Schermloze Avonden (35)

Muziek: La Solitude dans l’Espoir van Tangerine Dream op het Album Jeanne d’Arc

24 Maart 2021

Meningencircus, Toon Hermans en Gewoon God

Schermloze Avond Vijf Maal Zeven.

We hebben een frisse week, waarin de temperaturen nog geen lente voorspellen, ook al is de 21e Maart al gepasseerd. In de media is het ook al geen lente. Het is me deze week een hele dag gelukt, een Medialoze Dag. Geen slecht nieuws, geen Facebook. Inderdaad, wel zo rustig. Zal ik daar ook een blog over beginnen?

Het valt niet mee om de goede hoop te houden. Om iets beters te geloven dan slechte cijfertjes met onduidelijke oorsprong. Die eenzaamheid door gebrek aan hoop is pijnlijk. La Solitude dans L’ Espoir, de achtergrondmuziek van deze blog.

Dat sluit mooi aan op Muziek in de Luie Stoel. Ditmaal Jeanne d’ Arc van de Duitse synthesizergroep Tangerine Dream. Ik ken Tangerine Dream al van mijn tienerjaren, toen ik de albums Phaedra en Ricochet kocht. Ja, ook de Dream wordt ouder, onlangs overleed Edgar Froese, de oprichter van de band.

Het onderwerp van het album is, Jeanne d’ Arc, de nationale heldin van Frankrijk die in de Honderdjarige Oorlog hielp om de heerschappij van de Franse koning tegen de Engelsen te herstellen. Lang duurde haar succes niet, politiek en kerk sloegen de handen ineen en lieten haar als ketter en afvallige op de brandstapel zetten voor ze te veel invloed kon krijgen. Tja, die politieke brandstapels zijn er nog steeds, kijk maar naar de zaak rond CDA-kamerlid Ontzigt. Daarbij smeult ook iets dat niet lekker ruikt.

Het boek van vanavond: Gewoon God van Mieke Mosmuller en Toon Hermans. We hebben een paar boeken van haar gekocht naar aanleiding van haar Youtubefilmpjes en dit bleek een zeer interessant exemplaar.

Toon Hermans, wie kent hem niet? Ik maakte als tienjarige voor het eerst kennis met zijn conferences in het huis van Oom Jan en Tante Ank, die op ons pasten als mijn ouders een avondje uit wilden. Ze waren geen familie, maar de kreten Oom en Tante werden bij ons ook gebruikt voor soortgelijke niet familie gebonden contacten.

Oom Jan was een huiskamergeleerde met een enorme bibliotheek waar hij zich onder het uitstoten van sigarendampen dagelijks opsloot. Het hele huis rook naar bolknak. Wat hij in het dagelijks leven deed, wisten we niet. Hij liet ons kennismaken met de strips van Marten Toonder. Tante Ank was zijn veel jongere vrouw die allerlei hobby’s beoefende die je in die tijd niet direct van een vrouw zou verwachten. Ze had tijdelijke maar heftige passies. Zo bouwde ze in een bepaalde periode het ene modelvliegtuigje na het andere. Ik spon daar garen bij, want als ik een boodschap voor haar deed, kreeg ik een afgebouwd exemplaar van haar mee. Dat wekte mijn belangstelling om zelf vliegtuigjes te gaan plakken en schilderen.

Als we bij hun waren, draaiden ze vaak langspeelplaten met conferences van Toon Hermans onder het eten. En zo raakten we bekend met zijn vriendelijke humor. En met het bekende Hier die bal! Dat paste prima bij het diner, want Tante Ank bakte prima gehaktballen.

Hermans is een grappenmaker, maar geen spotter, vermeldt het boek, wanneer een grappenmaker erin slaagt om levenslang humoristisch te zijn zonder ook in de gemakkelijke baan van de spot te glijden, moet hij meer zijn dan een komiek.

Naar wat ik zelf van Hermans heb gehoord, gezien en gelezen, vind ik dat een mooie karakteristiek. Want kijk maar eens naar veel cabaretiers van nu. Spotten, op de hak nemen en onder de gordel meppen is een vast bestanddeel geworden van het métier. Alsof ze niks anders meer kunnen dan strak cynisme. Wat voldoet tegenwoordig nog aan de Hoofdwet van de Humor? Dat iedereen erom moet kunnen lachen? Bij veel cabaret wordt het leedvermaak.

Het boek biedt een opmerkelijk contrast, de rationele en wetenschappelijk filosofische Mosmeijer met de op een heel prettige manier diepgelovige Hermans, waarbij beiden hun kwetsbaarheden tonen. Ik lees het met plezier, waarbij ik soms opmerkelijke uitspraken tegenkom.

Als je kunt denken wat je wilt, ben je nooit meer ongerust. Een waar woord afgezet tegen het enigszins compulsieve mediageweld rond met name de coronacrisis. Ik denk dat het woord kunnen in deze uitspraak de betekenis van het woord mogen heeft. Juist door die spanning die ik daarin tegenwoordig voel, heb ik aan Mosmullers boek Ik doe wat ik wil best iets gehad. Je moet denken wat je wilt, anders denk en doe je alleen maar wat anderen willen.

Een groot probleem en ook een vloek van deze tijd is, dat als je vragen stelt over bijvoorbeeld corona, je direct met een mening wordt vereenzelvigd. Daarbij wordt de vraag zelf gemakshalve vergeten, en ook het doel ervan. En dat terwijl vragen dient om een mening te vormen en niet om die uit te dragen.

Een voorbeeld: Mijn vrouw zag een Youtubefilmpje van Poetin die het volgens de ondertiteling over Rutte’s homofiele avances en zijn laakbare houding richting het Nederlandse volk had. Wel, in een ondertiteling kun je van alles neerzetten. Ze was nieuwsgierig, dus nam ze via een vriendin contact op met iemand die Russisch kende met de vraag wat Poetin daar nu eigenlijk zei.

De reactie was vinnig, ze kreeg te horen dat Poetin er niks mee te maken had, dat het een fake was en dat ze het commentaar bij de filmpjes maar moest lezen. In de eerste plaats zei dat commentaar niks, en in de tweede plaats: dat was haar vraag helemaal niet. Ze wilde gewoon weten wat Poetin had gezegd, zonder bijsmaak, zonder vooroordeel. Dan was het op een rustige en rationele manier duidelijk geweest dat het nep was.

De andere partij plakte haar door die vraag echter een mening op en meende daardoor tegen haar te moeten ageren. Doodgewoon Framing. Resultaat, een pissig gevoel dat men voor jou meent te moeten denken, en je weet het antwoord nog niet.

Zo gaat het met Corona ook. Stel je een vraag over effectiviteit van maatregelen of werking van vaccins, dan sta je direct te boek als twijfelaar, recalcitrant of wappie en een antwoord komt er niet. Je krijgt louter een mening opgeplakt die je zelf niet hebt uitgesproken. Dat is uiterst vermoeiend. En je komt er geen steek verder mee.

Al lezend in Gewoon God kom ik langzaam in de verwondering. Geen moeilijke dogma’s, geen strenge man met lange baard, geen boos gezicht en een opgeheven vingertje dat naar de hel wijst, nee veel eerder een abstractie omdat het menselijke model van God niet voldoet, te beperkt is. Daar kan ik me in vinden. Dan raak je ook niet in de verleiding om te denken dat je God bent.

Het volgende citaat vind ik ook interessant: Het kind leert niet over het wonder, over het bovennatuurlijke. Het leert tellen en letters lezen. Tellen richt zich op het materiele. In de eeuwigheid hoef je niet te tellen… Trouwens, aan cijfertjes kun je al zien -jij zegt dat ik goed kan kijken- dat ze gevaarlijk zijn. Lettertjes ook, maar minder.

Hoe waar is dat in deze tijd: We worden geknecht op basis van cijfertjes waarbij het quasi exacte karakter voor de zekerheid een uitweg krijgt in de vorm van modellen met statistische onzekerheid die wel goed wordt verborgen. Ze zullen je namelijk maar afrekenen op die cijfers! Exacte cijfers met een statistisch sausje, een originele manier om te zeggen Nescio!

Die cijfertjes zijn inderdaad gevaarlijk als ze je beginnen te dicteren. Versoepelen? Alleen als de cijfertjes goed zijn. De cijfertjes zijn niet goed? Jouw eigen schuld, we verlengen de straf!

Ik moet nu misschien zelf ook wel oppassen om meningen te plakken. Gelukkig is er veel te genieten in het boek. Toon Hermans, een bijzonder mens!

Na een uurtje lezen wordt het tijd voor Gitaar op Schoot. Klassiek ditmaal, en drietal stukjes van Ferrer. Een bepaalde greep met een glissando met slippende pink wekt frustratie. Wat offer je nu op om toch vloeiend boven te komen? Puzzel.

Bedtijd, dus komt Broeder Cadfael de dag uitluiden. Een Hard Gelag. De vermeende moord blijkt niet gepleegd. De stomme metgezel van de oude kruisridder blijkt het meisje te zijn dat hij ooit zou trouwen. Dat huwelijk was niet doorgegaan omdat de kruisridder een ernstige verwonding had opgelopen waardoor hij zijn huwelijksplichten niet kon volbrengen, hij had zich in het klooster teruggetrokken. Het meisje verzon een list, ze ging zogenaamd het nonnenklooster in, maar verdween voor ze daar aankwam, zij koos een ander pad. Zij had zich als jongen verkleed, was bij hem in het klooster terechtgekomen en had hem tot zijn dood verzorgd. Opmerkelijk einde!

In De Ware Aard gaan we verder in de roerige tijden van de oorlog der Engelse kroonpretendenten in de twaalfde eeuw.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven