Vooraf…
Familiebanden zijn complex en niet altijd harmonieus. Als daar ook nog eens zaken bijkomen die levens in dat verband onherstelbaar op de schop gooien, komen levenslange spanningen vaak boven en veroorzaken ze conflict en/of verwijdering. Zeker in een familie een spanningsveld, omdat de traditie min of meer voorschrijft dat een familie een veilige haven van saamhorigheid is. Dat wekt verwachtingen die soms niet waar te maken zijn. Verwachtingen zijn vaak het begin van de problemen.
In zo’n situatie denk je weleens: “Kon ik dat maar ontvluchten.” Gewoon een afslag nemen, een andere kant op rijden. Dat is lastig, want aan de andere kant voel je loyaliteit en binding, terecht of niet, en ligt schuldgevoel op de loer, dat je zelfs het noodlot moet bedwingen om aan de verwachtingen te voldoen.
Daarover gaat dit verhaal…
Heimwee van het album Watermakers van Bløf
Afslag Rijssen
Voor iedere weg heb je een omweg… het motto van een ontdekkingsreiziger…
Mike trapt het gaspedaal in. De motor gromt en brengt de snelheid op honderdtwintig. Hij is verbaasd over zijn gedachte. Hij een ontdekkingsreiziger? Hij is meer iemand van de gebaande weg. Bovendien, vandaag is van A naar B voldoende.
“Kauwgompje?”
Mike houdt zijn hand op, zijn ogen geconcentreerd op de weg. Sylvie drukt hem er een tweetal in de hand. Hij voelt haar warmte, een vage herinnering aan het kwartiertje dat ze zichzelf die ochtend extra hadden gegund nadat de wekker was afgelopen, snel maar verrukkelijk verdovend. Zijn kaken zetten zich in beweging rond de smaak van pepermunt. Het kauwen maakt hem een beetje wakker.
Zondag is geen dag om de wekker te zetten…
Met dit ritje komen ze daar echter niet onderuit. Het schema in het tehuis is onverbiddelijk: twaalf uur etenstijd, middagslaapje tussen twee en vier, geen bezoekers, om exact zes uur eten en daarna afronding van de dag. De bewoners zijn volledig geconditioneerd op de klok. Als je met een eind rijden op tijd wil zijn voor een tijdig bezoek, moet je vroeg opstaan.
De A1 is potentieel de snelste weg tussen Oldenzaal en Amsterdam. Als je tenminste niet tegen files bij Twello, Hoevelaken, Eemnes, Diemen of Ring Zuid op loopt.
Knetterhard vast rondje sinds de negentiger jaren van de vorige eeuw…
Aait Verdan tot Knooppunt Watergraafsmeer, Ring Oost op, bij Knooppunt De Nieuwe Meer rechtsaf en dan afslag S105, korte stop in het tehuis in Geuzenveld, terug naar S105, Coentunnel onderdoor, afslag S118, even gewapende vrede in een vroeger thuis in Amsterdam Noord, en dan in de middag het rondje Ring Noord en via de Zeeburger Tunnel weer richting het verre veilige oosten.
Eigen-huiswaarts, ik ben altijd blij als het weer zo ver is… De terugreis is altijd korter dan de heenweg.
“Hoe lang is het nu geleden?”
“Wat?”
“Dat je voor het eerst naar het Oosten kwam?”
“Vakanties meegerekend? We zijn een keer in Hardenberg en Winterswijk geweest.”
“Nee, toen je hier kwam wonen.”
Mike slaat een snelle blik richting Sylvie en glimlachte. “Drie en dertig jaar. Nog voor dat ik jou leerde kennen. Met mijn gitaar en een enkel koffertje hoogstnoodzakelijke dingen, de rest zou komen als ik eenmaal een eigen plekje had.”
“Ik herinner me jou nog steeds als conservatoriumstudent met lang haar. Stond je leuk. Alleen dat sikje was geen gezicht.”
“Ach, ik wilde een beetje het artistieke type uithangen. Ik rookte niet, zoop te weinig en ik blowde ook niet, dus moest ik het met iets uiterlijks doen. Wist ik veel dat je daar in Twente niet ver mee kwam. Ik was Amsterdam gewend, maar ik haalde het toelatingsexamen op ’t Sweelinck niet. Achteraf was ik daar blij om. Thuis blijven wonen was niet zo’n goed idee, dan had ik in het fietsenhok moeten oefenen…”
“Je had nog in Zwolle terecht gekund.”
“Het Twents leek me leuker. Vandaar.”
“Artisticiteit is toch iets anders,” lacht ze, “ik vond dat je daarmee toen al een heel eind kwam met je gitaar!”
Mike knikt met zijn blik op de weg. “Vivace van Adam Falckenhagen, uit The Baroque Guitar van Noad, Dat was het eerste stuk dat ik voor je durfde te spelen. Ogenschijnlijk gemakkelijk, maar toch zweten met loden vingers!”
“Je was zenuwachtig!”
“Ja en ook nog verliefd…”
“Daar had ik toen geen oog voor…het overviel me toen nogal, ik had haast spijt dat ik niet ook…” ze glimlacht weemoedig, “maar dat is uiteindelijk toch nog goed gekomen!”
“Ik was blij dat je wilde luisteren. Een goede luisteraar is vitaal voor een muzikant die het uitvoeren nog moet leren. Thuis deden ze dat niet, daar kreeg ik alleen maar gemekker over gepingel en Grachtengordelmuziek. Of ik niet beter hardrock kon spelen. Ze zijn niet eens bij mijn eindexamen geweest.”
“Tja, de profeet wordt meestal nooit gehoord in zijn eigen woonplaats.”
“Nou ja, dat was dan ook de laatste keer dat ik daar een gitaar mee naartoe nam om iets voor te spelen.”
Sylvie lacht. “Ik weet de eerste keer nog dat ik bij jouw familie op zicht kwam.”
“Op zicht. Wat je zegt. Ja, dat stomme gedoe met die camera met zoomlens op ons gericht. Alsof we onder schot stonden. Ik schaamde me dood. In het vizier voor ontwikkeling tot fotosafari trofeeën in zwart-wit.”
“Ach joh, ik vond het eerst wel eng, die lens, maar het was nu eenmaal een hobby van je vader, die fotografie. Hij zat zo gepassioneerd door de zoeker te turen.”
“Ja, die hobby ken ik. Hij filmde ook nog en ontwikkelde alles zelf. Hij baalde er wel van dat hij filmpjes naar een ontwikkelcentrale moest sturen, hij had geen spulletjes om Super 8 rolletjes zelf te doen. Alsof ze bij de ontwikkelcentrale alle filmpjes afspeelden.”
Hij filmde alles wat los en vast zat… Mike slikt een zure gedachte weg. Cinematografisch voyeurisme…
Sylvie haalt haar schouders op. “Daar heeft hij nu niets meer aan…”
Mike zwijgt, hij weet het. Daarom zijn ze op weg. De spanning trekt aan. Hij kauwt te fel en bijt op zijn wang.
“Shit…!”
Sylvie kijkt veelbetekenend zijn kant op. Ze is stil. Ze weet wat er zich in hem afspeelt. Dat is al een troost voor hem, dat iemand dat begrijpt zonder dat hij hoeft uit te leggen wat hij voelt. Als zij er niet bij geweest was, was hij niet gegaan. Al die keren niet. Hij heeft bescherming nodig.
Een diagnose van twee minuten… herinnert hij zich.
[De neuroloog pakt zijn papieren. “Stofwisselingsprobleem in de frontaalkwab, ik zal u de medische term besparen. Verlies van emotionele functies, compleet hulpbehoevend binnen een half jaar, geschatte resterende levensduur een jaar op twee op zijn hoogst. Komt voornamelijk voor bij kinderen, is daarbij dodelijk voor de adolescentie. Zijn geval is uniek, het is op zijn leeftijd nog niet vaak waargenomen. Oorzaak onbekend. We kunnen nog geen schatting maken…]
Twee jaar… Dat was genadig voor hem geweest…
Het waren er inmiddels vijftien geworden. De vader in zijn laatste coherente gesprek van vlak voor de diagnose was een schim van zichzelf geworden, alles waar hij ooit voor geleefd had opgesloten in een falend stuk neuro-fysieke hardware waarin de verbindingen door een gebrek aan een bepaald enzym onklaar waren geraakt, een zwart gat voor de ziel, een gevangenis waaraan hij alleen via de dood kon ontsnappen.
Waar huist de ziel? Waar zit het hart van je wezen?
Hij denkt aan hun ontmoetingen. Een veel te groot woord. Begroetingen van 10 milliseconden, een flits van mogelijke herkenning of in ieder geval een onuitgesproken vraag: “Ken ik jou ergens van? Misschien??” Daarna uitdoven in vergetelheid. Nieuwtjes dicteren die nergens landen. En dan na een half uur doodmoe aftaaien, als de ouwe dat tenminste voordien niet zelf al gedaan had. Dat was het contact met hem geworden in de afgelopen jaren.
Verdwenen was het gevoel van bij elkaar horen, de samenzweringen, de verstandhouding van mannen onder elkaar, zelfs onbegrip bestond niet meer tussen hen. Mike is nu de enige die er niks van snapt. Zijn radar voor dat onbenoemde contact was compleet blind geworden. Het feit dat in het verleden hun wegen uit elkaar waren gelopen en ze geen passies meer deelden, was volkomen onbelangrijk geworden. De laatste die hem nog aan het thuisfront bond, was vervaagd, de verbinding verbroken.
Thuisfront… doet me denken aan loopgraven en prikkeldraad, een oord waar je niet woont, waar je niet thuis bent en op zijn gunstigst te gast bent.
De ziekte van zijn vader had het front van de anderen gevormd. Tegen hem, de vertrekker, de afvallige, de vluchter. Oude spanningen waren weer opgedoken en maakten de sporadische bezoekjes en contactpogingen tot een hachelijke onderneming waarbij hij zich uiterst behoedzaam opstelde om niet het gevoel te krijgen dat hun grieven terecht waren. Hij wilde daar niet meer onbeschermd naartoe. Ook niet tegen zichzelf.
Het liefst had ik dat stel…
Hij werpt een steelse blik opzij. Sylvie knipoogt hem bemoedigend toe.
Ze leest mijn gedachten als een open boek, realiseert hij zich.
Ze kent zijn stille vrees achter de schermen. Beter dan wie ook. Hij kan, nee hoeft die voor haar niet verbergen. Ze kent ook zijn angst om er werkelijk iets aan te doen.
Gelukkig maar. Ik was er aan kapot gegaan als zij er niet geweest was.
Op het toneel is hij er goed in, de moeilijkste stukken spelen met een serene gelaatsuitdrukking, hier en daar verwarmd met een enkele glimlach, zonder enig spoor van spanning in zijn lichamelijke expressie. Op het toneel kan hij zijn emoties overbrengen zonder eraan ten offer te vallen.
Sommigen noemen hem een kouwe kikker op de planken, niet van zijn stuk te brengen. “Als je een thermometer in mijn gat steekt”, had hij eens tegen collega’s gerelativeerd, “meet je echt wel 40 graden! Ook ik moet werken voor mijn performance.” Uiteraard had hij de weddenschap afgewimpeld om die uitspraak het volgende concert maar eens in praktijk te brengen.
Hij zucht. Maar in deze kwestie…
Knooppunt Azelo. De strakke bocht naar het westen. En dan een kwestie van de auto anderhalf uur recht tussen de lijntjes houden.
Stomvervelend, die lange weg naar het Oosten, zei mijn vader steeds, de terugreis gaat altijd sneller…
Mike herinnert zich hoe zijn verbazing over deze opmerking langzamerhand was omgeslagen in ergernis. De afstand Amsterdam – Oldenzaal bleek in figuurlijke zin voor hen groter dan de omgekeerde route, dat klopte, zijzelf maakten het ritje vaker dan dat de familie in het westen bij hun kwam. En nu met de strubbelingen was het verkeer van die kant compleet tot stilstand gekomen.
Ik begrijp niet waarom ik toch blijf komen…
Hij wuift het weg, maar de reden dringt zich op door zijn verdediging heen.
Een mix van traditionele loyaliteit en knagend schuldgevoel…
Tweemaal een rotgevoel. De resten van traditie zoals men vindt dat het hoort te gaan binnen een harmonieus gezin. Geloof, wantrouwen, geneigd tot alle kwaad. Zonder schuldbesef, gevoel van tekortschieten geen verlossing. Onervaren rechtlijnigheid die niet begrijpt dat kinderlijk bewustzijn anders werkt dan volwassenen hopen en dat zonde soms niets anders is dan per ongeluk en onbedoeld het doel missen…
Mike glimlacht. Een collega uit Rijssen kon altijd smakelijk vertellen over geloof, dwalingen en Rekkelijken versus Preciezen. Met een vleugje humor zei hij altijd dat Belcampo niet voor niets Het Grote Gebeuren in dat dorp had gesitueerd, daar waren tenminste nog wat schapen en bokken te scheiden. Collega Henk is een wandelende encyclopedie wat dat betreft. Mike had waardering voor zijn relativisme.
Afslag Rijssen… Nummer 28. De eerste mogelijkheid om terug te gaan…
Bij een van de eerste bezoekjes waren zijn ouders hier per abuis afgeslagen. Normaal waren ze strak van de klok, maar in dat geval waren ze een uur later, al mopperend dat Mike en Sylvie toch gek waren om in zo’n rimboe te gaan wonen. Hun uur van vertrek was overigens hetzelfde gebleven. De terugweg was nu eenmaal gemakkelijker.
Het was vreemd, maar iedere keer dat hij en Sylvie dit ritje maakten, had hij de neiging om bij Rijssen af te slaan. Om gewoon naar huis te gaan en dit ritje te vergeten. Om eens een keer de confrontatie uit de weg te gaan. Met de aftakeling in het tehuis en de spanning in het huis dat zijn thuis niet was.
Dat verlangen was niet altijd even groot. Het hing ervan af, of hij zwaar weer vermoedde, vooral achter het prikkeldraad van zijn thuisfront. Na een eerdere onweersbui van verwijt was het altijd afwachten of de bewolking weer was opgetrokken. In zo’n geval lonkte Rijssen het meest. Desondanks was hij steeds Aait Verdan gegaan, alsof er iets toch sterker was dan vluchten.
De brug van de Zijtak naar Almelo zorgt voor een duidelijk kedeng-kedeng geluid. Mike komt bij uit zijn mijmering. Sylvie draait aan een knopje op de radio.
“Goh, wat is dat voor een knipperend lampje op je dashboard?’’
Mike kijkt. Nee, het is niet het olielampje. Watertemperatuur! Wat moesten ze nou doen? “Kijk eens in het boekje bij het lampje voor het water!”
Sylvie haalt het boekje uit het dashboardkastje en zoekt snel de betekenis van het knipperende symbooltje op. “Fout in koelsysteem, zo snel mogelijk stoppen en een garage opzoeken. In geval dat er geen garage in de buurt is, snelheid minderen, rustig rijden en regelmatig koelvloeistof bij vullen. Neem hierbij de veiligheidsvoorschriften in acht zoals aangegeven in Paragraaf 3.3.5.5.”
Mike kijkt voor zich. Een bord. Afrit 28 N347 Rijssen, Goor, Enter.
“Laten we hier maar afslaan”, zegt Sylvie, “het wagentje haalt Amsterdam vandaag niet…”
Mike aarzelt. Afslag Rijssen?
“Kom op,” moedigt Sylvie hem aan, “als je hiermee doorrijdt tot Markelo, hebben we gegarandeerd de Wegenwacht nodig en dan komen we er niet mee thuis. Vlak voor Goor is een tankstation waar we koelwater kunnen halen. Als we dan kalm aan doen en volgens het boekje werken…”
Mike mindert vaart en draait de afrit op. In gedachten ziet hij de volgende brief met verwijten uit Amsterdam al op de mat liggen.
Ze schrijft snel als haar iets dwars zit… als ik haar dwars zit… als ze weer een complot vermoedt, met alle aan ons te wijten achterliggende redenen waarom we een warm contact zouden frustreren.
Sylvie legt een hand op de zijne. “Force majeure, Mike. Dat moet ze snappen. We zetten de bloemetjes thuis wel op de vaas. Volgende keer beter, bel haar maar even als we thuis zijn.”
Mike zucht. “Force majeure, inderdaad. Ik wou dat ik die kracht had…”