Vooraf…
Ik schreef al eerder, dat muziek veel van mijn herinneringen draagt. Als ik een bepaald nummer of muziekstuk afspeel, komen nostalgie en herinneringen in al hun kleuren direct terug.
Zo ook Wish you were Here, de eerste elpee die ik aanschafte toen ik voor de studie vanuit Amsterdam naar Enschede verhuisde. Daar leerde ik naast vrijheid ook heimwee kennen, niet zozeer naar huis, maar naar het vrienden- en vriendinnenclubje waar ik de laatste twee jaar op de middelbare school zat. Afstand doet iets met verstandhoudingen en veroorzaakt soms een worsteling om iets te behouden dat nu eenmaal uit elkaar groeit. Je leert er wel brieven van schrijven (in de zeventiger jaren van de vorige eeuw bestond er nog geen email of chatbox).
Het liedje Wish you were Here geeft heel treffend afstand weer, de gitarist stemt af op een andere gitarist die op de radio speelt en zo hebben ze contact en spelen ze samen. Het was een favoriet nummer dat ik met een toenmalige vriendin deelde.
Wish you were here, dat is het thema van dit verhaal. Een potentieel happy end na vele jaren.
Wish You were Here: Het titelnummer van een van de mooiste Pink Floyd albums
Vissenkom I (Wish you were Here)
Eenzaamheid is een muur
die je scheidt van de angst
voor wat je iemand
niet durft te zeggen.
Net zoals het glas
van een vissenkom
een goudvis scheidt
van fris water van buiten.
Zondagavond kwart voor zes. Arnold passeert de dierenwinkel op weg naar zijn vaste afhaalstek. Hij staat even stil voor de etalage en bestudeert het aquarium achter het glas. Vissen dartelen tussen de planten en kijken nieuwsgierig naar het onbekende buiten hun domein.
How much is that fishie in the window?
Als kind had hij graag een goudvis willen hebben, zo eentje in een kom die je goedemorgen kon zeggen als je wakker wordt. Net zoals in dat grappige gedicht van Van Ostaaijen waarin Marc ’s morgens de dingen groet. Op school hadden ze een klein aquarium in zijn klas. Hij vond het altijd leuk om te kijken hoe de vissen reageren als je tegen ze praatte. Later had hij ingezien dat een vis niks terugzegt.
“Kom op jong, tijd om eten te halen” onderbreekt hij zichzelf hardop, “anders ben je niet op tijd voor de eerste wedstrijd.”
Hij ziet het restaurant verderop in de straat. China Garden in opvallende neonletters op de gevel, een naam die niets te raden overlaat. Afhaalchinees in een volkswijk. Altijd druk in het weekend en zeker op zondag als Studio Sport de bal op tv laat rollen.
Niks makkelijker als met een bakje Mihoen op schoot de samenvattingen kijken, verheugt hij zich op de nationale zondagavondgebeurtenis. Biertje erbij en klaar. Oppassen dat je geen saus op de bekleding morst.
Lekker kijken naar hoe anderen zich professioneel negentig minuten achter een bal in het zweet raggen. Het was niet voor niks dat hij in zijn jonge jaren keeper was geweest. Als stevige sluitpost stond hij zijn mannetje, maar de anderen deden het loop- en veldwerk. Hardlopen was niks voor hem. Toen hij ging werken, was hij met actief voetballen opgehouden. Hij bewoog nog wel, van het ene bureau naar het andere en soms ’s avonds een rondje sportschool. Niet helemaal van harte.
Toch jammer dat je bij die sportschool steeds vier trappen op moet, mijmert hij.
Arnold loopt de zaak binnen en slaat een snelle blik richting het restaurantgedeelte. Tafelkleedjes met rode zijden draken, een waxinelichtje voor de sfeer. Een Lucky Cat wenkt in stilte met beide pootjes en reflecteert de kaarsvlammetjes met zijn glanzend versierde lijf. Er zitten een paar mensen in het halfduister, het kaarslicht zorgt voor diepere contrasten op hun gezichten. De Chinese barman knikt hem welwillend toe.
Nee, geen restaurant vandaag, denkt hij, ik heb een bloedhekel aan in je eentje aan een tafeltje zitten.
Soms moest hij wel, niet ieder restaurant heeft een afhaalgedeelte en als je eens iets speciaals wil eten… Sporadisch ging hij samen met een alleenstaande collega –vaste gespreksonderwerpen technologie en klagen over het management- maar in de meeste gevallen zat hij er alleen. Met een beetje aanspraak van de ober en ter afleiding wat uitzicht via het glas van zijn Smartphone vol Facebookvrienden.
Hij zet koers naar het afhaalgedeelte. Een paar stoelen in een bekrompen ruimte, een loketje voor de bestellingen en een raam met uitzicht op het restaurantgedeelte. Hij vindt de brede vissenkom op de vensterbank een slimme zet: daarmee belet je direct uitzicht op de gasten. Bovendien is het leuk om naar te kijken. Twee sluierstaarten zwemmen rond en werpen achter glas filosofische blikken naar de eters en de afhalers.
“Mijnheer?” vraagt een kleine Chinese vrouw achter het loket.
“Mihoen speciaal, een portie saté en extra kroepoek!”
De vrouw vormt met vaardige vingers een aantal magische gebaren op het glas van een tablet en sluit de overdracht met een resolute tik af.
Vooruitgang, mijmert Arnold, dat briefje met de Chinese tekens van vroeger vond ik toch leuker. Hij stelt zich voor hoe de bestelling in de keuken overkomt. Red Alert op een elektronisch planbord, net zoals op zijn werk?
“Zestien euro, alstublieft”, haalt de vrouw hem uit zijn mijmering.
Arnold betaalt en gaat zitten. Hij bestudeert het kleine tafeltje dat de afhaalruimte nog voller maakt. De Telegraaf van gisteren, Nieuwe Revue, Mijn Geheim, Story, Privé. Schreeuwende koppen vol schande en schandaal. Een paar stukgelezen Donald Ducks versterken het beeld dat je in een wachtkamer zit.
“Had ik mijn e-book maar meegenomen”, verzucht hij, “gelukkig heb ik mijn mp3-speler bij me.”
Hij stopt de dopjes in zijn oren, kiest zijn muziek en regelt het volume. Zacht genoeg om mee te krijgen dat zijn eten klaar is, maar luid genoeg voor een aangenaam auditief behangetje. Hij bestudeert de vissenkom. Mooie rode sluierstaarten in hun glazen huisje met wat grind en wier.
Hij kijkt werktuiglijk door de kom heen. Het uitzicht op de wereld daarachter is vervormd, als in een surrealistisch schilderij waar alles wat recht is opeens krom wordt. Hij ontwaart twee gasten in dat decor, een man en een vrouw, zo te zien in een ernstig gesprek gewikkeld. Er zit een duidelijke drang in hun conversatie, gebaren en gezichtsuitdrukkingen laten zien dat de standpunten ver uit elkaar liggen. De man maakt opeens een gebaar alsof hij iets afkapt. De donkerharige vrouw wendt haar gezicht af, haar donkere ogen nemen nietsziend de goudvissen op. Ze veegt geïrriteerd een lok zwart met zilvergrijs uit haar gezicht.
Sylvia!
Arnold’s hart slaat over, de schok plant zich voort door zijn lijf en het bloed stijgt hem naar het hoofd. Dat verbaast hem, waarom bloos ik nog steeds na al die jaren?
Hoe word je verliefd op iemand? Ontmoeting, plaats, tijd, sfeer, contact, nieuwsgierigheid en voor je het weet draai je om een vrouw heen als een satelliet die zijn ontsnappingssnelheid is kwijtgeraakt. Dan wordt het spannend: draai je jouw baantjes, of verbrand je in haar atmosfeer?
Ik verbrandde, herinnert hij zich, en brandwonden blijven op de een of andere manier altijd schrijnen.
Zijn flashback is kristalhelder. Hij was net student, zijn gezinsomgeving ontvlucht en verhuisd naar een andere stad op voldoende afstand om afstand te houden. Een ding had hij snel geleerd: Afstand in kilometers scheidt je inderdaad van wat je niet meer wilt, maar verbreekt potentieel het contact met wat je wél dierbaar is.
Sylvia was hem dierbaar geweest, met haar rustige oogopslag, hun wandelingen door de stad in tussenuren, diepzinnige gesprekken op een bankje in het Vondelpark en haar melodieën op haar dwarsfluit op haar zolderkamertje aan een zijstraat van de De Lairessestraat waar ze zich terugtrok bij spanningen in huis. Een plek waar hij haar angst en wanhoop aan kon horen en mee knikte in de stille hoop dat zij het “ja” dat hij in zijn gedachten had zou beantwoorden. Een perfecte voedingsbodem voor verwarren van vriendschap en liefde.
Na zijn vertrek bleven ze contact houden. Op papier (de postbode overbrugde de kilometers) en met sporadisch bezoekjes die hem eraan herinnerden waarom hij verliefd op haar was. In stilte, want hij voelde intuïtief het spanningsveld dat een bekentenis teweeg zou brengen. Dat ging goed totdat hij zijn gevoelens niet langer kon verbergen. Uiteindelijk werd zijn verlangen om liefde te bekennen groter dan de angst om haar uit te spreken. Bekennen, inderdaad, maar uitspreken, nee. In zijn geval werd dat uitschrijven, op papier leek het minder spannend dan oog in oog.
Er ontstond spanning, maar er kwam geen breuk. Ze was alleen verdrietig dat ze daardoor de onschuld van hun vriendschap kwijt waren. Dat een vriendschappelijke knuffel of een intense blik opeens de lading van verlangen kreeg dat zij niet deelde. Dat aanraken daardoor opeens ongewenste intimiteit werd.
In die situatie kwam voor hem de desillusie dat hij een droom had nagejaagd die nu nooit uit zou komen. Ze was eerlijk: Haar idee van een partner waar ze voor viel was anders dan hij kon bieden, maar zijn vriendschap was voor haar onbetaalbaar.
Dat was een dilemma: waar kies je uiteindelijk voor? Met een paar brieven vice versa hadden ze hun angst voor verlies uitgewisseld en de vriendschap leek gered. Toch werd het daarna anders, de brieven werden korter en tussen de regels stond steeds minder. Na een paar jaar bleven de brievenbussen leeg.
Vice versa over en uit.
Hij tuurt door de vissenkom, zijn blik laat haar niet meer los terwijl ze verder gaat met haar discussie met de man tegenover haar. Een opmerkelijk vervormd beeld door de breking door water en glas. Hij hoort niet wat ze zegt, noch wat haar gesprekspartner haar antwoordt. De muziek in zijn oren overstemt het geluid van buiten en wordt de soundtrack van de stomme film waar hij naar kijkt.
Come in here dear boy, have a cigar! You’re gonna go far, you’re gonna fly high!
Luid, tot aan een relatieve stilte. In zijn oren stemt iemand zijn middengolfradio af, met ruis en interferentie en een paar vage zinnen uit een dialoog, een stukje Tsjaikovski en het gitaarfragment dat de gitarist op het album wakker maakt. Opeens flitst het beeld van zijn studentenkamer weer op. Een bureautje met radio, zijn gitaar, meespelen met wat er uit de luidspreker kwam. Haar brieven op het bureau, met regels van samen voelen. Een wiskunde dictaat met een berg formules op kladpapier, bijna een schilderij van symbolen. Een tentamenuitslag die duidelijk beter had gekund.
Zo ging het met ons toen ook, realiseert hij zich, ons contact was een soort samenspel. Het muziekstuk was onze angst voor eenzaamheid.
Het beeld in de vissenkom bereikt zijn apotheose. Arnold herkent de blik die ze werpt. Hij herinnert zich de wanhoop over haar thuis die ze ooit met hém deelde op haar stille zolderkamertje, het anker van zijn stille hoop.
De man tegenover haar staat bruusk op en loopt de zaak uit zonder om te kijken. Zij blijft naar de vissen staren, een paar tranen rollen in de wonderlijke vervorming in een boogje langs haar wang naar beneden. Ze draait zich om en kijkt de man even na, maar wendt al snel haar blik weer terug naar de wuivende sluierstaarten.
De muziek in Arnolds oren speelt bedaard door. Ze waren allebei idolaat geweest van die plaat. Als hij hem draaide in zijn verre stad, dacht hij aan haar en voelde hij het verlangen dat uit de tekst sprak.
How I wish, how I wish
you were here.
We’re just two lost souls
Swimming in a fish bowl,
Year after year,
Running over the same
old ground,
what have we found?
The same old fears.
Wish you were here.
The same old ground, denkt Arnold, the same old fears…
Hij maakt een gebaar naar de Chinese vrouw achter het loket. “Wilt u mijn bestelling inpakken? Ik neem het straks mee.”
Just two lost souls, gaat het door hem heen als hij de eetzaal binnenstapt, misschien tijd voor het vervullen van een wens.
Sylvia kijkt verrast op als ze Arnold aan ziet komen. Na een vraag in haar ogen springt er plotseling herkenning in haar blik.
“Heb je zin om iets te eten?” zegt hij, “de mihoen is erg lekker hier!”
Ze kijkt hem aan en veegt haastig een traan weg. “Graag…”
De sluierstaarten kijken een moment verbaasd toe en vervolgen bedaard hun dans in de vissenkom.