Beschermengel

De oude spoorlijn door Izmit. Het plaatje stamt van ver voor mijn komst, maar geeft een goede indruk. De bomen waren toen ik er was beduidend gegroeid.

Vooraf…

In Januari 1998 ondernam ik een dienstreis naar Turkije, twee weken lang instructie geven aan onderhoudsmensen van de klant van de systemen van mijn bedrijf. Het was een reis in mijn eentje, dus ik was op mezelf aangewezen, iets dat bepaald spannend was.

Mijn werkplek voor die twee weken was Gölcuk, ik verbleef in een hotel in Izmit, iets minder dan twintig kilometer daarvandaan. Beide plaatsen liggen in West Turkije aan een baai van de Zee van Marmara, ongeveer 100 kilometer van Istanboel. Een opwindende en dankbare ervaring, ik leerde rijden in chaotisch verkeer, leerde interessante mensen kennen en beleefde iets van het alledaagse leven in Turkije dat je in de vakantiecentra niet tegenkomt. Daarnaast maakte ik dingen mee die je als paranormaal zou kunnen betitelen.

Een wandelingetje door Izmit vanuit het hotel werd die weken mijn standaard lichaamsbeweging na het werk, even uitwaaien (voor zover dat ging met de bruinkooldampen die als een deken over de stad hingen), wat water en versnaperingen kopen bij een supermarkt en gewoon mensen kijken.

Een van de karakteristieken van Izmit in die tijd was een spoorlijn die dwars door de stad heen liep. Het aantal spoorwegovergangen was enorm, en het treinverkeer zorgde dag en nacht voor herrie in de omgeving.

In Augustus 1999 verwoestte een aardbeving van 7,6 op de schaal van Richter de stad Izmit grotendeels. Een collega die daar later kwam verklaarde dat de stad zo’n beetje compleet in zee was geschoven. Het Hotel Asia waar ik toen logeerde, had als door een wonder de aardbeving overleefd.

Het was me vreemd te moede toen ik de beelden van de aardbeving zag en plaatsen herkende waar ik was geweest. Je voelt toch een soort verbondenheid met zo’n plaats waar je zelf hebt rondgelopen.

Al met al bestaat onderstaand tafereel niet meer, Izmit is grotendeels op de puinhopen herbouwd en het verleden is begraven.

The Gates of Istanbul van Loreena McKennitt

Beschermengel

Iemand tikt me op de schouder.

Haast verstoord kijk ik opzij. Ik zit op de snelweg E80 in een gammele bak van een huurauto met ruitensproeiers die dienstweigeren en een gaspedaal dat je door de plank heen moet trappen om vooruit te komen. Sneeuw jaagt tegen de voorruit en de wissers kunnen het nauwelijks aan. Van strooien hebben ze hier nooit gehoord. Geconcentreerd hou ik al een uur lang de achterlichten van een vrachtwagen voor me in de gaten, twee bakens in een donkere massa tussen de dansende vlokken in het halfduister. Ik heb alle reden om goed op te letten, gaten in verbogen vangrails tussen de weg en het ravijn zijn stille getuigen van een even en vermoedelijk daarna eeuwig wegglijden uit het Nu.

Op het dashboard ligt een briefje met namen. Usküdar, Sultanbeyli, Gebze, Kőrfez, Derince, Izmit. Vage aanknopingspunten in een vreemd land. Geen ruimte voor verdwalen!

Ik zie in een flits een bord. D100: Izmit, Bursa, Yalova.

Potverdrie, ik moet er hier af!

Ik pak de door de sneeuw nauwelijks zichtbare afslag zonder slippen. De wereld raakt langzamerhand bewoond, de baai aan de ene kant en een steeds dichtere blokkendoos van huisjes, flats, tentjes langs de weg en niet te vergeten moskeeën met parmantige minaretten. Ik bereik Izmit, mijn voorlopige bestemming.

Ik ben hier als wisselgeld in een project, een gratis tweeweekse trainingscursus voor een softwarebedrijf om met de apparatuur van mijn werkgever om te kunnen gaan. Voor wat hoort wat op managementniveau. Wisselgeld is er altijd te weinig, dus ben ik hier alléén, geheel tegen het protocol dat je minimaal met zijn tweeën op buitenlandse dienstreizen gaat. Die eenzaamheid creëert een duidelijke spanning bij mij, ik ben normaal gesproken slechts een avonturier op papier en dit tripje naar onbekende en onvermoede ervaringen is maar al te echt.

Ik ga eens rondkijken in Izmit. Met mijn donkere jas, sjaal en mutsje val ik hier nauwelijks op tussen de mannen op straat. Ik kan merken dat ik in het westen van Turkije ben, het aantal hoofddoeken lijkt in de minderheid, veel vrouwen laten hun haren vrij, hier en daar tovert de zon een schittering in hun sieraad.

Een schoenpoetser stormt met een blik van verwachting op me af. Efendim! Borstel en schoensmeer in de aanslag. Ik kan nog net mijn suède schoenen van zijn behandeling met de taaie teerachtige crème redden. “Hayir, Nee!”, herinner ik me tijdig uit mijn Wat en Hoe boekje. Teleurgesteld druipt hij af met voetenbank en borsteldoos.

Ik passeer een spoorwegovergang midden in de stad. Een overwegwachter in een huisje kijkt me verwachtingsvol aan en wijst me op zijn kraampje achter de spoorbomen. Water in de winter? denk ik verbaasd, iedereen verkoopt ook alles hier! Over het spoor zie ik een drukke winkelstraat de berg op. Die kant op.

Iemand tikt me op de schouder.

Verbaasd kijk ik om. Niemand dichtbij. Mijn blik zoekt. Ik zie een Van-Alles-Wat winkel, langspeelplaten met kleurige hoezen, cassettebandjes, snuisterijen, goedkope radiootjes in felroze en bleekgroen. Een open deur. Flarden van muziek komen naar buiten.

Ze staat in de deuropening. Mediterraan, zwart haar, donkere ogen met een schittering. Ik herinner me haar van een droom, nog niet zo lang geleden, een uitbarsting van lang onderdrukte emotie. Een kamer met de muren, ramen en deuren vol geplakt met herinneringen op scherp papier. Zij keek me zwijgend aan met een blik van medelijden, liefde en verschrikking en trok ondertussen ondanks al mijn protesten en haar eigen verwondingen bedaard de papieren los en verscheurde ze.

Alleen zo kun je overleven, zeiden haar ogen, laat los en maak ruimte!

Haar blik is nu anders. Bemoedigend en warm. En iets oneindigs dat ik niet rijmen kan.

Ik draai me om, loop een paar stappen door, maar bedenk me. Ik doe de winkeldeur open. Binnen staan alleen mannen. Ze praten met passie. Als vrienden in Turkije praten, lijkt het net alsof ze ruzie hebben. Werktuiglijk bekijk ik een paar cassettebandjes en langspeelplaten terwijl ik steels om me heen kijk.

Waar?

Nergens. Van haar geen spoor. Ik begrijp het. Ik voel me beschermd.

Dat blijft zo. Beschermengelen weten hun weg, zij stuurt een metgezel op mijn pad die de taal van het land verstaat en op zijn beurt mijn Engels verstaat, een taal die voor ons beiden vreemd is. Hij blijkt een student waarvan de leraar leert.

Hij maakt me wegwijs in zijn wereld, dingt voor me af in de Grote Bazaar van Istanbul, laat me plaatsen zien waar de grote schrijvers van zijn land bijeenkwamen om inspiratie op te doen en verschaft inzichten in zijn cultuur die ik anders niet gekregen zou hebben.

Zelfs op de terugreis vertegenwoordigt hij de hand van de engel. Een verkeersongeluk en een barre tocht bijna zonder licht door het duister op diezelfde snelweg brengen me de wonderbaarlijke ervaring van gastvrijheid in het huis van zijn familie in Kadiköy.

Op de terugvlucht zit de engel naast mij. Ze is op doorreis naar de Verenigde Staten om te studeren. Haar ogen schitteren van plezier als ze vertelt waar ze het komende jaar gaat doorbrengen. Great science and marvellous people! verheugt ze zich.

De vlucht verloopt onrustig door venijnig winterweer, de stevige turbulentie veroorzaakt bij tijd en wijle een vage maar onprettige notie van gewichtloosheid. Geen betere manier om de onrust tegen te gaan dan met praten! We wisselen ervaringen uit –ze laat niet merken dat we elkaar kennen- en wensen elkaar geluk na ons applaus voor de piloot die zijn toestel ondanks slechte weersomstandigheden en een gemene luchtzakken keurig aan de grond zet.

Zo keer ik opgelucht en verrijkt huiswaarts.

***

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven