A Trip to the Fair (1)

Vooraf…

Je komt weleens een liedje tegen met zo’n vreemde tekst dat je nieuwsgierig wordt naar het verhaal erachter. De songteksten van Genesis en Yes zijn hier berucht om. Dit verhaal vindt ook zijn oorsprong in een songtekst en wel A Trip to the Fair van het album Sheherazade and other stories van de Britse band Renaissance, een groep die na al die jaren nog steeds optreedt.

Het is een apart liedje over een kermis. Alle attracties zijn verlaten en niemand weet waar iedereen gebleven is. Ik besloot dat tochtje en een aantal kermisattracties uit te werken in een verhaal rond Patrick en Brigid, twee schrijvers die een tijd samen optrokken op papier en daarbij op elkaars spanningen en de pijn in zichzelf stuitten. Het was een leuk experiment om bekende kermisattracties zoals reuzenrad, spookhuis en botsautootjes als thema te nemen.

Zwaar onderwerp? Geen zorgen, het verhaal loopt goed af in de laatste hoofdstukken Achtbaan en Merry go Round met een legende rond een Iers volksliedje.

A Trip to the Fair van het album Sheherazade and other Stories van Renaissance

Dromen en Waken

Mijn schrijven stokt, omdat de drang
om altijd iets te vertellen te hebben
gevangen raakt in mijn woorden
zonder ook maar iets te verhalen…

***

“Hoe lang kennen we elkaar al?”

“Kennen? Wat bedoel je met kennen?”

“Van voor…”

Patrick schiet overeind. Een zweetdruppel glibbert tussen zijn schouderbladen naar beneden en trekt een steeds scherper spoor van irritatie.

Welke dag is het?

Hij tast naar de Smartphone op het nachtkastje. Het rekenen wil niet. Die droom… Maanlicht in het oosten, een zwaan die een spoor trekt over een spiegelend meer richting de gloed van een stervende dag. Herfstbladeren van de bomen aan de oever die op het gladde wateroppervlak dwarrelen en zachtjes wegdrijven, hun rood en geel verbleekt tot grijs.

Wat betekent dit? Een herinnering: Het had een dageraad moeten zijn. Een nieuw begin.

Het licht van het Smartphonescherm geeft de slaapkamer een spookachtig aanzien. Zijn schaduw beweegt op de muur, een eigen leven op het behang. Patrick knipt de telefoon uit en gaat op zijn rug liggen.

Ontspannen, spieren los, klinkt het ritueel in zijn hoofd, je mag ademen, je hebt bestaansrecht, net zoals iedereen. Stuur alle gedachten weg. Maak je hoofd leeg.

Hij krijgt zijn hoofd niet leeg. Die droom komt nacht na nacht. Hij herkent haar gezicht. Lang geleden, al bij het begin toen ze hem bekend voorkwam bij hun eerste ontmoeting.

Vijf jaar geleden, rekent hij zich voor, het lijken er wel vijftig, maar nog geen eeuwigheid.

Patricks hoofd bonkt. Als je eenmaal wakker wordt uit de roes van een slaaptablet, kun je de resterende nachtrust wel vergeten. Hij grijpt nogmaals naar de Smartphone. 4:55. Te vroeg om op te staan. Een pijnscheut achter zijn ogen vertelt hem echter dat uit bed stappen de beste oplossing is.

De trap voelt vreemd aan, lijkt aan hem te trekken. Hij tast naar de leuning. Toch een beetje draaierig. Kamerdeur. Waar zit dat licht dan toch?

Zijn huiskamer is een stuk netter geworden. Evie is al zes jaar weg. Het had hem sindsdien geruime tijd gekost voordat hij weer zelf de verantwoordelijkheid voor zijn leefomgeving wilde nemen. Hij had zich ermee verzoend dat ze gelijk had om weg te gaan. Vort met de troep in de hoeken, alle vuilniszakken aan de straat, naar de glasbak met die flessen, nieuw verfje op de muur, meer licht op tafel en vooral meer licht in zijn hoofd. Dat had resultaat gehad. De orde is er nu. Maar daar is alles mee gezegd.

Niet sikken, het geluk ligt op de loer, hoopt hij.

Patrick probeert zich te herinneren uit welk zelfhulpboek deze opmerking kwam. Eentje uit de stapel die hij net naar de Kringloop had gebracht, vermoedelijk. Hij kijkt zijn kamer rond. Er is nu zoveel orde dat het geluk zich in geen enkel verborgen hoekje meer kan verstoppen. Evie had zijn aangeboren slordigheid altijd met humor en een korreltje zout genomen, zij vond alles terug, zelfs het gereedschap dat hij bij het klussen in huis ergens tussen kelder en zolder was kwijtgeraakt. Dat miste hij ook, toen ze wegging, opeens merkte hij haar rol bij het terugvinden van hemzelf.

Waarom heeft ze me nooit gevraagd in welk hoekje ik mijn aandacht voor haar had laten liggen?

Goed het leven gaat nu zijn gang, hij raakt nooit meer iets kwijt, behalve misschien zijn muze. Alles is strak georganiseerd en onder controle.

Een Spaanse gitaar staat op een standaard in de hoek, haar koffer tegen de muur, een keurig stapeltje noten op papier. Opengeslagen muziek op de lessenaar, titels in muzikale geheimtaal reflecteren zijn stemmingen. Verrassend veel Adagio Lamentoso. Verklankt zelfmedelijden. Een enkel Allegro Furioso als reactie.

De schemerlamp werpt licht in de andere hoek, het blad zijn bureau glanst, hij ziet zichzelf vaag weerkaatst in het glas van een beeldscherm. Zijn werkplek, toegang tot de wereld zonder dat hij de deur uit hoeft. Zijn bestanden keurig gerangschikt in folders, alles gearchiveerd, strak gedateerd en nauwkeurig geredigeerd en gecorrigeerd. Wachtend.

Ook die van Brigid… 07-11-2018. Verder ging het niet.

Zes mappen concepten staan naast het scherm als soldaten op wacht, strak in het gelid. Vol met geprint papier. Opgesloten in de ringen van een band. Soms leest hij ze door, maakt wat aantekeningen en neemt zich voor er iets mee te doen. Tevergeefs, hij aanvaardt alleen nog iets nieuws. De lezer in hemzelf accepteert geen nostalgie, laat staan een terugblik op wat hij ooit schreef. Hij is de enige lezer, dus hij heeft de macht. Zijn kritiek houdt hem vast in zijn eigen keurslijf.

Een druk op de knop. De computer wordt wakker en schiet digitaal een logo op het scherm. Een achtergrondje biedt uitzicht op een donker woud, een pad kronkelt onder de bomen. Patrick glimlacht.

Rechts staat een eikenboom. Eentje die kan praten in je hoofd. Zijn glimlach wordt verleden tijd:Doelloos is het, het bos is groot en donker, de kruimels brood verdwenen.

Zijn blik glijdt naar de tafel. Een zakje, witte pillen. Verjaardagscadeautje van Sjako, zijn festivalmaatje. Hij ziet zijn enthousiaste gezicht voor zich, pupillen wijd, brede grijns op zijn gezicht: “Goed spul, joh. Speciaal recept, zit een hoop happy in. Sterk, hoor. Twee dagen geen kater.”

Hij had het zakje aangepakt en was vroeg weggegaan. Het techno-bonken stond hem opeens tegen, de lichtflitsen staken zijn hoofdpijn aan en hij kreeg ontzettende behoefte aan rust en hoogstens een beetje prelude en fuga van Bach. De beat kon de onlust ditmaal niet uit zijn lijf rammen.

Patrick gaat achter zijn scherm zitten en klikt de mail open. Spam, reclame, herinnering van de tandarts. Zijn blik valt op het foldertje Schrijfblok.

Nooit antwoord gehad, verzucht hij, ik had dat mapje beter Schrijfblock kunnen noemen.

Hij leest haar laatste mail en zijn onbeantwoorde antwoord. Dat is zo langzamerhand een ritueel geworden nu hij bij het schrijven vastloopt. Wat had hij meer kunnen zeggen? Het is voorbij. Over en uit. Zijn eigen rol daarin doet hem pijn, hij had geen actie genomen toen het antwoord uitbleef. Waarom eigenlijk niet? Trots? Woede? Teleurstelling?

Een klik op de foldernaam, de letters kleuren wit op zwart. Hernoemen? Prullenbak? Nee, zo lang er nog leven is, is er hoop. Hij klikt Facebook open en inspecteert zijn vriendenlijst. Haar avatar staat er nog, het aangevinkte vriendenknopje ernaast. De muiswijzer aarzelt, gedachteloos drukt hij de rechtertoets in. Verwijderen? Nee, alweer, zolang er leven is…

Websurfen brengt hem noch afleiding, noch hoop noch genot, die stomme droom ook. Steeds maar weer. Wat vertelt dat verrotte onderbewustzijn hem toch?

Hij ijsbeert door de kamer, spiedt langs het gordijn over de straat. Alles is rustig onder een druilerige regen. De huizen aan de overkant zijn donker, het lantarenlicht weerspiegelt in de plassen. Niks te doen.

Een glas water lest zijn dorst. Althans fysiek. Een borrel om te vergeten? Nee, toch maar niet, in zijn eentje is daar niks aan. Als de wijn de waarheid brengt, aan wie moet hij die dan kwijt? De muren? Zijn blik glijdt over het zakje pillen.

Zal ik?

Patrick schudt zijn hoofd. Hij ploft neer achter de computer en klikt zijn laatste verhaal open. Het onderwerp: De droom die hem achtervolgt. De muze blijft echter weg, hij komt niet verder dan correcties op eerder werk, nuttig als je er uiteindelijk iets mee doet, maar wel geestdodend. Hij ontwijkt behoedzaam de valkuil om ook zijn verhalen de nek om te draaien. Een keer was het hem in een benevelde bui bijna gelukt. Folder delete, per ongeluk of niet. Hij herinnert zich de verlammende schrik bij de keer daarop dat hij de computer opstartte. Alle bestanden verdwenen. Vier jaar verhalen.

Wat was ik blij dat ik een keertje slordig was… Hij was geheel tegen zijn gewoonte vergeten zijn prullenbak te legen. Daar zaten ze nog in.

De klok wijst vijf voor zes. Een vaag schijnsel achter de gordijnen kondigt de dag aan. Over een uur de weg weer op, dan kan hij… Ach, shit, het is weekend, daagt het hem.

Zal hij met zijn ziel onder de arm blijven zitten? Hij staart naar de tafel en pakt het zakje. Tijd genoeg, waarom niet? Beter dan bezatten.

Twee tabletten vallen uiteen in een glas water. De witte deeltjes vallen naar de bodem als sneeuwvlokken in een rustige winternacht. Net zijn glazen bolletje met het elfje dat hij als kind op zijn nachtkastje had staan. Een klein meisje met gaasvleugels dat op een fluit speelde en de sneeuwvlokken op haar muziek liet dansen. Hij had het ding op de kermis gewonnen, een stukje magie achter glas.

De zweefmolen draait, hij voelt zich licht in zijn hoofd. De doorzichtige lampjes versterken de kleuren op de geschilderde panelen vol tovenarij in de mistflarden van zijn herinnering. Nimfen glimlachen hem toe, een eenhoorn blikt nieuwsgierig tussen de bomen van een woud en een troubadour bij een oud kasteel zingt in de hoek. Muziek uit een pijporgeltje in een ritme van gelukzalig rondgaan.

Hij schudt zijn hoofd. Zijn kind herinnert zich de kermis. Zijn volwassene zoekt ander vermaak. De onschuld is er af. Een dreunende bas met oorverdovende ruimtelijke effecten op een eindeloos herhaald thema, een draaimolen van chaotische impressies te midden van een duistere deinende en golvende menigte met hier en daar steeds een ander gezicht in het flitslicht. Je een voelen met niemand in het bijzonder onder leiding van een deejay die feelgood schreeuwt als een technologische goeroe. Decibellen die oorverdovend eenzaamheid schreeuwen.

Het is verdoving, realiseert hij zich, die pillen helpen daar prima bij.

In een paar slokken is de extasesneeuw op weg naar zijn systeem. Snel gaan zitten, volgens Sjako knalt de trip er gelijk door en dan moet je een goede plek hebben om hem uit te vieren.

Een synthetisch geluksgevoel vertakt zich door zijn lijf als regenwater langs de nerven van een blad. Zijn blik wordt vaag, vertekent, kleurt in verschuivende tinten. Zijn kamer lijkt uit te dijen en in te krimpen op het ritme van zijn adem. Een klingelend geluid werpt lichtende glitters door de ruimte.

***

Hoe zou het zijn als ik nu wakker werd?

Soms zijn dromen echt. Die kamer die jarenlang zijn toevluchtsoord was, ze kan hem in haar hoofd tot op de kleinste details uittekenen. Zijn herinneringen als zwart-wit foto’s op papier met dubbelgevouwen plakbandjes waarvan de lijm net zo hard losliet als zijn leven. Ze had geprobeerd ze te ordenen. Ze kwam er niet aan toe, het werd steeds een kop thee en nieuwe verhalen over alle plaatjes die op de grond waren gevallen. Aangevuld met een enkel gebaar en wijs woord, hij wist ondanks alles nog precies hoe het met haar ging.

Ze was gisteren in een opwelling naar hem toegegaan. Ze voelde urgentie, hij riep haar in gedachten zonder te zeggen waarom. “Hij is erg benauwd, vanavond,” had de verzorging voorzichtig gezegd.

Hun laatste gesprek speelt als een steeds herhalende film in haar hoofd.

De oude man knikt: “Er waart een hoop rond in het spookhuis van je geest dat zich in donkere hoekjes en gaatjes verbergt. Angst voor anderen, angst voor jezelf, of je slaagt of faalt, of anderen je wel begrijpen of zullen afwijzen. Vrees voor leven en voor dood.”

Brigid zwijgt. Die angsten kent ze. Al jarenlang. Ze vergezellen haar als ongewenste reisgenoten. Ze knijpen haar in de maagstreek en bevriezen het bloed in haar aderen. Soms helpen ze haar ontsnappen, maar vaker nog lokken ze haar in confrontaties. Steeds opnieuw tot ze uiteindelijk haar kompas kwijtraakte…

Ze voelt zijn tanige hand op haar arm. Hij trilt, alsof hij haar met moeite vast kan houden.

“Gaat het nu beter met je? Of zijn ze er nog steeds?”

Brigid slaat haar ogen neer: “Ik doe mijn best, opa, maar het kost tijd. Veel meer dan ik wil, mijn ongeduld is me geregeld de baas, en dan val ik weer terug. Ik ken soms geen genade met mezelf. En dan komen ze weer.”

“Weet je wat het mooie is van een kermis?” zijn rimpels bewegen mee met zijn glimlach. De herinnering aan de droomwereld die hij in het echt had gebouwd, laat hem stralen.

Brigid weet wat hij bedoelt: “Dat je lekker lol kunt maken met dingen die je normaal nooit doet. Zwieren en zwaaien, griezelen, botsen zonder beschadigd te raken of iemand te kwetsen. Als je jezelf tenminste goed vasthoudt.”

“Dat is niet het enige. Je maakt ook kennis met je eigen angsten, maar dan in een stemming dat je er plezier mee kunt maken en erom kunt lachen. Zodat je merkt dat je sterk genoeg bent om ze te overwinnen.”

“Mijn eigen angsten? Ik vond het reuzenrad wel eng, maar ook lekker spannend. En het spookhuis,” ze glimlacht weemoedig, “daar was jij altijd bij. Inderdaad, ik kon daarna lachen om mijn nachtmerries, ze gingen daarvoor op de vlucht. De botsautootjes waren ook leuk, daarmee leerde je me om mijn eigen zin door te zetten. Jij snapte het allemaal. En de achtbaan? Daar mocht ik van jou niet in. Dat heb ik wel een keer stiekem gedaan. Maar nu… de achtbaan is met me op de loop gegaan. Ik ben… bang dat het niet meer goed komt.”

“Ga dan naar de kermis, liefje, net zoals toen je nog klein was en je van de nachtmerries niet meer durfde te slapen. Je moet ze in de ogen kijken. Nu kan het nog. Ik zet alles wel aan als je komt. Je moet het meteen doen, anders kan ik niks meer uitrichten.”

Een gebarsten stem, een laatste zucht en het einde. 30 Oktober, zijn herfst werd een koude winter, ingevallen duisternis op zijn levensavond.

Ze voelt zijn oogleden nog onder haar vingers, een gebaar van afsluiting, een voltooid leven. Een spoor van haar tranen brandt op haar wang.

Ze rekt zichzelf uit en kijkt in de achteruitkijkspiegel: “Brigid, je ziet er echt niet uit…” klinkt vreemd bij het razen van de motor en het lawaai van de banden.

Inderdaad. Haren niet gekamd, een chaotische bos zwart en grijs. Al jaren geen kapper meer gezien, tijden niet meer gewassen. De groei is eruit, de puntjes sterven af. Ze was haar oorbellen vergeten in te doen. Ze voelt zich kaal zonder die zilveren schittering. Een paar ogen die donker zijn van een vermoeide matheid aangevuld met het scherp besef van verlies dat uit al haar rimpels sijpelt. Een frons die haar gezicht een wrange trek geeft. Een lange lijst van grijze topics in haar hoofd.

Ik droom niet…

Brigid ontduikt haar spiegelbeeld en schudt geïrriteerd haar hoofd. De auto maakt een schielijke beweging, de middenstreep flitst opeens rechts van haar. Met een rood hoofd stuurt ze weer terug naar de rechterbaan. Gelukkig geen medeweggebruikers op dit uur.

Ze slaat een blik op de snelheidsmeter. Gelukkig ook geen politie.

Verstand wint het van emotie, ze laat het gas een beetje los. De afslag moet hier ergens zijn. Eerst zijn laatste wens eerbiedigen en dan pas het afscheid regelen. De verzorgster had geknikt en een kneepje in haar arm gegeven: “Ga maar. Het heeft geen haast.”

“Dat doe ik,” zegt ze hardop, “maar ik durf niet alleen.”

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven