Fantasia per il mio Liuto (4)

Fantasia 31 van Francesco da Milano, gespeeld door Christopher Wilson

Botticelli’s Domein

De geur van meekrap, perkamentlijm en vlierbessen, het rood en blauw kleuren helder af tegen het palet. Een nieuw penseel ligt ernaast.

 “Vandaag ga je vrij schilderen,” de meester staat naast het nog lege doek. “Ik verwacht over twee uur een ruwschildering. Ik wil zien waarom je jezelf geschikt vindt om mijn leerling te zijn. Geen madonna’s vandaag!”

Het vierkante doek op de ezel lokt hem. Haastig verzamelt Giovanni penselen en kleuren op zijn palet. De mouw van zijn wambuis neemt een sliertje verf mee.

“Giovanni, neem jezelf in acht. Een wijd wambuis is niet handig, je veegt het palet bijna van tafel. Verf is duur,” moppert Botticelli.

“Excuses maestro,” met de andere hand houdt Giovanni de mouw vast. “Ik zal erop letten dat het niet meer gebeurt.” Een wijd wambuis is niet altijd praktisch, denkt hij, maar mijn geheim moet ook bewaard blijven… Er zit maar een enkele letter verschil tussen hoe ik hier heet en wie ik ben. I en A.

Botticelli knikt: “Als je er maar attent op bent,” terwijl hij het atelier uit loopt. Giovanna slaakt een zucht van verlichting. Botticelli is de kwaadste niet, maar soms wordt zij zenuwachtig van zijn scherpzinnigheid.

Haar lief Chiarina met haar luit komt haar voor de geest. Een glimlach tekent haar lippen.  Mijn lief en ik hebben weleens wedstrijdjes wie zich het best als man kan verkleden. Daar hebben we allebei voordeel van. Ze kijkt naar de blauwrode streep op haar mouw. Voortaan toch voorzichtig zijn, mijn mouwen een beetje opstropen.

Ze denkt terug aan vorig jaar, toen zij bij hem in de leer was gekomen. Ze had zich goed vermomd, haar stem was laag genoeg om voor een jongeman in zijn tienerjaren door te gaan. Botticelli had niks gemerkt, hij had slechts aandacht voor haar ideeën op het doek. Er was een zekere verstandhouding ontstaan tussen haar en de maestro, hij toonde haar iets meer dan zijn overige leerlingen. Heel subtiel, heel voorzichtig, maar ze pikte het feilloos op. Zo kreeg ze vaardigheid om haar eigen beelden in stijl op het doek of paneel te brengen.

“Wees voorzichtig,” had Botticelli op een dag gezegd, “jouw schilderijen dragen zo veel leven in zich, dat er maar een enkele weg voor ze is indien Savonarola’s vazallen ze zien: Het Vreugdevuur der IJdelheden. Dat zou een verschrikkelijk verlies zijn voor de kunst.”

Zijn waarschuwing had haar aangemoedigd om in het verborgene door te gaan. De meeste van haar eigen schilderstukken maakt ze in het atelier in Chiarina’s vertrekken.

De klanken sprankelen door, als een kabbelend beekje dat soms buiten haar oevers treedt. Het geluid lokt haar opnieuw naar het doek, zij schildert het spiralen dat begint als een cirkel. Giovanna hoort de golven die de hemel wilden bestormen en een rozen vlammende dageraad in een blauwe lucht insluiten in een verbeten strijd tussen water en lucht. Waarom doen die golven dat? Haar penselen en kleuren volgen die worsteling.

Een meeuw krijst en duikt op de klanken van de luit het water in en spat uiteen in heldere kleuren op de grens van lucht en water, flitsen van oranje, rood en donkerblauw. Het water probeert het begin van de dag te verzwelgen, maar de dageraad blijft het voor. Aurora houdt stand, binnenkort zal zij de stralen van de zon vrijlaten die het water zullen terugdringen om aan verdamping te ontkomen.

Het doek is vol, de geur van verse verf verspreidt zich door de kamer. De klanken van de luit worden een vage echo, alsof ze onder het geschilderde wateroppervlak zijn verdwenen.

“Vertel me eens wat dit voorstelt, Giovanni?” klinkt de stem van maestro Botticelli achter haar, “ik had het over een ruwschildering, maar dit is al veel verder.”

Giovanna schrikt en laat het palet bijna vallen. Met een schielijke beweging vangt zij het alsnog op.

“Eh… het is een studie, maestro, ik ving muziek op in mijn hoofd en begon toen te schilderen, maar het is nog lang niet klaar.”

“Wat stelt het voor als je klaar bent?”

“Mijn uitwerking van een gedicht van Ovidius uit de Metamorfosen.” Ze citeert de versregels.

“Terwijl de overmoedige Phaëthon dit kunstwerk monstert,
zie daar opende wakker Aurora met een glanzend begin
de purperen deuren en paleis vol rozen:
de sterren stuiven weg: hun stoet sluit Lucifer af
en hij verlaat als laatste zijn post aan de hemel.”

Botticelli wrijft zijn kin. “Mmmm, ik zie inderdaad de kleuren van de dageraad. Maar waarom strijdt Aurora met het domein van Poseidon? Die woeste golven brengen een enorme spanning in je schilderij.”

“Omdat ze de hemel willen bestormen. Ze weten al van de hoogmoed van de zoon van de zonnegod, zo staat het in Ovidius’ verhalen. Nog voor de avond valt, zal hij in de golven storten.”

“Mooi thema” zegt hij, “goed gezelschap voor mijn Venus.”

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven