Vooraf…
Gelegenheidsschrijven is een belangrijke aanjager voor mijn verhalen, ik begon al in de tachtiger jaren van de vorige eeuw met gelegenheidsverhalen voor vrienden en collega’s waar ik een band mee heb. Dat leidde tot een interessante mix van realiteit van het verleden en fantasie van het moment.
Zo ook dit verhaal, een hoofdstuk uit het jubileumboek Hommage aan Annette Kruisbrink, een verzameling verhalen met als thema een aantal composities van de Nederlandse componiste Annette Kruisbrink. Het boek ontstond ter gelegenheid van haar zestigste verjaardag en tevens muzikaal jubileum.
In eerste instantie was Fantasia per il mio Liuto bedoeld als het gelegenheidsverhaal zelf. Het gelegenheidsschrijven groeide echter uit binnen een samenwerkingsproject met de bevriende Zwolse schrijfster Corine Binnekamp tot een boek met een gemeenschappelijk thema waaraan we beiden een hoofdpersoon en drie hoofdstukken hebben bijgedragen. Een heftige maar wel interessante ervaring, want samenwerking tussen schrijvers is betrekkelijk zeldzaam en resulteert meestal in thrillers, zo las ik. Zou dat soms representatief zijn voor de spanningsvelden in de samenwerking? Wat dat betreft is de Hommage een stuk rustiger.
Dit verhaal is op zichzelf blijven staan. De vertelling is geïnspireerd door het stuk Fantaisie pour mon Luth uit Trois pièces de style ancien (1983) van Annette Kruisbrink en het schilderij Océan van haar partner Arlette Ruelens.
Het hele boek hoort tot het fonds van mijn uitgeverij (bestelbaar op https://www.boekenbestellen.nl/boek/hommage-aan-annette-kruisbrink/9789082667516 ), dit verhaal vormt daarop een teaser.
Saltarello en Piva van Joan Ambrosio Dalza, gespeeld door Christopher Wilson
Piazza della Signoria
Chiarina sluipt over straat, ze blijft behoedzaam buiten de flakkerende lichtkringen van een enkele toorts aan de poorten van de palazzo’s. Haar hand tast naar de dolk onder haar mannenkleren. Voor de zekerheid! Ze speurt het modderig plaveisel af. Slierten van rook vervagen het uitzicht. Een prikkelende geur, dampen die haar ogen laten tranen.
Brand?
Het is onrustig in Florence en die stemming is op haar overgeslagen. Ze wil weten wat er aan de hand is. De normale sfeer van de Vastenavond is compleet verdwenen, geen uitgelaten mensen, geen gezang, geen gerinkel van roemers, niemand lacht op straat en er ligt zelfs geen dronkenlap zijn roes uit te slapen in de stront van de goot. Er flakkert een vurige gloed achter de gebouwen.
“Piazza della Signoria…” mompelt ze voor zich heen.
Het plein staat vol met mensen. Soldaten houden hen met gestrekte lans op afstand van een aantal fel brandende vuren. Er klinkt gemor en geschreeuw als een aantal priesters voorwerpen in de vlammen gooien.
Boeken, schilderijen, sieraden, kleding, zelfs muziekinstrumenten…
Voorzichtig schuift ze dichterbij.
“Anno Domini veertien honderd en acht en negentig! Ook in dit jaar doen we afstand van onze ijdelheden in het licht van het lijden van onze Heer. Weg met alles dat ons tot zonde en verderf leidt, aardse rijkdom en bezittingen hebben die macht over ons. Laat het vreugdevuur dit alles verteren als dankoffer voor onze Heer!”
Chiarina herkent hem. Savonarola, die vervloekte Dominicano, de duivel hale hem! Onder De Medici was het hier een stuk beter…
Een andere man in de menigte komt haar bekend voor. Een schok gaat door haar heen. Pietro! Hij maait met zijn armen, duwt alsof hij zich op de brandstapel wil storten. Soldaten houden hem in bedwang en lachen hem uit om zijn schreeuwen van wanhoop.
Ze wurmt zich tussen de menigte door, een elleboog stoot in haar maag, ze worstelt, bijna struikelt ze, iemand trekt haar bij haar arm overeind. Dan staat ze naast Pietro, die nu gebogen achter de soldaten staat. Uitdrukkingsloos staren ze naar het instrument dat in de oplaaiende vlammen verteert. De klanken van de knappende snaren klinken als een doodskreet.
Mijn nieuwe Luit! Chiarina schreeuwt. Haar gil weerkaatst tegen de muren.
Knappende snaren?
Met een schok schiet Chiarina overeind, haar hart bonst wild, haar rug is bezweet. Het duurt even voordat ze doorheeft waar ze is … in bed, in haar vertrekken. Is dit een waarschuwing? Moet ze het instrument verborgen houden? Er zeker niet het toneel mee op gaan? Snel kijkt ze naar rechts, haar luit staat er nog. Haar hartslag gaat langzaam over in het normale tempo.
Gedempt zachtroze licht valt door het raam, de belofte van een nieuwe dag. Het licht van Aurora, herinnert ze zich haar klassieken, die de deuren van Helios’ paleis openzet.
Zolang ze zich kan herinneren leest ze. Poëzie uit de tijd dat Florence nog Florentia heette. Complex en rigide Latijn, maar in een prachtige versvoet, met ritmes die haar verbeelding prikkelden. Ze verlangde ernaar om haar eigen ideeën daaraantoe te voegen, te scheppen, te creëren. Als een soort wedergeboorte van de kunst van lang geleden.
Een blik op haar lief. Diep in slaap, een paar asblonde haren pieken boven het dek. Ze bestudeert de beweging van een kalme ademhaling, nu helemaal in rust en slaat haar blik op het serene gelaat. Ze glimlacht, een herinnering aan passie van gisteren verwarmt haar een moment tot haar gedachten weer naar de luit springen. Een geur van hout prikkelt haar neus. Kruidig, de bomen hoog uit de bergen.