Ich weiss nicht, was soll es bedeuten (Loreley) door Ulli Boegershausen op gitaar
Kentering
Het maanlicht dringt door een paar gaatjes in het zwaardere wolkendek heen. Reinder ziet een bootje zijn kant op komen. Er valt een last van hem af, hij zit tenminste niet voor niks in de kou te wachten.
“De piloot,” stelt de roeier zijn passagier aan Reinder voor, “breng hem naar de dijk bij de Nieuwe Kat. Daar wacht Jens met zijn kano.”
Het maanlicht gunt Reinder een korte blik op zijn gast. Hij ziet eruit zoals hij zich een Engelsman voorstelt. Wildblonde krullen onder zijn pet, snorretje en een aristocratische uitstraling. Zo weggelopen uit de boeken van zijn Engelse literatuurles. In gewone kloffie, een vliegersoverall is te opvallend. De piloot steekt zijn hand uit: “I am Collins. Jolly to meet you, mate.”
“Collins neemt de Sten tijdens de vaart,” voegt zijn begeleider eraan toe, “verstop hem op de bekende plek als je terugkomt.”
Met nog een laatste blik op zijn terug roeiende kameraad, leidt Reinder de Engelsman de Biesbosch in: “Come with me, sir.”
Achter de sluis van de Helsloot haalt Reinder de kano uit zijn bergplaats. Het was maar een klein eindje naar zijn overdrachtspunt. Een experiment van de groep om de route in stukjes te splitsen, in een ruk van Sliedrecht naar Lage Zwaluwe was een stevige inspanning voor twee man in een kano, zeker bij strakke tegenwind.
Reinder klimt in het schuitje en helpt de piloot zo goed en kwaad als het gaat. Hij kan een nat pak voor beiden voorkomen en God zij dank blijven zijn pistool en de Sten droog. “I’m no sailor indeed,” fluistert Collins, “this boat rocks like my bloody Tiffy in a thunderstorm…”
Reinder kent de kreken en killen van de Dordtse en Sliedrechtse Biesbosch op zijn duimpje, maar ‘s nachts is het oppassen geblazen dat je niet de verkeerde kil neemt of vastloopt in een kreek in het griend bij afnemend getij. Stil peddelt Reinder de kano zo dicht mogelijk onder dekking van de oevers. Als de maan de kreken verlicht, valt hij in het midden direct op. Een paar keer schuurt de kano over de modderige bodem.
De eerste splitsing: Helsloot of Doode Kikvorschkil. Reinder luistert scherp. Soms wagen Duitse patrouilles zich in de polders. De Doode Kikvorschkil is een omweg en dan moeten ze een stukje de Nieuwe Merwede over.
“Somebody there,” fluistert Collins. Reinder knikt. Het komt uit de richting van de Helsloot. Domme pech, hij kan het risico niet nemen. Ze moeten de route door de grienden van de Huiswaard kiezen. Een hachelijke onderneming als het getij te ver daalt.
Het valt Reinder niet mee om rustig te peddelen nu hij haast heeft. De koude wind bemoeilijkt de voortgang, zodat hij soms moet rusten, maar niet te lang, anders vallen de kreken droog.
“What plane do you fly?” vraagt hij aan Collins tijdens een rustpauze.
“Hawker Typhoon, Tiffy as we call it,” fluistert hij, “20 mm and rockets. Got shot down a few days ago on a shipping strike. I’m quite happy to be on my way, would not like to spend the rest of the war in a German prison camp.”
“Shipping strike?”
“Yes, difficult attack on some barges on the river Lek. I had to fly in on the top of the waves. Rockets must hit on the waterline to sink it. I was a sitting duck for the flak.”
Reinder voelt onrust. Waarom? Ze lagen toch in Rotterdam?
Een nieuwe splitsing. Reinder luistert. Alleen wind, zacht klotsen van water en ruisen van riet. Een gok, de Zoetemelkskil is de kortste weg. Dan moeten ze wel de kano over een dijkje slepen. Zachtjes licht hij zijn passagier in.
Het slepen van de kano over de drassige grond is zwaar, maar het lukt, met de nodige zweetdruppels drijven ze in de kil. Er staat nog voldoende water, een hele opluchting dat Reinders gok goed uitpakt.
“Where do you come from?” fluistert hij.
“Coventry,” Collins haalt zijn schouders op, “at least what is left of it after the Hun flew in.”
“Far from London?”
“Quite a bit,” hij zucht, “It’s no place for me any more: no survivors. All of a sudden I got a reason to fight, so I joined the RAF.”
Zwijgend peddelt Reinder verder. Waakzaam, ook al lijkt de nacht een oase van vrede. Aan de horizon ziet hij een lichtkogel traag zijn baan trekken, een tijdelijke ster aan het bewolkte firmament. Hopen dat Jens niet in de problemen zit.
De maan belicht open water. De Nieuwe Merwede. Hier is het uitkijken voor Duitse patrouilleboten. De deining wordt krachtiger, het peddelen kost moeite. Zweet staat op zijn rug. Zijn ze er al? De geul van de Nieuwe Kat moet toch in de buurt zijn. Hij moet even rusten.
“Did you sink one?”
Collins’ beweging laat de kano wiebelen: “Surely I did. Direct hit, sank within minutes. I was so close, I could even read the name plate of the barge. Funny name. Guess it’s Dutch or German. Cannot pronounce it.”
Reinder spitst zijn oren: “What was its name?”
Het klinkt als geheimtaal: “Aalle ziegen koomt ven boeven”
Het bloed bevriest Reinder in zijn aderen. Hij voelt het kille metaal en een koudere gedachte. Traag glijdt zijn hand naar het pistool. Gezonken in een paar minuten. Bij dit verlies bestaan geen bondgenoten.
“Aan Mij de wrake”, hoort hij de stem van zijn vader, zijn vinger bij de tekst in de oude Bijbel, het licht van de olielamp in de roef werpt zijn schaduw op de bladzijde, “Ik zal het vergelden.”
Daar kan ik niet op wachten…
De klik van de haan van een stengun onderbreekt zijn gedachtegang. De stem van Jens: “Geen grapjes!”
“Goed volk!” fluistert Reinder terug.
De ontmoeting is kort. Jens en Reinder slepen de kano over de dijk, Reinder moet wachten tot het tij voor zijn terugvaart gunstig is terwijl Jens met de piloot de Nieuwe Merwede op gaat. Richting de vrijheid.
Collins schudt hem de hand: “Thanks, mate, a jolly good ride. For me, it will be tally-ho again soon.”
Reinder kijkt het tweetal na. Zijn pistool voelt koud onder zijn duffel, zijn gedachten jagen als de laaghangende bewolking op de snijdende wind.
Ich weiß nicht
was soll es bedeuten,
daß ich so traurig bin.
Ein Märchen aus alten Zeiten,
das kommt mir nicht aus dem Sinn.
Hij weet het nu…. Alleen maar verliezers…