Amsterdam, Angst en Woede (1)

Vooraf…

Als je van het platteland in de stad komt, dan wacht je een cultuurschok. Dat maakte ik mee toen we van het baggerdorp Sliedrecht, een bolwerk van strakke Gereformeerde moraal, verhuisden naar Amsterdam, een stad die in die tijd bruiste van vrijheid, blijheid, hippies en seks. Dat viel niet mee, zowel voor mijn ouders als voor mij en de andere gezinsleden. Een verhuizing is een soort ontworteling en verpoten in een. Niet dat ik aan Sliedrecht zo veel kwijt was (dat is een ander verhaal), maar om je helemaal van de grond af weer in een andere klas te manifesteren, vond ik op die leeftijd bere-moeilijk.

Toch bleek die fase interessant materiaal om een verhaal omheen te borduren, in twee afleveringen ditmaal. Grotendeels fictief, maar met een solide autobiografische basis: Het is in mijn ervaring echt een bijzonder slecht idee om je eigen vader als meester in je klas te hebben. Dit is mijn eigen ervaring, uiteraard, ik heb ook situaties gezien waarin dit een verrijking bleek als je onderling bepaalde afspraken maakt.

Ook in dit verhaal is pesten een onderwerp, samen met de zeer dunne scheidslijn tussen geaccepteerd zijn en in het verdomhoekje vallen. Een deel van de veiligheid binnen een groep wordt bepaald door het idee Gelijke Monniken, Gelijke Kappen. Als men daaraan twijfelt, wordt het lastig.

Dit verhaal is een vervolg op Sliedrecht, een verhaal dat je elders in dit blog aantreft.

Those were the days door Mary Hopkin.
Een liedje dat populair was toen ik in Amsterdam in de laatste klas van de lagere school zat

Angst

“Frank, deel jij de rekenboeken even uit?”

Frank komt langzaam overeind. Doe het nou niet, Papa… Hij voelt de blikken al in zijn rug.

Hij loopt naar achteren en schuift het deurtje van de boekenkast open. Hij stapelt de boekjes op, niet te veel tegelijk, anders valt hij er weer mee. Toen ze hem lieten struikelen. Languit, de boekjes lagen overal. Hij moest ze onder hatelijk gelach stuk voor stuk oprapen. Zijn vader deed niets.

“Zoontje van de bovenmeester, he!” fluistert een meisje en steekt haar tong uit. Frank houdt zijn gezicht in de plooi en legt het boekje neer. Iedereen kijkt naar hem. Rij voor rij, het is spitsroeden lopen.

“Heb je die drollenvanger weer aan?” gniffelt een ander zachtjes, “echt een boertje van buut’n.”

“Stilte!” klinkt het van voor in de klas.

Frank legt het laatste boekje op zijn tafeltje en gaat zitten.

“Jeanne, deel jij de taakblaadjes even uit? Rijen om en om een ander blaadje.”

Een slank meisje met lang krullerig haar komt met een glimlach overeind. Ze weet hoe ze zich moet bewegen, heupwiegend met prille vrouwelijkheid, vormen duidelijk op weg naar volwassenheid. Frank begrijpt zichzelf soms niet als hij naar haar kijkt. Zo anders dan de meeste meisjes van zijn klas, en helemaal die van zijn vorige school. Die kletsten nog over poppen. Ze loopt als… een filmster op tv. Ze lijkt op de vrouwen die hij had gezien op zijn fietstochtjes door de stad…

Ze haalt twee taakblokken uit het laatje en scheurt voor iedereen een blad af. Bij Frank scheurt ze te krap, zodat er weinig ruimte op het papier overblijft om zijn naam op te schrijven. Met een verontschuldigende glimlach stopt ze het blaadje achterin het blok en geeft hem een nieuwe. Bij zijn achterbuurman blijft ze iets langer staan. Frank snuift een vage zoete geur op. Ruikt veel lekkerder dan zijn moeder.

“Goed, controletaak veertien, jullie hebben drie kwartier. Duidelijk je naam er op schrijven. Van degene die afkijkt, neem ik zijn taak in, jullie weten wat dat betekent.”

Een strafpunaise… weet Frank.

Het blad met namen hangt achter in de klas aan de muur. “Rekenvaardigheid Klas 6” staat er in grote letters boven. Voor iedere goed gemaakte rekentaak mag je een groene punaise in een vakje steken, iedere foutloze controletaak levert een gele punaise op. Te veel fouten maken of afkijken plaatst een rode punaise als schandvlek op je rijtje. Aantal en kleur van de punaises zorgen voor je rapportcijfers.

Een wedstrijd, realiseert Frank zich, je ziet alles van iedereen… Iedereen probeert vooraan te komen.

Frank kijkt naar buiten. De klok van de Waalkerk staat op vijf over half tien. Heeft hij toch weer vijf minuten zitten dromen. Met een geïrriteerd gebaar vult hij een antwoord in. Nog veertig sommen te gaan. Hij is niet de slechtste van de klas, zijn rijtje punaises is het op vier na verste. Veel beter moet het niet worden, dan valt hij op.

Hij hoort voetstappen naast zich. Een kalme autoritaire tred. Hij kan de surveillerende blik van zijn vader voelen als de lichtbundel van een vuurtoren die over de golven zwaait. Nee, hij kijkt niet af, hij zou niet durven. Het leven als zoontje van de bovenmeester is toch al onmogelijk hier. Streken uithalen op school maakt het thuis dan nog erger.

Een fluistering: “Mietje.” Een propje stuitert tegen zijn voet. Een scherpe terechtwijzing: “Blijven rekenen, Norma, je bent nog lang niet klaar!” De voetstappen verwijderen zich.

Sla toch verdomme eens van je af! Je bent toch geen mietje!

Een echo van de stem van zijn vader in zijn gedachten. Bezorgdheid die klinkt alsof hij kwaad is. Of is het omgekeerd? De galm wordt scherper door de felle bijval van zijn moeder. Blijkbaar voldoet hij niet aan hun beeld van een normale jongen van zijn leeftijd die erop slaat en zich verdedigt bij iedere aanval. Alleen buitenshuis, tenminste. Binnenshuis telt slechts gehoorzaamheid.

Frank had daar geen antwoord op. Het werd een soort litanie, een bevestiging van het feit dat hij een lafaard was. Steeds als hij gehavend thuiskwam, broek kapot van het vallen, handen en knieën geschaafd, het huilen nader dan het lachen. De weg van huis naar school vice versa was gevaarlijk als hij het ongeluk had om tegen ze op te lopen. Meestal was hij snel genoeg om te ontsnappen, of slim genoeg voor een ontwijkende manoeuvre, maar soms ook niet.

Van me afslaan? bij iedere echo denkt hij zijn antwoord dat hij niet durft uit te spreken. Dat durf ik niet!

Dat was de situatie in Sliedrecht, hun vorige woonplaats. Dat stomme dorp aan de rivier met die rotschool waar de dringende Bijbelse boodschap van naastenliefde blijkbaar niet tot alle kinderen was doorgedrongen, met dat stelletje ziekers dat iedere dag een hel voor hem dreigde te maken als hij niet slim genoeg was, als hij niet met sluwheid zijn weg koos. Hij was ontzettend blij dat ze van dat bekrompen dorp naar de grote stad hadden moeten verhuizen omdat zijn vader een nieuwe baan kreeg in Amsterdam.

Alleen had hij geen bovenmeester moeten zijn… en zeker geen meester van mijn klas…

De klok van de Waalkerk slaat tien. Frank telt zijn oplossingen. Tweeëndertig klaar. Hij haalt het gemakkelijk.

Een por in zijn rug: “Hee boertje! Ik sal je wat late zien in de pauze!” Frank zucht. Ronald, de ergste van het stel. Zo lang je die een beetje te vriend houdt, doen de anderen niks. Hij wil niet weer hetzelfde als in Sliedrecht. Hij knikt bevestigend.

“Heb jij som 30?” fluistert Ronald dringend. Hij is Frank net voor in de punaise-rij. Hij is ouder dan de meeste kinderen, Frank had iemand horen vertellen dat hij al twee keer was blijven zitten.

“Denk er om, jongens!” klinkt het streng van bij het bord.

Klokslag kwart over tien is het over: “Pennen neerleggen, controleer of je naam er op staat. Morgen deel ik de punaises uit. Mia, haal jij de papiertjes op, Ronald, haal jij de boekjes op en stapel ze,” met enige nadruk, “netjes op in de kast.”

Frank krabbelt haastig zijn naam vlak boven de sommen voordat het meisje zijn papiertje van zijn tafeltje grist. Bijna pauze, wat zal hij doen? Snel er vandoor? Een rustige plek zoeken? Ronald wilde hem wat laten zien. Als hij niet op kwam dagen… Zou hij dan de anderen opstoken?

Schril belgerinkel verstoort zijn mijmering. “Pauze, kinderen. Over een kwartier Vaderlandse Geschiedenis.”

Waarom klinkt hij hier zo veel strenger dan thuis? vraagt Frank zich af.

Thuis. Een nieuwbouwwijk in Amsterdam Noord met hoge flats op een kale zandvlakte zonder bomen, zo anders dan de polder waarin hij vroeger lange wandelingen maakte en wegdroomde op verre reizen in gedachten. Waar knotwilgen in exotisch geboomte veranderden en de tochtsloot in een woeste rivier met krokodillen.

“Neem jij ze maar op school, er is hier nog geen geschikte plek in de buurt,” had zijn moeder tegen zijn vader gezegd, “en bij die boeren in Oostzaan passen ze niet.” Zo was hij samen met zijn iets jongere zusje en kleinere broertje op deze school terechtgekomen.

Frank sluit behoedzaam aan bij de kinderen die kwetterend het lokaal uit lopen. Buiten op het schoolplein aan de overkant is het druk. Kinderen rennen achter elkaar aan op het sportveld.

“Hee Frank, hierheen!” Ronald staat hem te wenken bij een portiek. Zijn onderdanen staan om hem heen. Met lood in zijn schoenen volgt Frank het bevel op.

“Mot die stomme boer bij ons staan?” sputtert een van de vazallen, “mot je die broek zien. Net een klein kind. Wij hebbe allemaal pantelons. Da’s pas stoer.”

Frank hoort in  gedachten het commentaar van zijn moeder: “In de zomer moet je een korte broek aan, dat is veel frisser. Met dat warme weer gaat een lange broek sneller stinken.” Ze had zijn protesten genegeerd. Hij moest die ellende met riempjes toch aan.

“Bek houden,” zegt Ronald, “ik heb wat voor hem te doen. Iets waar het zoontje van de bovenmeester geknipt voor is, want die jongen mag toch alles.”

Hij diept een glanzende verpakking op uit zijn jas. Durex, leest Frank, elektronisch getest…

“Weet jij wat dit is?” grijnst Ronald.

“Geen idee, eh kauwgom?”

Ronald en zijn vazallen proesten het uit van het lachen. “Dat heb je met boertjes, die weten ook niks.”

“Heb je ze niet zien drijven in de Amstelkade, toen je klaaroverdienst had? Net kwalletjes aan het strand.”

Frank bloost: “Nee echt niet.”

“Moeten we het hem dan maar vertellen, jongens?” Ronald scheurt langzaam de verpakking open. Er lijkt een opgerold elastiek met een tuitje in te zitten. Hij houdt het vlak voor Franks neus: “Zie je het nou nog niet?”

Frank durft bijna zijn hoofd niet te schudden. De anderen lachen en geven hem porren.

Ronald rolt het elastiekje uit, het verandert in een soort glibberig uitziend zakje dat heen en weer wappert in de wind. Hij zet een geleerd gezicht op alsof nu de ultieme openbaring gaat komen.

“Dit is een kapotje.”

Frank zet grote ogen op: “Is het stuk?”

De hele hofhouding barst in hatelijk lachen uit. “Zie je nou wel, Ronald? Dat joch weet echt niks! Een boertje van buut’n. Een achterlijke polderbewoner.”

“Als dit ding stuk gaat,” doceert Ronald, “zit je pas goed in de problemen. Daarom heet het een ka-pot-je.”

Frank weet niet wat hij moet zeggen.

“Kapotjes gebruik je bij het neuken. Als je ze niet gebruikt of als ze stuk gaan, douw je een meissie vol met jong.”

“N-n-neuken?” stottert Frank, “v-v-vol met j-j-jong?”.

Opnieuw hoongelach. Frank voelt zich ontzettend klein worden. “Moet je hem zien!” schateren ze, “hij heb echt totaal geen sjoeche, hè?”

“Neuken jouw vader en moeder nooit?” informeert Ronald, “dat moet toch wel, want van neuken krijg je jonkies, anders was jij er niet geweest, en je zusje en broertje ook niet. Luister je nooit ‘s avonds aan hun deur wat ze doen? Moet je doen, dan weet je het gelijk hoe dat klinkt. Lachen, joh!”

Frank schudt van nee. Dat is nooit bij hem opgekomen.

“Verrekte stom dat je dat niet weet,” sneert Ronald. Zijn hofhouding joelt mee. “Weet je, Jeanne is al oud genoeg om te neuken,” fluistert Ronald hem samenzweerderig toe, “dat wil ik ook wel met haar. Als jij haar dat nou gaat vertellen… en ze doet het,” hij geeft een schouderduw, “dan hoor je bij onze club…”

Het duizelt Frank. Waar gaat dit over? “Ik, eh….”

Het gerinkel van de bel onderbreekt zijn gedachtegang. De kinderen haasten zich naar binnen. Ronald stoot hem nog eens aan: “Dus je weet wat je moet doen, hè? Anders…”

Frank voelt zich verkillen van binnen. De dreiging vertraagt zijn pas. Als hij er eerst maar eens achter komt waar Ronald het in ‘s hemelsnaam over heeft.

***

De bel gaat, de klas stroomt leeg. Frank blijft zitten, zoals iedere dag en haalt zijn broodtrommel tevoorschijn. Zijn vader stoot hem even aan: “Eet smakelijk, Frank, ik moet nog even wat werken op het kantoor. Let jij een beetje op je broer? Je zus zal wel weer met een vriendinnetje weg zijn.”

Frank knikt. Hij klinkt heel anders als hij geen bovenmeester speelt.

Hij piekert. Over die rare woorden, over wat hij aan Jeanne moet vragen om erbij te horen. Hij heeft geen idee, hij kent haar niet eens en zou niet weten wat hij moest zeggen. Hij speelt niet met meisjes.

Het laat hem niet los. Hij kijkt even naar buiten om te zien of zijn broer nog op het speelplein bezig is. Een steek van jaloezie prikkelt hem, zijn broer babbelt geanimeerd met een paar van zijn klasgenoten. Geen vuiltje aan de lucht. En dan zijn zusje. Vriendin met iedereen, eet altijd haar brood buiten samen met iemand op of gaat met een klasgenoot mee naar huis. Frank zit altijd maar weer hier: Waarom hij zelf nou altijd problemen heeft?

Hij loopt het klaslokaal uit naar het kantoortje van de bovenmeester. Misschien kan zijn vader hem helpen, die kon ook altijd uitleggen wat die moeilijke psalmversjes nou eigenlijk betekenden.

Zijn vader zit over papieren gebogen. De radio speelt zachtjes. Dezelfde soort muziek als in zijn schuurtje. Een donkere orgelmelodie met slaggitaar op ritme, een vrouw fluistert bijna een tekst. Je t’aime, Oh, oui je t’aime! Moi non plus Oh, mon amour. Comme la vague irrésolu.

“Papa,” Frank slikt, hij voelt bloed naar zijn wangen stijgen, “mag ik u wat vragen?”

Hij kijkt op en legt zijn pen neer: “Tuurlijk, Frank. Brand maar los.”

Frank moet de vraag bijna door zijn keel drukken. Hij veegt zijn plotseling bezwete handen af aan zijn knickerbocker. Hij hijgt, snapt er niks van: “W-wat is neuken en w-w-aar heb je kapotjes voor nodig? De jongens, die zeiden…”

“Wie heeft je dat gezegd?” klinkt het scherp.

Frank verbleekt: “Ronald…”

“Ronald is een moeilijk geval. Twee keer gedoubleerd en als hij zo doorgaat komt er nog een keer bij. Waarom luister je naar hem?”

“Ik eh… maar wat is het nou?”

Naaldhakken klikken op de gang. Zijn vader kijkt schichtig naar de deur van het kantoor: “Wat dat is, bespreek ik thuis met je, Frank, dat is geen onderwerp om hier zomaar even te…”

Een vrouw steekt haar hoofd om de deur: “Ah, mijnheer Werfer, fijn dat ik u tref. Ik zou het graag met u hebben over…” ze ziet Frank, “ah, is dat uw zoon?” Frank herkent de onderwijzeres van de klas van zijn broertje.

De bovenmeester maakt een gebaar naar Frank: “Ik heb het even druk, jongen, we praten thuis hier verder over.” Frank druipt af met een gevoel van wanhoop. Wat gaat er gebeuren als Ronald er achter komt dat hij het niet weet? Laat staan dat hij geen idee heeft van wat hij dat meisje moet vragen?

***

“Mee jij!”

Zijn vader lijkt nu meer op de strenge bovenmeester dan op de vertrouweling die hij alles kan vragen. Frank volgt hem met lood in zijn schoenen naar de achterkamer. Had hij iets fout gedaan? Was zijn vraag van deze week misschien te brutaal? Zou de juffrouw van zijn broertjes klas er iets van gehoord hebben?

“Doe de deur achter je dicht. Je zus en broer hoeven hier niets van te horen.”

Frank weet niet of hij zich trots of angstig moet voelen. Schaamte springt geniepig uit een hinderlaag naar zijn keel en knijpt zijn stem af.

“Als een jongen en een meisje, eh man en vrouw elkaar lief vinden…” steekt zijn vader van wal, “dan…”

Frank schrikt van zijn aanblik, zijn vader lijkt oud en somber, met diepe rimpels in zijn voorhoofd. Waar is de man die met een twinkeling in zijn ogen, een glimlach en een kwinkslag alles geanimeerd kan uitleggen en overal een duidelijk verhaal bij heeft dat hij begrijpt?  Zelfs de duistere Bijbelse taal van zijn oude school kwam door zijn vaders uitleg in een milder licht te staan, waardoor Franks angst minder werd.

“Als ze van elkaar houden, bedoel ik, dan verlangen ze naar, doen ze met elkaar wat die jongens neuken noemen. Maar dat is een heel verkeerd woord. Het heet, we noemen het, vrijen.”

Frank voelt een knoop in zijn maag, schuldgevoel trekt de draadjes aan. Hij heeft iets heel verkeerds gevraagd aan zijn vader, hij brengt hem in verlegenheid. Is neuken, vrijen net zo’n woord als kut en pik, waar een jongen op zijn vorige school straf voor kreeg?

Zijn vader hakkelt en zwijgt een paar keer met een nadenkende frons op zijn gezicht. Frank voelt een afstand, hij durft niet meer te vragen, doet er het zwijgen toe, alsof hij een standje krijgt. Zijn vader haalt diep adem en beschrijft en omschrijft de woorden die de jongens hadden gebruikt in allerlei termen en verbanden, maar het verhaal bereikt Frank niet, een serie begrippen zonder relatie, met een stille angst tussen de regels voor iets dat streng verboden en bovenal levensgevaarlijk is.

De opmerkingen van Ronald komen Frank voor de geest. Neuken jouw vader en moeder nooit?

Zijn vraag blijft hem in de keel steken, alsof hij een taboe aanraakt, waardoor hij niet mag weten waarom ze dat doen. Hij denkt aan het slot aan de binnenkant van de slaapkamerdeur van zijn ouders. Intuïtief voelt hij dat zijn vader niet het hele verhaal vertelt, schaamte duwt zijn nieuwsgierigheid echter terug in zijn verwarde geest.

“Begrijp je wat ik zeg?”

Frank zwijgt. Na een hele tijd schudt hij met een schichtige blik langzaam zijn hoofd, beducht voor zijn vaders ongeduld. Zijn vader blijft stil, een vonk wanhoop in zijn ogen. Frank schrikt, hij krijgt het gevoel dat het geheim te groot is. Dat hij te klein en te simpel is om het te snappen. Hij zou het liefst wegkruipen voor die blik.

Vader zucht en wendt even zijn blik af van zijn oudste. “Pa, waarom was je er niet meer, toen ik dezelfde vragen had?” fluistert hij voor zich heen, “een moeder snapt dat niet…”

Frank herkent zijn blik.

“Hier in de Bellamystraat was Opa’s bakkerij, en” zijn vader wijst de straat uit, “ daarginds is de Kostverloren Kade.” Ze lopen naar het water.

Ze wonen net in Amsterdam. De familie van Franks vader woonde hier voor de oorlog. Frank vindt het leuk om naar plekken in de stad te gaan waar zijn vader mooie verhalen over kan vertellen. Deze zondagmiddag is geknipt voor een ritje naar Oud West.

Een strakke wind jaagt de golven van de Schinkel op tot een korte golfslag, water spat tegen de wallekanten. “Je zou niet zeggen dat ze hier vroeger gingen zwemmen,” merkt zijn vader op, “ginds was een openluchtzwembad aan de kade. Je moest wel uitkijken voor de schepen die hier langs voeren.”

Frank kruipt in zijn kraag. Verrekte wind. Zwemmen lijkt hem niks hier. Franks vader kijkt in de verte: “Daarginds is Opa verdronken. Hij kreeg kramp. Ik heb mijn vader nooit gekend.”

Frank schrikt. Hij kent maar een enkele foto waar Opa op staat, bij Oma op het dressoir. Zijn vader staat er ook op als baby. De glimlach van een gelukkig gezin. Een jonge Opa die ontzettend veel op zijn vader lijkt.

“Ik mis hem soms,” hij legt een hand op Franks schouder, “echtEr zijn dingen die je alleen van je vader kunt leren.”

In de verte knerst een tram over de brug, het is nooit stil in de stad. “Maar kom, het is koud, we gaan een kroketje halen bij de snackbar in de De Clerqstraat. Niets tegen mama vertellen, hoor, dan vindt ze dat ik je vetmest.”

Frank knikt heftig. Hij geniet van deze samenzweerdersmomenten.

Samenzweerders, waren ze dat nu ook? Frank twijfelt. Samenzweren is praten over geheimen en nu is het stil.

“Dat is niet erg, Frank,” verbreekt zijn vader het zwijgen, “sommige dingen moet je misschien zelf ontdekken.”

Frank haalt adem, opgelucht, hij kruipt uit zijn schulp tevoorschijn.

“Hoe dan ook: Als er een kind van komt, ben je verantwoordelijk,” besluit zijn vader de martelgang van zijn betoog, “dan zit je levenslang aan elkaar vast. Dan moet je trouwen, daar kom je niet onderuit, dat ben je aan het kind verplicht. Dus blijf uit de problemen. Doe het nooit zomaar, omdat iemand het je zegt, bijvoorbeeld. Jongens zoals Ronald. Die loopt al bij de Kinderbescherming.”

Het klinkt Frank als een oordeel in de oren. Angst zet zich vast. Zorg dat je nooit in zo’n situatie komt! Voor je het weet klapt de val dicht! Is dat wat Ronald wil? Dat zou Frank Jeanne niet gunnen, hij vindt haar aardig.

Hij moet Ronald dus weerstaan. Als zijn vader klaar is met zijn verhaal, heeft Frank het koud. Angst glibbert hem langs zijn rug.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven