Oudjaar

Vooraf…

Sinds 1999 kennen we de Top 2000 op de radio. Een voor velen feest van nostalgie dat tegenwoordig loopt tussen Eerste Kerstdag en Oudjaar. Ik ben zelf geen trouwe luisteraar, maar in de horeca en winkels hoor je soms fragmenten, althans dat was tot 2019 zo. In de huidige lockdown moet je zelf je sfeertje maar zien te maken.

Een van de liedjes die nog steeds in die Top 2000 staat, is het nummer Prikkebeen van Boudewijn de Groot en Ellie Nieman. Voor mij als sinds mijn jonge jaren het oudejaarsliedje bij uitstek.

Ik schrijf wel vaker verhalen rond liedjes en instrumentale stukken, vandaar mijn idee om met het volgende verhaal Prikkebeen maar eens sfeervol in te kapselen in de actualiteit van vandaag. In de hoop dat het op Oudjaar 2021 allemaal wat beter zal gaan.

Prikkebeen van Boudewijn de Groot en Ellie Nieman

Oudjaar

“Miaaauw

De lapjeskat komt aanstrompelen en probeert bij Patrick op de bank te springen. Dat mislukt. Het dier rolt op de grond en kreunt van de pijn. Voorzichtig tilt hij de kat op en zet hem op zijn schoot. Een benauwd piepend gespin is de reactie.

“Tja Beau, meer dan veertien jaar oud, stijf in de gewrichten en zo kortademig dat je geen rondje buiten meer kunt maken. Het wordt nu echt tijd voor de dierenarts. Ik weet dat je er een hekel aan hebt, maar ja…”

De lapjeskat knipoogt hem toe en probeert zijn poot te likken. Zijn tong komt halverwege, hij is te stijf om over zijn oren te wrijven. Patrick aait zijn kop om hem in ieder geval het gevoel van wassen te geven. De geur van ongewassen onmacht prikkelt zijn neus.

“De dierenarts kan je vast wel helpen, ik hoop dat ze op de laatste dag van het jaar wel open is met die coronatoestanden. Nou ja, lockdown of niet, kattenzorg is een essentiële voorziening. Die kan het kabinet jou niet ontzeggen.”

Misschien kan de dierenarts verlichting brengen. Of het einde…

De gedachte stoort hem, een herinnering flitst op.

***

“Ik kan dit niet meer aan,” sist moeder, “die poes vliegt me de hele dag aan. Ze zet haar nagels in mijn handen en laatst probeerde ze zich al klauwend aan mijn been op te trekken. Panty’s kapot en het bloed kwam eruit.”

Patrick snapt er niks van. Poek komt altijd rustig bij hem op schoot zitten als hij zit te tekenen, veilig onder het bureau. Hij denkt aan haar tevreden ronken dat resoneert in zijn eigen lijf en de warme ruwe tong op zijn vingers als hij haar tussen de pennenstreken door aait. Zou die buurjongen haar gepest hebben? Die probeerde haar altijd te vangen. Dan kwam ze doodsbang en hijgend thuis. Misschien is ze daardoor bang geworden voor grote mensen.

“Tja,” zucht vader, “dan moeten we de poes maar terugbrengen naar het asiel. Die agressie gaat mij ook te ver, je had laatst de schrammen in je hand staan.”

“Poek mag niet weg,” roept Patrick geschrokken, “zij doet mij toch niks?”

“Ah, dus jij verschoont altijd de kattenbak?” reageert moeder scherp, “ik denk dat Pa gelijk heeft.”

“Goed, we brengen Poek vanmiddag naar het asiel. Er zit niks anders op.”

“Ik wil nooit meer een kat,” voegt moeder eraan toe.

’s Middags staan ze met Poek in de reismand bij de balie van het asiel. Vader legt kort uit wat het geval is. Hij krijgt een formulier waarmee hij toestemming geeft.

Patrick aait Poek door de tralies van het deurtje heen. Het dier likt zijn vingers. Patrick voelt een brok in zijn keel die steeds groter wordt: “K-krijgt Poek wel een goed huis?” brengt hij uit.

“Heb je hier weleens rond gekeken?” vraagt de man achter de balie, “we zitten stampvol. We laten haar lekker inslapen.”

Patrick weet niet of hij opgelucht is, maar onder de blik van de asielmedewerker durft hij niet door te vragen. De vraag blijft echter branden. Op de terugweg kan hij het niet meer voor zich houden.

“Papa, wat bedoelde die man met inslapen? Poek slaapt ’s middags nooit.”

Vader schraapt zijn keel: “Ja, eh, weet je, Patrick…”

***

Toen leerde ik wat euthanasie was. Voor mij was het moord…

Patrick werpt een blik op zijn piepende en hijgende huisdier. Wat als de dierenarts onverdraaglijk lijden vaststelt? Nee, dat kan niet, zijn maatje, zijn leven in huis tijdens die hele verdomde coronacrisis. Een warm welkom als hij boodschappen was wezen doen of van pure armoe een wandelingetje had gemaakt in een wanhopige poging om zijn hoofd leeg te krijgen van al dat mediageweld dat continu bezig was geweest om hem “te overtuigen van de urgentie.”

Het besluit is genomen. Hij legt Kater Beau zachtjes neer en haalt de reismand tevoorschijn. De oren van de kat gaan alert omhoog, zijn ogen worden groot, maar hij is te stijf om direct te reageren. Binnen de kortste keren zit hij achter het traliedeurtje. Met een kreun gaat hij liggen en verzoent zich met zijn lot. Aan de kattensnoepjes die Patrick in de mand heeft gedaan besteedt hij geen aandacht.

Een reismand achter op de bagagedrager is met die hobbelstraatjes in de stad geen optie. Patrick besluit te gaan lopen, het centrum is vlakbij.

Hij zet de radio uit. De Top 2000 zwijgt. De klanken van het liedje zetten zich voort in zijn hoofd. Muziek roept bij hem altijd verleden op. Toen alles beter was dan nu.

Hij staat in de sneeuw aan de poort van de stad…

Voorzichtig loopt hij met de reismand de trap af naar de straat. Geen sneeuw te zien. Zou het klimaat dan toch veranderen? Hij zet een rustig wandeltempo in richting de wallen van het stadscentrum. In zijn hoofd zingt het verder.

Hij staat in de sneeuw aan de poort van de stad
En prikt de dagen van december op z’n hoed.

Ja, nog een enkele dag om op zijn hoed te prikken. Dan komt er een nieuw hoedje waarop hij opnieuw verloren dagen als vlinders van dromen kan nagelen.

Vlinders van dromen, zo begon dit jaar. Net afgestudeerd, alle liedjes in zijn hoofd, een heel jaar optredens in portefeuille, financiële zonneschijn met een lespraktijk.

Helaas, ja…

Ze raakten verloren in angst, opsluiting, quarantaine zonder einde en het failliet van zijn loopbaan. Steun kreeg hij niet, want zijn cultuur was small enough to fail. Hij miste een publiek en live streaming bracht niks anders op dan likes waar je niet van kunt eten.  Mondmaskering maakte hem benauwd en thuiswerk zonder gezichten frustreerde hem.

Het werd een jaar van verwoed zoeken naar waarheid tussen “officieel” en “complot” op bladzijden achter glas. Hij moest weten wat erachter zat, wat de mensheid in rampspoed had gestort, wie verantwoordelijk was voor al die scorebordjes van doden, ic-gevallen en besmettingen. Van Internet naar Darknet vice-versa. Hij had niets zinnigs gevonden, noch in de erkende communiqués, noch in het relaas van pedo-netwerken, bloedrituelen en de machinaties van zogenaamd “verlichten”.

Alles wat ik verloor was mijn vertrouwen, verzucht hij, in alles en iedereen.

Tussen de bedrijven door was er echter steeds het bemoedigend miauwen. Het leidde hem zelfs af van het acht-uur journaal. Patrick lacht. Hoe die kat het aanvoelde, hij begrijpt er niks van. Kater Beau zeurde net zo lang tot hij de tv had afgezet en hem in de keuken brokjes had geserveerd, hij joeg vast op zijn muizenissen.

Hij fluit z’n pluche lapjeskat
Want hij heeft last van muizenissen die nesten maken in z’n baard.
Maar ’t dier laat hem altijd mooi fluiten
’t Dier preekt ernstig voor de vissen
Gevallen van een haringkar.

Patrick tast naar zijn baard. Hij had hem maar laten staan toen zijn scheerapparaat kapotging. Het viel niet mee om het zaakje bij te houden met een klein schaartje, maar hij was trots op het resultaat. Kater Beau sloeg soms in een speelse bui naar zijn baardig aanhangsel en haakte met zijn nagels in de haren als een kam die moeite had om orde te scheppen.

Ze passeren de poort. De boog van de stadspoort is verlicht. Er zijn echter weinig mensen om het pittoreske tafereel te bewonderen. Het volk houdt zich aan de regels. Er is ook niks te doen met die lock-down. Een enkeling haast zich gemaskerd voort en werpt hoogstens een afkeurende strakke blik op zijn gebrek aan mond- en neus bedekkende outfit.

Op straat buiten is het niet nodig, makker, reageert hij in gedachten.

Hij voelt de kinderkopjes onder zijn laarzen. Authentiek plaveisel, herinnert hij zich de folder van de stadspromotie. Daar is de markt. Een vage geur van vis prikkelt zijn neus, de viskraam staat er warempel nog. Kater Beau ruikt het ook en komt moeizaam overeind in de reismand.

“Eerst naar de dokter, maatje.”

Hij kwam hier vaker met Kater Beau. Als Patrick naar de markt ging, wilde Beau altijd meelopen, hij liet zich niet weerhouden door druk verkeer, mensenmassa’s en andere huisdieren, eventuele honden blies hij dapper van zich af. Een halsbandje met riempje waarborgde in ieder geval zijn veiligheid.

Patrick glimlacht. Die viskraam. De kat miauwde net zo lang door tot hij zelf een visje voor hem gekocht had of de marktkoopman hem een paar staartjes had toegeworpen. Alleen blijft het nu stil in de kattenmand.

De boekwinkel aan het marktplein is dicht. Niet essentieel voor de mensheid, was het oordeel van de regenten uit Den Haag, dus boeken moesten worden opgesloten. Krant, Story en Weekend kun je ook bij de Appie kopen.

En ik maar denken dat een mens niet bij brood alleen leeft…

De etalage toont verlate kerstsfeer met bestsellers en kalenders als voorbereiding tot het nieuwe jaar. Hij vindt de grote Anton Pieck kalender wel mooi. 2021 prijkt in triomfantelijke letters en roepen het oude liedje in zijn hoofd op.

Hij lokt de dagen met z’n lied,
de dagen vliegen, hij blijft staan,
waar komt hij vandaan?

Hij koestert de dagen van rood cellofaan,
van glitter en watten en sterrenpapier,
geen mens kent zijn naam

Die dagen waren dit jaar in vergetelheid omgevlogen, gevlucht voordat hij ook maar een dag als herinnering op zijn hoed kon prikken. Patrick denkt terug aan de kerstdagen, rood cellofaan en wat sterretjes in zijn kunstkerstboom. Alleen zijn zus had het aangedurfd om op bezoek te komen. Hij ziet haar nog zitten met Kater Beau op schoot. Ze had Poek niet bewust meegemaakt, ze was te klein.

Poekiepoek brabbelde ze toen, het beeld van een klein meiske die lachend het likken van een poes afweert tekent zich af als een visioen uit een Dickensverhaal, ze weet niet hoe het afgelopen is.

“Hij is oud, he?” had ze opgemerkt. “Ik hoop dat hij zelf gaat en ik hem niet uit zijn lijden hoef laten verlossen,” had hij geantwoord.

Patrick stopt even en tilt de reismand op. Kater Beau knipoogt. Nee, zo ver is het nog niet. Hoop ik.

De wind krijgt vaart op het plein. Patrick duikt in zijn kraag en houdt de reismand uit de wind. Een patrouille gemaskerde agenten in gele hesjes bekijkt hem met argusogen.

Ooit kwam je hier een paladijn met soldaten tegen, realiseert hij zich, en nu Zorro’s in het geel.

De dierenarts woont in een steegje achter de kerk, vlak naast de muur van het kerkhof. Het begint te schemeren, de lantarens floepen aan en werpen vaag zijn schaduw op het plaveisel. Hier en daar brandt licht achter omfloerste ramen.

Er hangt een briefje achter het glas van de deur.

Beste mensen,

Ik moet in quarantaine, dus ik kan jullie nu helaas niet helpen met jullie huisdieren. Over veertien dagen gaat het spreekuur weer open. Voor acute gevallen kunnen jullie contact opnemen met de dierenartsentelefoon.

Blijf gezond en alles wat wenselijk is voor 2021

Lieve groeten,

Jaqueline

“Shit,” moppert Patrick. Kater Beau reageert met een klaaglijke mauw. “Tja, dan moeten we maar weer terug naar huis, maatje, er zit niks anders op.”

De duisternis is dieper geworden, mistflarden in de straat maken van het lantaarnlicht een stralenspel. Patrick zucht en loopt langs de kerkhofmuur. De steeg verbreedt zich tot een pleintje bij de ingang van het kerkhof. Hij ziet een vage vorm op het bankje naast de poort. Een sigaret voegt rook toe aan de mist. Het liedje in zijn hoofd reageert.

Alleen een meisje blijft staan praten
Een mager meisje van plezier

Voorzichtig loopt hij naar het bankje toe. Het is een meisje in een halfopen hangende lange Afghaan, bruin met bont. Daaronder verbergt een ruw linnen Indiahemd haar vormen. Een ketting om haar hals trekt een spoor naar een onzichtbaar sieraad. Ze staart voor zich uit en neemt bedachtzaam trekjes van haar sigaret. Naast haar staat een rugzak die Patrick aan zijn middelbareschooltijd doet denken. Symbolen en leuzen van vertrouwen in wereldvrede. Een thermosfles staat naast haar op de bank, een plastic bekertje dampt.

Patrick neemt haar op. Ze is klein van stuk, kastanjebruin haar in tressen en een duidelijke boog in haar wenkbrauwen alsof ze vaak aangenaam verrast is. Haar ogen zijn donker, een paar rimpels getuigen van een langer leven dan van een meisje van zestien. Toch heeft haar mond geen wrange trek.

Hij glimlacht: Meisje van Zestien. Wat moet ik toch met al die liedjes in mijn hoofd? Kater Beau miauwt als reactie.

Het meisje schrikt op, maar glimlacht breed als ze hem met de kattenmand ziet staan: “Ach, een kat! Wat een lieve miauw. Mag ik hem zien? Ik ben gek op katten.” Ze schuift uitnodigend de thermosfles opzij.

Patrick gaat zitten. Het meisje drukt de sigaret uit en aait Kater Beau door het traliehekje, tot Patricks verbazing likt hij haar vingers: “Wat een schattig oudje!” zegt ze, “hoe veel jaar is hij?”

“Veertien.”

“Twee-en-zeventig,” rekent ze snel, “dan is hij ouder dan mijn moeder is geworden. Hoe lang heb je hem al?”

“Veertien jaar, zo lang als ik alleen woon. Maar ik ben bang dat daar een einde aan komt,” hij wijst naar het pand van de dierenarts, “ik wilde naar hem laten kijken. Maar ik weet denk ik wel wat ze gaat zeggen.”

“Ach,” ze kijkt verschrikt, “na zo’n tijd ben je natuurlijk aan hem gehecht geraakt.”

Patrick knikt en vertelt een paar anekdotes van het afgelopen jaar, maar slaagt er niet in om een wrange crisisklank in zijn woorden te vermijden. Kleine nuances in haar blik tonen dat zij dat merkt. Het liedje zingt mee.

Waarom speel jij geen ander lied
Je ogen en je mond zijn koud.

Ik weet geen refrein.

“Het is maar goed dat mijn moeder niet meer leeft,” reageert ze, “die had de hele dag bij de tv gezeten en zich alles aan laten praten.”

“Is ze al lang dood?”

“Nu vijf jaar. Op Oudjaar. Ik kom sindsdien ieder jaar een bloemetje op haar graf zetten,” ze wijst naar het hek van het kerkhof, “ik haal wat takjes uit het bos en maak er een mooi stukje van. Kaarsje erbij voor wat licht. Het was een schat van een mens, alleen had ze tot haar dood nodig voordat ze ophield met klagen over mijn manier van leven. Tja, ouders hebben een heel ander beeld, soms, he? We hebben er wat ruzie gemaakt, nou! Maar ja, ze genoot van mijn kerststukjes uit het bos. Een dennentakje, een beetje hulst, wat droogbloemen van de zomer.”

Ze maakt een gebaar alsof ze een boeket samenstelt. Haar linnen hemd valt een beetje open en toont een glanzende lapis in een vallei van zachtheid. Patrick bloost als hij het ziet en kijkt haar vlug weer aan.

Ik draag op m’n borsten een sleutel van goud
Het licht in m’n oog is een ster die verschiet

Zo kan ik niet zijn

“Wat kijk je?” lacht ze, haar ogen doen mee.

“Je draagt een mooie steen. En,” hij lacht blozend terug, “je hebt mooie ogen. Ik moest opeens aan een liedje denken.”

“Vertel! Wat voor liedje heb je in gedachten als je op Oudjaar met een volkomen onbekend meisje op een bankje naast de kerkhofpoort zit?”

Een klaaglijk miauwen van Kater Beau onderbreekt Patricks verhaal. Beiden kijken naar de kat die met open bek hijgend in de reismand ligt.

“O jee, hij gaat toch niet dood?”

“Daarvoor wilde ik naar de dierenarts.”

“Misschien weet ik iets. Mag ik hem er even uithalen?”

Patrick knikt. Het meisje haalt een transparante steen aan een kettinkje uit haar rugzak en legt Kater Beau voorzichtig op haar schoot. Daarna tast ze met de slingerende steen het traject van kop naar staart af en weer terug. Het kristal schittert in het lantarenlicht. Het dier ontspant zich, het hijgen wordt minder.

“Wat doe je?” vraagt Patrick.

“Pendelen. Iets met energie en chakra’s, een soort knooppunten. Leven en energie zijn één, weet je,” ze aarzelt, “alternatieve geneeswijzen. Daar had ik altijd ruzie over met mijn moeder. Ze geloofde daar niet in, ik had Medicijnen gewoon af moeten maken van haar. Ik wil anders, ik vond in al die oude methodes en wijsheden meer antwoorden dan in het medisch compendium.”

“Ik maak daar geen ruzie over, wees niet bang, maar wat doe je nu bij Beau?”

“Ik balanceer hem, ik probeer blokkades te openen. Energie moet vrij kunnen stromen, dan werken alle organen samen. Ik kan hem niet beter maken, ouderdom kun je niet genezen, maar ik kan hem wel helpen het beste ervan te maken. Hij wil die vrijheid hebben, dat hij zelf kan voelen wanneer hij kan sterven.”

“En niet door het spuitje van de dierenarts?”

Ze schudt haar hoofd: “Dan bepaal jij dat hij ondraaglijk lijdt. Maar doet hij dat? Hij kan zelf bepalen wanneer hij afscheid neemt.”

“Dat is onmenselijk!”

“Inderdaad, mensen zijn niet gewend iets aan de natuur over te laten.”

“Dan vallen er doden.”

“Nu niet dan?”

Patrick lacht: “Wat een discussie op een bankje naast de kerkhofmuur. Zouden ze meeluisteren aan de andere kant?”

“Mijn moeder wel,” glimlacht ze, “die was verslaafd aan wereldnieuws, ze wilde niks missen. De tv en de radio stonden de hele dag aan en ze had vier kranten. Als ze er niks van snapte, was er altijd nog Meester GBJ Hiltermann op zondagmiddag.”

“Nou, dan was ze behoorlijk druk met oud papier, denk ik.”

Het meisje schudt haar hoofd: “Ik was dat, toen haar huis leeggehaald moest worden. Er kwam een hele container wereldnieuws tevoorschijn. Maar,” ze port hem speels tegen de schouder, “over dat liedje…”

Ze zet Kater Beau voorzichtig terug, pakt een bekertje uit haar tas en schenkt hem in. Patrick snuift een kruidige licht alcoholische geur op. “Glühwein, eigen recept,” lacht ze, “ik heb iets goeds van mijn moeder geleerd.”

Hun ontmoeting wordt een dans van verhalen en liedjes in woorden. Kater Beau bekijkt het tafereel met een knipoog en werkt ondertussen de brokjes in de reismand naar binnen.

Ze danst in de sneeuw en ze speelt tamboerijn,
terwijl de lapjeskat heel stil de passie preekt.
Het geurt naar brood en warme wijn,
en in de sneeuwnacht bij de wallen verwachten ze ’t nieuwe jaar.

De laatste nacht komt aangevlogen,
de laatste slagen zijn gevallen,
’n Vuurpijl spuit de hemel in.

Vuurwerk onderbreekt hun relaas. Kater Beau krimpt even in elkaar maar gaat gerustgesteld liggen als het meisje hem aait.

“Nieuwjaar,” zegt ze monter, “en ons verhaal is nog niet uit. Waarom kom je niet mee? Ik heb een huisje buiten de stad in het bos. Een mooie plek voor jouw kat om nog een beetje rond te scharrelen.”

Patrick denkt een moment na: “Waarom niet? Is het ver?”

“Anderhalf uur lopen. We dragen de reismand gewoon om de beurt.” Kater Beau miauwt. Is dat een aanmoediging?

“Okee, maar eerst even langs mijn huis om kattenbrokjes op te halen.”

Het meisje knikt, Kater Beau miauwt. Het liedje zingt verder.

Morgen verdwijnen ze over het land
Het nieuwe jaar is wijd en groen
Een bloemenwei is leeg en groen

Nooit zien ze hen weer

Wie weet wat de dagen dit jaar zullen doen
Zij speelt met de kat en hij zwaait met zijn hand

Vaarwel en tot ziens
Misschien tot ziens

1 gedachte over “Oudjaar”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

error: Inhoud is beschermd!
Scroll naar boven