Opera

Vooraf…

Mijn jaarlijkse bezoek aan Gitaar Festival Norhorn in het Kulturhaus Niet In Het Zwart (NIHZ) is een contact met een andere wereld waarin muziek en cultuur de hoofdrol spelen. Wat niet wegneemt dat boodschappen doen, eten koken en de was doen ook bij dat leven horen.

Die wereld is compleet anders dan mijn dagelijkse bestaan in de technologie. Ook dat is creativiteit, dat wel, maar dan meer op her rationele vlak. Net zoals in de kunst wel een vak met 95% transpiratie die je moet opbrengen om de energie uit die 5% te halen. En daarnaast moet je alle deadlines halen, wat weer dodelijk is voor creativiteit.

Ik moet altijd wennen aan dat contrast, en heel soms verbleekt mijn dagelijkse wereld daarbij. Met het gevoel dat ik ergens een afslag gemist heb en niet meer de tijd van leven heb om de koers te verleggen. Alsof een engel in mijn innerlijk haar vleugels is kwijtgeraakt, opgesloten zit in haar bestaan en niet meer kan vliegen. Alsof de romantiek compleet uit mijn leven is verdwenen. Soms ondervind ik deze milde vorm van zelfverblinding.

In het verhaal spelen twee oosterse legendes een rol: De legende van Hagaromo uit Japan en het verhaal De Japanse Steenhouwer (dat door een Nederlander geschreven is, waarvan het pseudoniem bekender is dan zijn echte naam).

De aria Che Gelida Manina (wat een koud handje!) uit La Boheme van Puccini,
gespeeld door Tuomas Kourula op klassieke gitaar

Opera

Zaterdagavond. Kulturhaus NIHZ in Nordhorn, aprés concert.

Deelnemers en toehoorders stromen de concertzaal uit. Op weg naar wat verfrissing na twee afleveringen gitaarmuziek, de zaal is warm van aanwezigheid en opwinding. De trap af naar de Lounge, want de bar boven is al dicht. Uitgelatenheid alom, druk gepraat in meerdere talen. Hier kun je leren hoe je in Polen of in Hongkong bier bestelt.

Ik drijf in trage pas met de stroom mee.  In mijn hoofd dansen noten, heel veel vrolijke, maar er zijn er ook een paar die treuren en zich voortslepen naar de stilte na uitsterven. Flarden van Allegro en Adagio, acarezzévole en apassionata, maar ook dolente en doloroso.

Ik kijk om. De zaal is halfdonker, het licht van de spots omfloerst. De mensen zijn weg, maar de klanken zweven er nog steeds. Echo’s van flageoletten.

Mijn nekharen reageren op de herinnering. Prière… Prachtig stuk! Begint als een echo in kristal en ontwikkelt zich tot een smeekbede, een diep gebed. Het roept wanhopig, een schreeuw om antwoord. Heel subtiel, verborgen in een scherpe dissonant.

Zou het gebed ook verhoord zijn?

Buiten kwetteren vogels. Ik hoor vleugelslagen. Een heftigere emotie dringt zich op. Een oud Japans verhaal in muziek, de Legende van Hagamoro. Over een Engel die door een visser gebonden werd aan de aarde, maar na een leven van liefde haar vleugels terugkreeg omdat hij uiteindelijk begreep dat liefde ook loslaten en vrijlaten is. Dat moment van laten gaan, bevrijding, van ruimte, dat was zo intens. De Engel in mij werd wakker, en zij treurde om haar lot.

In de buitenwereld laat ik emoties niet zo snel toe, daar heb ik verdedigingswerken die ze met succes blokkeren. Hier raken kunst en muziek mijn snaren die buiten stug en star blijven en nauwelijks tot resonantie in staat. Treffen emoties veel dieper dan bij een snel avondconcertje aan het einde van een drukke werkdag.

Ik loop door naar de Lounge. Aha, open podium! Een oudere man gaat zitten, pakt de gitaar en slaat de eerste akkoorden aan met zijn verweerde handen. De toon klinkt puur, bijna rauw in zijn eenvoud. Ook zijn stem is puur, Italiaans, vurig zingt hij over liefde en dood. De klanken voeren mij weg uit de Lounge, naar een landschap van olijfbomen, kleine dorpjes onder de zon die eeuwenlang hetzelfde zijn, vrouwen met rode rokken en donkere ogen waar je in kan verdrinken. Liefde in alle facetten, dramatisch en vurig. De man zingt, zijn ogen glimmen als de stemmen van het publiek zich met de zijne vermengen. Verbinding, contact, muziek.

Zijn vrolijke klanken twisten met de schaduwen in mijn gedachten. Het lukt de muziek om ze te vervagen! Mijn voet beweegt in het ritme, het bekende melodietje neurie ik mee.

Een jongere man lost de oude Italiaanse zanger af. Hij neemt de gitaar liefdevol over, zijn vingers lijken de snaren licht aan te raken als de streling van een geliefde. Bijna erotisch hoe hij de gitaar vasthoudt en de snaren raakt. De man kijkt naar de hals, zijn handen, buigt zijn lichaam naar de klankkast. Zijn lange haar golft mee als hij zijn hoofd lichtjes vooroverbuigt. Niet alleen de akkoorden maken de muziek, de muziek zit in elke beweging van de man. Hij bespeelt zijn publiek, net zoals de troubadours die in vroeger tijden de vorstenhoven met hun ballades over hoofse liefdes in verrukking brachten.

Een vrouw komt erbij. Klein, slank, lang golvend haar, een lichaam gebouwd voor dans en muziek, soepel als rijshout. De gitarist kijkt haar aan en glimlacht. Zijn blik verandert. De expressie transformeert subtiel. 

Hij zet een begeleiding in. Klinkt bekend. Negentiende eeuwse Opera, Italiaans, dat hoor je zo. In die tijd zong en floot heel Europa het mee op straat, want het beroemde theater La Scala was voor de meeste mensen onbereikbaar.

De vrouw beantwoordt de uitnodiging met een aria, haar ogen schitteren bij de woorden. Vol drama, zwanger van verlangen naar het mogelijk onbereikbare. Dat is opera, in potentie kan ze bestaan, die allesoverweldigende liefde, maar altijd is er weer dat noodlot dat roet in het eten gooit.

Een sprookje ontvouwt zich in mijn gedachten: op dezelfde manier zoals mijn schrijven als branding op mijn kust slaat en uit het zeeschuim verhalen laat groeien, net zoals Aphrodite geboren werd. Ik zie in gedachten een queeste op zoek naar elkaars hart en ziel, een tocht langs afgronden, een strijd met grommende monsters van verleden en toekomst, een tasten in het duister van de nacht van de ziel. Alles voor dat ideaal, de heilige graal van de liefde die je alleen kunt vinden met grote moeite en inspanning van een reis die soms achter de feiten aan loopt.

Omdat je verzaakt hebt haar gewoon toe te laten, herinner ik me een oud verhaal uit donkere eeuwen, zo leert de legende van Parcival.

De twee op het podium spelen het verhaal. Spelen de Opera. Spelen? Nee, ze zijn de werkelijkheid! Met begeleiding en lied als instrument zoeken ze elkaar op, strelen ze elkaar met de ogen en met de houding van hun lichaam, maken ze beloften naar elkaar. Ze zijn een microkosmos, zo gaan ze in elkaar op.

Haar stem verstilt op een hoge en lange noot, de gitaar volgt met het slotakkoord. Het publiek klapt en juicht. De vrouw trekt zich terug in het publiek. De gitarist zet andere melodieën in, vrolijker, sneller, dansant.

Ik zie mijn medeschrijfster onder de toeschouwers. De muziek lokt haar en wist haar angst uit voor wat ze in de buitenwereld niet zou durven doen. Ze wenkt de operazangeres, spreekt haar aan met een oogopslag. Deze begrijpt het en werpt een verheugde blik terug. Ze dansen samen in elegante vormen van ver over de Oceaan, hun sieraden bewegen glinsterend op hun ritme. Lachend maken ze ruimte in de groep, het publiek klapt en fluit mee. Ik herken haar, mooi om te zien dat zij niet alleen een Salsa danst op papier, maar ook in een lijfelijke vrijheid van beweging die haar duidelijk verrast.

Het sprookje is uit, happy end en nu komt de echte uitdaging…

Het beeld van romantiek verbindt zich met de emotie van even terug die plots de kop opsteekt. Ik probeer te schuilen voor een sombere bespiegelende bui. Tevergeefs! Een verleden idealiseert zich en verdringt mijn heden zoals een wolk een schaduw werpt op een zonnige dag.

Ik moet opeens aan het verhaal van de Japanse Steenhouwer denken. Het moment waarop de keizer langskomt en steenhouwer zich er bewust van wordt dat zijn eigen bestaan hem niet bevredigt. Zo’n soort ontevredenheid maakte het Operafragment van zojuist in me los. Ik voel een stukje weemoed rond mijn ogenschijnlijke blinde romantiek van vroeger, toen avontuur en lot elkaar de hand nog leken te reiken. Weemoed, geen spijt. Maar toch een mistflard aan een heldere hemel die vaag voor het zonnetje hangt.

Wat bezielt me?

Elke keer maak ik wel zo’n moment mee.  Een beetje blues over een dagelijks bestaan dat bleekjes afsteekt bij wat ik nu ervaar.

Al vanaf het eerste festival dat ik ooit bezocht…

Het is eigenlijk net zoiets als een lange vakantie buitenshuis. Een aantal dagen in een compleet andere omgeving maakt een sterk contrast duidelijk met mijn dagelijkse leefomgeving, die bijna vanzelfsprekende routine waarin ik soms mijn drive kan verliezen en in een gefrustreerde verveling tot stilstand kom.

Ondertussen gaat het feest op het open podium door. Zingen, spelen, trommelen op de Cachón, iedereen is vrolijk. Ik kijk op mijn telefoon.

Kwart voor één al! Hoog tijd voor de praktische romantiek van lang en gelukkig leven…

Simpel gezegd, niet al te laat thuiskomen, anders wordt mijn Lief ongerust.

De autoradio speelt de melancholieke romantiek van Mertz op de gitaar. Schubertse liederen, Ständchen, Liebesbotschaft, Lob der Tränen. Zuchten in het maanlicht, een verlangende blik naar de horizon van een spiegelende eindeloze zee, een weemoedige mijmering op een kerkhof.

Zum Tode betrȕbt. Typisch het einde van een opera, een hardvochtig noodlot. Opera’s hebben iets tragisch.

Zou dat ook zo gaan met de Italiaan en zijn geliefde? Ik hoop van niet…

Het verkeer vraagt geen aandacht, mijn geest gaat op trektocht. Ergernis. Het operafragment van die avond blijft me achtervolgen.

Waarom trekken dit soort momenten altijd weemoedige herinneringen aan?

De Engel uit het verhaal van Hagaromo. Vleugels die zij kwijt is geraakt, zodat ze op Aarde moet blijven…

Hebben we niet allemaal zo’n vleugellamme Engel in ons hart?

Een Engel die ons aanmoedigt om onszelf te zijn en daarin vrij te worden. De stem van dromen en verwachtingen die velen met mij niet durven te realiseren. Haar vleugels die we goed bewaren in de kast van onze angst, zodat zij niet wegvliegt samen met onze hoop en dromen om ooit eens te bereiken waarvan zij spreekt.

Wie sluit wie nu eigenlijk op?

Geef je Engel haar vleugels terug…

Ik richt mijn blik op de weg. Er is iets vreemds gaande, ik herken de route niet direct. Opeens merk ik wat het is: Ik ben compleet in gedachten bij de rotonde van Denekamp rechtdoor gegaan in plaats van linksaf en steven nu recht op het autovrije centrum van dit dorp af.

Afslag gemist!

Op gevoel manoeuvreren langs donkere straten brengt me verder. Nog steeds geen verkeer op de weg. Gedachten stromen vrijuit. De Japanse Steenhouwer. In dat verhaal realiseert een djinn uit de fles op magische wijze steeds zijn ontevredenheid en vervult deze zijn wensen. Dat maakt de steenhouwer niet gelukkig, hij krijgt het inzicht dat zijn afgunst op een ander leven ijdel is en komt uiteindelijk opnieuw bij zichzelf uit. Hij leert die les en verlaat het verhaal als gelukkig en tevreden man.

Mijn Engel…

Ik denk aan wat ik doe, maak, schrijf en speel.

Zij is haar vleugels helemaal niet kwijt…

Ik denk aan wat me inspireert en verhalen strooit in mijn gedachten.

Mijn Muze is verre van vleugellam!

Hengelo halftwee. De lamp in de portiek is aan, een welkom in een verder bijna donker huis. Op de trap vermijd ik de krakende treden. Stilletjes schuif ik naast mijn lief in de donkere slaapkamer. Ze draait zich om, ik omhels haar, koester mij in haar warmte.

“Ben er weer!”

“Mmmmmm…. Hoe was het?”

“Mooi. Geweldig concert, echt brok in mijn keel…”

“Fijn…vertel eens…”

Ik vertel haar dit verhaal. Zonder iets weg te laten of mijn emoties te verbergen, ook al kan ik soms de woorden niet vinden om ze uit te drukken. Zij streelt ze terug en luistert…

De Engel klapt blij met haar vleugels.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven