Biesbosch (3)

Hoogtij

Stil nu!

Modder zuigt aan Reinders laarzen. Hij weert een tak van het rijshout af die de wind in zijn gezicht slaat. Een volle maan staat hoog aan de hemel van de winternacht, jagende wolkenflarden verduisteren bij tijd en wijle de bleke glans die het landschap verstard en doods op zijn netvlies afbeeldt. Verderop nadert zwaardere bewolking, binnenkort zal het compleet duister zijn.

Perfect voor het rendez-vous…

De oever is dichtbij, maar Reinder wil nog even in dekking blijven. Hij bestudeert zijn horloge in het vale maanlicht.

Nog anderhalf uur…

Onwillekeurig controleert hij zijn uitrusting. Knijpkat voor licht. Niet te vaak gebruiken, het lawaai dat het ding maakt alarmeert wachtposten op tientallen meters. Pistool met geluiddemper. Perfect voor een sluipmoord als geen ander middel meer overblijft. Hij heeft het gelukkig nog nooit hoeven gebruiken. In feite is hij nog steeds bang voor de eerste keer dat het nodig zal zijn.

Kan ik dan die trekker overhalen?

“Als je wilt overleven, kun je alles,” had zijn vriend Jacco gezegd. Die is nu dood. Gesnapt en gefusilleerd. Reinders wroeging is scherp. Hij was zo jaloers geweest dat Lotte Jacco wel… De hoop die hij plots had gevoeld, toen hij het bericht hoorde.

Misschien heeft Lotte gelijk, voor liefde zijn er twee nodig…

Hij ziet het glanzend spiegelende water van de rivier tussen de stammen van de wilgenbosjes door. Hij baant zich een weg door het riet en de slikken en duikt weg als hij de oever bereikt. Doodstil luistert hij. Alleen het ruisen van de wind en het klotsen van het water. Behoedzaam kruipt hij naar de walkant. Golfjes slaan spattend tegen de lage basaltkraag.

Bijna hoogwater… perfect!

Hij tast naar het water. Koud en stroperig door een glibberige laag op de oppervlakte. Hij ruikt het brakke zout en een vage geur van dieselolie. Hij ontwaart de spookachtige vorm van een half gezonken en aan de grond gelopen rijnaak, de boeg heeft zich in het basalt geboord. Flarden van bijtende rook prikkelen zijn neusgaten. Het wrak is uitgebrand. In het riet deinen een paar vage maar al te bekende vormen op de golven.

Daar kwam die rook vandaan, vanmiddag!

De maan belicht het spookschip. Hij bestudeert de contouren van het vaartuig. Hij herkent de lijnen zoals je het gezicht van een geliefde herkent.

Zo’n Rijnaak… zelfde type, daar varen mijn ouders ook mee… geen militair schip… “Alle Zegen komt van Boven” op hun naamplaat. De messing letters zitten even vast als hun vertrouwen in de hemelse Voorzienigheid.

Een afgebroken ankerketting hangt van de boeg naar beneden. Zouden er nog overlevenden zijn? Reinder klimt naar boven en staat op het hellende voordek. Het schip kraakt en wiegt een beetje op de deining.

Die golfslag van de rivier was deel van zijn leven. Die had zijn babybedje gewiegd en hem leren lopen tegen de deining in. Hij herinnert zich het schip met zijn eeuwige hartslag, het donkere brommen van de motor, het slaan van de schroef, een voortdurende zang waar de meeuwen boven het water met moeite overeen kunnen krijsen.

Behoedzaam loopt hij over het gangboord naar achteren. Onmogelijk, het schip is te diep gezonken, hij kan de stuurhut en roef niet bereiken. Reinder tuurt het ruim in, de luiken zijn er afgeslagen. Diep beneden klotst het, een penetrante geur komt van het water dat over resten van de lading heen klotst.

Dieselolie…

De geur brengt hem naar de machinekamer in zijn jeugd, zijn vader druk met smeren terwijl zijn moeder in de stuurhut aan het roer staat. Hijzelf naar voren lopend met de puts terwijl het water over de gangboorden kolkt en aan zijn laarzen trekt.

Het is doodstil aan boord, het zwijgen van de dood. Een kille angst vertroebelt Reinders geest. Een nachtmerrie duikt op. Geluid van krijsend duikende Tiffy’s, lange vuurtongen uit hun 20 millimeter kanonnen, het hellespoor van hun raketten. Inslagen op het dek, brand in het ruim, brandende dieselolie op het water die een deel van de bemanning, drenkelingen nu, alsnog in brandende hitte de dood in drijft met een schreeuw van pijn waarvoor ze niet eens lucht meer kunnen krijgen. Angstkreten van de weerloze opvarenden. Een verstard en half kapotgeschoten lijk van een scheepsjongen op boeg, hangend over de ankerlier, bloed gemengd met smeerolie, ogen starend zonder uitzicht…

Reinder vermant zich. Deze strijd moet gevoerd worden, anders verlies je haar sowieso. Hij is verantwoordelijk voor zijn aandeel, er mede voor zorgen dat neergeschoten Engelse piloten veilig terugkeren voordat de vijand hen onderschept. Dat was het bericht van vanmiddag.

Hij houdt zich vast aan een bolder en tuurt naar de overkant. Sliedrecht. Verduisterd in het bleke maanlicht. Geen spoor van mensen, het is avondklok. De wolken werpen schaduwen over de singel aan de overzijde. Donkere dijkhuizen tekenen zich af aan de kant van het Middenveer.

Ze moeten zo komen… ik hoop dat de stroming ze niet te ver uit de koers drijft…

Plots hoort Reinder een laag gebrom uit de richting van Dordrecht. Het silhouet van een patrouilleboot tekent zich af in het maanlicht. De bundel van een zoeklicht strijkt over de walkanten als een tastende vinger en werpt schaduwen die net zo scherp zijn als het riet.

Moffen! Wat doet die boot hier?

Zijn maten hadden hem verteld van de Moffenschuit die op de Nieuwe Merwede patrouilleerde. Soldaten met machinepistolen aan boord, waarschijnlijk een MG42 op de stuurhut. Uit de buurt blijven was het parool. En nu moet hij als de bliksem van deze schuit af. Sprint. Op naar het voordek, gelukkig kunnen ze hem niet naar beneden zien klimmen, de ankerketting zit aan de goede kant. Zo snel als hij kan duikt hij het riet in en sluipt een eindje het griend door. Hijgend maakt hij zich klein.

Als ze me maar niet gezien hebben!

De motor vermindert toeren, het vaartuig zwenkt naar de wal. Een kort bevel vanaf de brug: “Achtung! Ankern!  Feldwebel, fertig machen! Vier Männer suchen nach Überlebenden!”

Een anker plonst in het water. Davits ratelen. De soldaten peddelen naar de oever en springen uit de sloep. De MG42 op de stuurhut volgt hun bewegingen, het zoeklicht werpt een lichtbundel op hun pad. Stralenbundels van hun zaklampen tasten de aarde af.

Reinder verstijft. Hij voelt de kilte van zijn pistool. Vergeten te spannen… Weerloos… Hij kan zich wel voor de kop slaan. Spannen van de haan maakt zoveel herrie, dan vinden ze hem gegarandeerd.

De soldaten belichten het wrak en zoeken het water bij de oever af. “Keine Űberlebende, Herr Leutnant, nur Leiche.”

“Gelände und Schiff durchsuchen!”

Heel voorzichtig schuift Reinder de bosjes in. Twee man springen in de sloep en klimmen na onwennig manoeuvreren aan boord van het wrak aan de kant van de stuurhut. De andere twee zoeken het oeverland af. Hij hoort het knappen van rietstengels en wilgentenen onder hun laarzen naderbij komen. Een lichtbundel komt dreigend dichterbij. Reinder houdt zijn adem in en houdt zijn hand voor zijn mond. De damp kan hem verraden.

“Hier gibt’s nichts mehr…” de soldaten blijven staan. De een haalt sigaretten uit zijn jas en deelt er eentje uit. De vlam van de aansteker verlicht verweerde gezichten onder hun helmen. De rook prikkelt Reinders neusgaten. Wat dit ook is, het is geen tabak. Ook het Duitse leger kent gebrek.

“Etwas neues von deiner Familie?” De aangesprokene haalt zijn schouders op: “Dresden, drei Wochen her. Feuersturm. Frau, Kinder, Eltern, alles Kaputt.”

Met een geïrriteerd gebaar spant hij zijn machinepistool. De scherpe klik wekt beroering, het zoeklicht zwaait naar de twee soldaten, de loop van het machinegeweer op de stuurhut zwaait mee. “Etwas da?”

Reinder verstijft opnieuw en tuurt om zich heen. Waar moet hij naartoe als het hier misloopt?

“Nein, Herr Leutnant. Sicherheitswaffenkontrolle.”

“Schrecklich von deiner Familie, verdammter Dreck, ” merkt de ander zachter op.

“Ja, jetzt gibt’s nichts mehr wofür Ich kämpfen soll. Kein Sieg, kein Heil, kein Zuhause. Das hat uns der Führer gebracht.”

“Shhht, der Leutnant soll’s nicht hören. Defätismus!”

“Alles Scheisse!”

Soldaten komen tevoorschijn uit het ruim van de half gezonken rijnaak. Ze melden het resultaat van hun actie. Niets bijzonders. Een bars bevel van de commandant roept de mannen terug. De sloep hangt al snel weer in de davits, de ankerketting ratelt en de patrouilleboot vertrekt richting Hardinxveld. Reinder slaakt een zucht van verlichting.

Een blik op zijn horloge. De Mof heeft bijna een uur voor de wal gelegen. Zouden zijn kameraden nog komen? Hij sluipt terug naar de oever en wacht. De kou kruipt door zijn benen naar boven. Zijn adem spuwt wolkjes de nacht in. Zijn speurende blik vindt geen aanwijzing dat hij zijn missie kan beginnen.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven