Op de Fietse (1)

1 Crossen door het landschap op een Oma-fiets

Muziek: La Bicyclette, gespeeld door Roland Dyens op klassieke gitaar

Op de Fietse

Rap löp zich vaste in ’t skoefkoarnrad

(Wie haast heeft loopt zichzelf vast in het wiel van de handkar, het Twentse alternatief voor Haastige spoed is zelden goed.)

Op de fiets kun je weliswaar haast hebben, maar het gaat niet zo snel vooruit, zo lang je tenminste op eigen kracht blijft fietsen. De vooruitgang van de trapondersteuning en de pedelec-koorts heeft het fietserleven wel gevaarlijker gemaakt.

De fiets is mijn voornaamste vervoermiddel. Ik kreeg mijn eerste fiets toen ik acht jaar was. Ja, in die tijd kregen kinderen het fietsen nog niet met de paplepel ingegoten, je was al blij dat je een step had. De regel was dan ook: Op een oude fiets moet je het leren. Dat had Rob de Nijs goed begrepen met zijn liedje Het werd Zomer. Mijn fiets had geen versnellingen en een terugtraprem, een opgeknapt tweedehandsje dat nog bijzonder goed reed en waarvan het zadel laag genoeg kon worden ingesteld.

Dat werd het begin van mijn fietstochtjes langs de Sliedrechtse Merwededijk en de polders van de Alblasserwaard, waar ik de verkeersregels in de praktijk leerde, met name hand uitsteken als je van koers wijzigt. Tot we eind zestiger jaren naar Amsterdam verhuisden.

Amsterdam bleek een nog interessanter oord voor fietstochtjes. Met name de wijken die mijn zesde-klasgenoten op de lagere school me hadden ingefluisterd, het gebied rond de Zeedijk en de Oudezijds Voor- en Achterburgwal. Alles open en bloot: Heel anders dan het Gereformeerde Sliedrecht. Maar ja, op je elfde werken de hormonen nog niet zo krachtig, zeker niet met een Bible-belt achterstand…

De middelbare school, dat werd fietsen vanaf Amsterdam Noord. Er moest een nieuwe fiets komen, ik zwichtte voor een hype uit die tijd: de Vouwfiets. Onpraktisch en arbeidsintensief voor de lange afstand. Ik heb er een keer gemak van gehad bij een fataal lekke band, ik kon ermee de bus in. Zodoende kwam er een nieuw tweedehandsje met voldoende grote wielen.

Als je fietst, krijg je lekke banden. Zeker in Amsterdam waar alles op straat ligt. Banden plakken werd een van de lessen uit mijn opvoeding. Mijn vader veronderstelde dat alle lekke banden werden veroorzaakt door stoeprandjes pakken, dus hij deed het een keer voor en verder Red oe er met…, het oud-Twents voor veel succes. Na een trage start kwam gaandeweg de routine en kon ik zelfs onderweg plakken.

Ik zette de volgende stap van mijn zuurverdiende krantenwijkgeld: Een racefiets met Simplex derailleur. Met zo’n sportieve fiets moest je uiteraard ook sportieve tochtjes maken, het begin van mijn pogingen het gezinsleven een beetje te ontvluchten in de weekends. Ik herontdekte de dijken en de polders, maar nu in Noord-Holland. Na een upgrade met wat Karrimor bagagedragers en dito fietstassen was de fiets tevens geschikt voor twee fietsvakanties met de vrienden uit de klas.

Helaas werd die fiets gestolen vlak voor ik naar Twente vertrok. Zodoende kwam er weer een tweedehandsje, een echte Omafiets, loodzwaar maar oersterk, waarmee ik een jaar van en naar Enschede en Hengelo croste. Geen fiets voor tochtjes, dus kocht ik tijdens mijn vakantiewerk in Amsterdam een nieuw racefietsje op de Albert Cuyp markt. Achteraf had ik het beter daar niet kunnen kopen, want het fietsje was voorzien van hier niet gangbare Engelse onderdelen. Gelukkig redde Erna, mijn toenmalige vriendin en later mijn vrouw me met een Peugeootje, zodat we samen op fietsvakantie konden.

Ondertussen was gebleken dat een racefiets veel onderhoudsgevoeliger is dan een conventionele fiets. Ik leerde schoonmaken, ketting uitkoken en regelmatig tandwieltjes vervangen plus het feit dat ik geen onbegrensd geduld heb voor deze karweitjes. Zen of de Kunst van het Fietsonderhoud was nog niet geschreven.

De Peugeot bleek overigens even goed bestand tegen roest als een Franse auto uit die tijd, dus toen de velgen doorgerot waren, was de racefiets verleden tijd. Ik heb sindsdien alleen maar “gewone” herenfietsen gereden, voorzien van versnellingen, schijfremmen en andere gemakken en vooral onderhoud door de vakman.

Dat was nodig, want de fiets was mijn vervoermiddel voor woon-werk verkeer, tien kilometer heen en tien kilometer terug. En dat nu bijna veertig jaar lang. Ik heb in die tijd, ook geholpen door het fietsenplan, vier fietsen versleten.

Dit woon-werkfietsen werd een ritueel, een rustmoment op de dag. Al peddelend nadenken over wat er is gebeurd en nog moet gebeuren. Met open oog voor de omgeving het hoofd een beetje leegmaken.

Door het gedwongen thuiswerken tijdens de coronacrisis dreigde mijn woon-werkverkeer uit te vallen. Zeker in die tijd had ik frisse lucht hard nodig om bij te komen van een langdurig verblijf in mijn erg kleine thuiskantoortje. Zodoende fietste ik in de middagpauze regelmatig een recreatief rondje van een kilometer of tien. Niet de volledige dag-afstand, maar het was beter dan niks.

Twente is mooi en interessant genoeg voor recreatief fietsen. Nu mijn pensionering in zicht komt, zal ik om de nodige beweging te houden, het woon-werk fietsen moeten vervangen door nuttig vermaaksverkeer.

Deze vakantie is een mooi startmoment. We blijven namelijk thuis, omdat we geen zin hebben om een vakantie te “verdienen” met vaccinatie- of testbewijs. Zodoende begin ik hierbij een serie kleine fietstochtjes om in beweging te blijven. Ik steek mijn zakcameraatje bij me om plaatjes te schieten en dan wordt het Kiek’n wat ’t wordt en wellicht een verhaal. En verder hou ik mijn Twentse spreukenboekje bij de hand!

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

error: Inhoud is beschermd!
Scroll naar boven