dapper genoeg om het goed te vinden en Juaniño had een onvergetelijke avond: stil trilde hij mee op het geluid van Irynia.

“Nu jij” zei het meisje. De jongen was verward, wat hij op concertpodia nooit voelde, voelde hij nu: zenuwen. Toch begon hij. En toen werd Juaniño’s liefste wens vervuld, Irinya’s hart zong toen hij zong. Opeens werd ze zich van hem bewust, de cirkel was na jaren rond.

Daarna speelden de jongen en het meisje samen, eerst aarzelend en daarna zekerder.

Om kort te gaan: er gebeurde wat in sprookjes altijd gebeurt: ze speelden steeds vaker samen, werden verliefd, trokken bij elkaar in, trouwden en leefden nog lang en gelukkig.

En Irynia en Juaniño? Ze zongen ieder hun eigen lied en klonken prachtig samen!

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven