Born to be Wild van het album Steppenwolf van Steppenwolf
Botsautootjes
Even verderop baadt de nieuwe attractie in helder licht. Lopende lichtjes dansen op schilderwerk met felgekleurde auto’s uit de zestiger jaren en swingende figuren met vetkuiven met zonnebrillen.
“Botsautootjes,” wijst Brigid, “daar kreeg ik als kind nog een tand door mijn lip. Ik wist niet dat er geen rem op zat.”
“Botste iemand te hard op jou?”
“Nee, ik ging er harder tegenaan dan ik dacht.”
“Dat doe je wel vaker.”
“Vind jij het niet leuk, dan, een beetje botsen? Dat moet toch kunnen?”
Patrick kijkt bedenkelijk: “Ik probeerde altijd botsingen te vermijden. Heel soms lukte het me om tijdens het hele muntje overal omheen te sturen. Dat wekte hier en daar nogal irritatie, maar ik was de meesten te slim af.”
“Irritatie? Die wek je nog steeds,” zegt Brigid kortaf, “jij hebt gewoon botsingsangst.”
Ze beent naar de kassa, Patrick erachter aan. De lichten flitsen aan, Born to be Wild schalt uit de luidsprekers en het hekje naar de baan schuift open. Een plukje munten rammelt door het vakje bij de kassa naar buiten.
“Dat lijkt wel een jackpot,” roept Brigid verrast, “hoeveel rondjes zijn dat wel niet?” Ze grist er een handjevol mee.
“Hoe doet jouw grootvader dat toch?” schreeuwt Patrick boven het grommende orgel van de steppenwolf uit. Hij doet een paar passen richting de botsauto vooraan.
Brigid duwt hem opzij: “Ik eerst. Die roze is mijn autootje!” Ze drukt een muntje in de gleuf en stuift weg.
Patrick staat stil. Zijn hoofd zit vol. Hij heeft eigenlijk geen zin in nog meer botsen.
Brigid draait een paar rondjes: “Hee, kom op nou! Botsen is helemaal niet leuk in je eentje.”
Ze rijdt het autootje naar de verste hoek, draait om, versnelt en knalt op een paar stilstaande autootjes. Ze kaatst terug en komt tot stilstand. Gefrustreerd springt ze uit haar karretje.
“Wat is er nou met jou?” ze trekt aan zijn arm, “kom op, hier is toch helemaal niks aan? Probeer je er weer omheen te sturen? Soms moet je eerst botsen voor het er allemaal echt uit komt.”
Patrick kruist zijn armen voor zijn borst: “Wil jij dat graag? Ik heb daar geen zin meer in.”
“Hoezo niet?”
“Ik heb vijf jaar over onze botsingen nagedacht. Het werden spoken. Steeds als ik erover nadacht werden het zelf vervullende profetieën. Voorschot op verlies. Botsingen werken alleen als actie reactie oproept. Als die ontbreekt, worden het zwarte gaten waarin de energie verdwijnt. Je wilt niet weten hoeveel energie je kwijt kunt in botsingen die je niet uitspreekt, die daardoor alleen in je eigen hoofd heen en weer kaatsen en alle motivatie om ze bespreekbaar te maken in een radeloze woede verteren.
Dat is de afgelopen vijf jaar gebeurd. Ik heb daar geen zin meer in. Ik heb er mappen over volgeschreven. Als het niks wordt tussen ons, moet dat maar op een natuurlijke manier duidelijk worden. Ik wil geen voorschot meer. Dus als je nu afscheid wilt nemen, het zij maar zo. Je doet maar.”
“Nou, dan ben je toch in een prima stemming voor een partijtje botsen?”
Patricks kaak verstrakt: “Je vraagt erom!” Hij propt een paar munten in zijn zak, trekt een andere botsauto uit de rij en springt erin. Een muntje brengt de elektromotor tot leven, de koplampen flitsen aan. Achter Brigid aan.
De steppenwolf schreeuwt: Fire all of your guns at once/And explode into space.
Zijn hart slaat wild, adrenaline pulst door zijn lijf. Wat heb ik? De lucht onder het elektrogaas zindert, er zoemt iets. Dit is opeens geen spel meer. Iets in hem wil strijd voeren, botsen, herinnert zich de spanning die er tussen hen is geweest en nu weer opduikt en eist ontlading. De spoken hangen mistig boven de baan.
Een Bijwerking? Hij neemt zich voor een hartig woordje met Sjako te wisselen als hij weer terug is. Als hij tenminste nog terugkomt van deze gekke kermis.
Hij slaat een blik op Brigid in het andere karretje en ziet dat zij in dezelfde stemming is geraakt. Haar stroomgeleider trekt vonken terwijl ze strakke bochten trekt, sintels dwarrelen naar beneden. Met een flinke vaart pakt ze Patrick in de flank.
“Je neemt mij niet serieus en eist continu mijn aandacht op. Dat was ons contact vlak voordat ik onderuitging, je leek verdomd wel een klein kind. Je bestookte me continu met verhalen waar ik godsonmogelijk tijd voor kon vinden en reageerde nukkig en vijandig als ik niks te melden had. Bovendien, zo goed waren ze niet.”
Hij slaat tegen de zijwand aan, draait het stuur, versnelt en klapt hard bij haar achterop.
“Niet serieus?” grauwt hij, “je wilt niet weten hoeveel moeite en uren ik in jouw proza heb gestopt, hoeveel spelfouten ik heb verbeterd en gammele plotlogica ik heb zitten uitkammen. Die zogenaamd “professionele” redacteuren van jou deden het altijd beter, en je hebt me nooit eens laten zien wat je daarvan opstak. Hoe wil je zo ooit tot samenwerking komen?”
Haar autootje botst tegen de rij aan de kant en stuitert achteruit. Met een flukse beweging draait ze om en knalt frontaal op zijn wagentje.
“Dat is de kift,” gilt ze, “jij kunt het niet hebben dat ik commentaar van anderen eerder in mijn verhaal verwerk dan dat van jou. Dat ego van jou is monsterlijk. Daarmee zet je alles op het spel, ik snap wel waarom je vrouw bij je is weggelopen. Ik ben er niet om jouw gevoel van eigenwaarde op te kalefateren. Red je daar mooi maar zelf mee!”
Hij caramboleert tegen de rand en klapt met zijn hoofd tegen de paal van de stroomgeleider. Er sijpelt woede in zijn geest.
Wat is dat toch, hier? Hij duikt nog dieper in de verdediging.
De sirene gaat. De botsautootjes houden halt. Snel vist hij een muntje uit zijn zak, op de toeter is hij net eerder dan Brigid en stuift langs haar heen voor een aanloop en botst haar naar opzij.
“Wat ben jij aan het doen?” sneert Patrick, “jij verdedigt je steeds, alsof ik je continu aanval, zeker als iedereen toekijkt op de feedback. Jij vertrouwt steeds iemand anders dan ik. Zit ik soms voor de kat zijn viool jouw verhalen letter voor letter door te plussen?”
Zij gaat in de achteruit en draait knalhard op zijn flank.
Brigid’s stem slaat over: “Je luistert nooit echt naar mij en maakt alles groot wat ik klein bedoel en alles slecht wat ik goed meen. Ik kan zeggen wat ik wil, maar het komt toch niet over. Ik zeg wel niks meer. Je lijkt wel een jaloerse puber. Ik maak zelf uit van wie ik iets aanneem, daar heb jij het alleenrecht niet op.”
Weer die sirene. De tijd lijkt te versnellen, de botsautootjes vallen stil. Patrick drukt een muntje erin. De laatste. Hoeveel heeft zij er nog? Hij ziet haar geïrriteerd een muntje opdiepen.
Verwarring. Waar zijn we nou mee bezig? Hoe kan een innige vriendschap gaandeweg zo’n intense vijandschap worden?
Hij maakt een wijde cirkel en ontwijkt haar aanval. Hij gaat op de automatische piloot, net zoals vroeger. Ze cirkelen een aantal malen om elkaar heen. Vonken vallen op het plaatstaal van de vloer. Hij tikt haar aan waardoor ze wordt gelanceerd en vast komt te zitten tegen een rij autootjes.
“Weet je hoe dat komt?” valt hij uit, “jij onthoudt alleen maar de rotte dingen, die hebben een eeuwig leven bij jou. Je vervalt in herhalingen. Kun je niet iets beters in je geschiedenisboek schrijven?”
Dat is jouw foute perceptie. Zo is ze niet.
De gedachte lijkt te over te vliegen en aan te komen, begrip ontdooit haar oogopslag. Met een handige beweging stuurt ze langs zijn zijkant en remt zichzelf af aan de stootrand van hun autootjes. Hijgend kijken ze elkaar aan.
“Waar zijn we nu mee bezig?” klinkt het als uit een mond.
Ze kijken allebei naar boven naar het zoemende en knetterende gaas: “Spanning trekt spanning aan.”
“Ik herinner me ook verhalen van je die ik wel begreep,” geeft Patrick aarzelend toe, “dat verhaal van het kleine meisje met de sneeuw. Dat deed me aan mijn elfje denken.”
“Je verhalen waren niet allemaal te lang, ik schrok van dat inspiratieverhaal. Ik wist niet wat ik ervan moest denken.”
“Je vertelling over die vrouw in het bejaardentehuis was het eerste dat me iets deed, dat had je goed gedaan. En bij het verhaal van die vrouw die zelfmoord pleegde in zee zat er een mooie ontwikkeling in.”
“Ik vond dat verhaal over jeugdliefdes mooi. En je schrijft niet altijd te lang, maar wel veel te veel. Ik kwam niet meer aan mijn eigen werk toe.”
“En dan ons Wish you were Here project. Daar kwamen toch leuke verhalen uit.”
“Niet alles ging goed, hoor. Dat verhaal over die knalfuif is nooit wat geworden.”
“Zat te veel islamitisch terrorisme in, geloof ik. Dat lenteverhaal van je bood veel meer perspectief.”
“Toch mag ik zelf weten aan wie ik feedback vraag.”
“Dat is zo, maar ik voelde me er waardeloos bij. Je ging buurten bij mensen die allemaal boeken hadden gepubliceerd en zich steeds met de discussie bemoeiden. Daar voelde ik me klein en onbetekenend bij, alsof zij het allemaal beter wisten. Onderling was het tussen ons veel meer ontspannen.”
“Ik vind het een leuk wereldje, ik probeer me er wel bij aan te sluiten.”
“Ik niet. Het beklemt me. Ik stopte er een hoop energie in, maar er komt niks terug.”
“Dus we groeien uit elkaar.”
“Misschien wel. Ik dacht dat het zo was, naarmate de tijd langer werd dat ik geen levensteken meer van je kreeg. Waarom heb je vijf jaar niks van je laten horen?”
“Vanwege mijn botsing met een spook. Ik heb het net alweer gezien,” Brigid zucht: “Ik kon dat aan niemand kwijt, ik vertrouwde niemand daarin. Laat me alsjeblieft nog even vrij, alleen dan kan ik weer terugkomen. Ik moet eerst die strijd met mezelf nog winnen.”
De Steppenwolf roept voor de laatste keer: “Born to be wild.” De lichten doven.
Patrick haalt zijn schouders op: “Al goed. Tijd voor de volgende attractie dan maar.”