Boeket

Vooraf…

Soms inspireert het horen van een anekdote je tot een verhaal. In dit geval een viering van twintig jaar samenzijn gevolgd door een geïmproviseerde “huwelijksreis”. Daarin spelen bloemen een rol van betekenis.

Plus de gedachte dat je soms alle reden hebt om dankbaar te zijn voor de liefde in je leven.

You are the Sunshine of my Life door Stevie Wonder

Boeket

“Zonnig Zuiden, daar komen we aan!”

De geur van bloemen dwarrelt in haar neus. Ze snuift. Fris.

En lief…

Liefde in kleur. Rood, okergeel met een warm hart, en een frisgroen blaadje.

De Renault 4 kreunt en kraakt en helt stevig over in de bochten. De motor giert amechtig bij het optrekken op de steile helling. Maud tuurt enthousiast naar de weg die de bergen in slingert. Hoger en hoger naar de pas met aan de andere kant de zon.

Ze kijkt opzij. Milan met zijn blik op de weg. Een frons op zijn voorhoofd.

Hij kan zich zo lekker concentreren…

Ze klapt haar zonneklepje naar beneden en kijkt in haar eigen achteruitkijkspiegel. Een handig dingetje om jezelf nog even te fatsoeneren en een blik op het verkeer te houden. Twee zien meer dan een. Zeker op lange ritten. Het geeft haar een gevoel van veiligheid dat ze actief meerijdt. Haar blik glijdt naar beneden.

Niet te geloven hoeveel we in dit oude Franse koekblik kunnen pakken…

Een tent met attributen, twee slaapzakken die je aan elkaar kan ritsen, matrasjes voor comfort op de koude rotsgrond, een primus met pannetjes, vouwstoeltjes, koffer met kleren (niet te veel), bergschoenen, Scandinavische loopstokken, een vracht boeken voor lekker lezen in de zon… In gedachten scant ze de checklist die Milan jaren geleden gemaakt had. Ze was bijna de oploskoffie en de hagelslag vergeten. En de zaklantaarn. De waslijn met de knijpers had ze er dit jaar bij op gezet.

Maud vindt inpakken een leuk werkje. Lijstje afwerken en lekker afstrepen waar je mee klaar bent. Alvast een beetje in alle rust genieten van het vakantiegevoel. Dit jaar zat er echter wat meer haast bij. Ze had gisterenochtend al moeten pakken, het moest klaar zijn voor ze met de auto naar hun feestje gingen.

“Alles ligt er nog”, zegt Milan lachend terwijl hij zijn ogen op de weg houdt, “vanmorgen nog even gekeken. Ik was zelf nog iets vergeten.”

“Gelukkig, ze breken auto’s voor een pakje sigaretten al open. Dat zou nog eens een beroerd begin van ons huwelijksreisje zijn!”

Hun vierde huwelijksreis hadden ze dit tripje een beetje lacherig genoemd. Iedere vijf jaar eentje. Met als vertrekmoment de dag in de maand waarop ze elkaar voor het eerst hadden ontmoet. Ditmaal was het ronde getal van hun relatiejaren een mooie aanleiding voor een feestje, met vrienden en de familie waar ze nog contact mee hadden.

Ze klemt de vaas op haar schoot vast. De fraai opgemaakte bos rozen met zonnebloemen in ‘t groen kriebelt tegen haar borst. Een mooi ruikertje, net een bruidsboeket! Het water in de vaas klotst met de beweging van de auto mee.

Kriebelen, net zoals zijn streling als hij ziet dat ik wakker word, glimlacht ze.

Het kaartje zit er nog aan. Zijn doktershandschrift, noemt hij dat altijd. Ze had vroeger vaak moeite gehad om zijn handschrift in zijn brieven te ontcijferen, maar het leek net alsof haar inspanning om hem te lezen haar dichter bij de inhoud bracht. Het kaartje had haar veel minder moeite opgeleverd. Ze weet het nu, ze vertrouwt het. Woord van Liefde.

Haar glimlach verdiept zich. Hij houdt van me. Hij is recht door zee, rationeel en zegt waar het op staat. Ook met houden van…

En dan nu toch bloemen met een kaartje.

Hij is soms een lieve romanticus, was haar gedachte toen ze vanmorgen bij zonsopgang vlak voor hun vertrek uit het hotel naar de vaas met haar bruidsboeket keek, en juist dan laat hij zijn praktische rationaliteit varen…

“Zonde om die bloemen te laten staan,” had ze gezegd, “Zal ik een briefje schrijven dat het kamermeisje ze mag hebben?”

Milan had zijn schouders opgehaald. “Neem ze gewoon mee! In de tent staan ze ook goed.”

“Met vaas en al?”

“Tuurlijk. Ze moeten toch water hebben onderweg.”

Dat had ze gedaan, zonder over de praktische implicaties na te denken. Ik ben eigenlijk ook wel een beetje onhandige romanticienne…

Met één hand peutert ze een Napoleonnetje uit het zakje in het dashboardkastje en haalt het cellofaantje eraf.

“Zuurtje?”

“Graag!” Maud streelt het snoepje op zijn vingers.

De auto slingert. Snel grijpt ze de vaas met twee handen vast. Milan glimlacht bij het zien van het gebaar in zijn ooghoeken.

“Zet de vaas toch achterin! Ik stop zo wel even.”

“Dan loopt ie bij de eerste strakke bocht leeg, hoe moeten de bloemen het zo halen? En dat rotzooitje met natte kampeerspullen…. Bovendien, ik wil je bloemen nog even dicht bij me houden.”

“Waarom?”

“Ja, eh… ik vind het romantisch.”

Hij kijkt even opzij en vangt haar warme glimlach op. “OK…”

Het uitzicht is adembenemend. In de diepte ziet ze de bossen en bergweiden in de zon. De eerste wolkenflarden benemen het uitzicht op beneden. Aan de andere kant reiken de rotsen naar de hemel.

Wel diep, realiseert ze zich.

Milan is gek op binnenweggetjes. Voordat ze op vakantie gingen haalde hij alle benodigde kaarten erbij en stippelde de route nauwkeurig uit. Bij voorkeur route departementale, dus geen snelwegen en provinciale wegen. Geweldige vergezichten en pittoreske dorpjes, maar hier en daar wel wat minder onderhoud en veel meer onoverzichtelijke bochten. Een briefje met plaatsnamen en wegnummers op het dashboard houdt hem op de rit.

Ze bestudeert de kant van de weg. Slechts hier en daar vangrails. Best wel eng, zo’n ongehinderd uitzicht op de diepte. Milan kan gelukkig goed rijden.

“Twintig jaar”, mijmert ze hardop, “het lijkt nog zo kort…”

“Inderdaad.”

Maud draait zich naar hem toe. “Wat zag je toen je me voor het eerst zag?”

Milan fronst nadenkend. “Een blik van verdriet. Eenzaamheid misschien…”

“Viel je daarop?”

Hij schudt zijn hoofd. “Nee, toen niet, maar het maakte me wel nieuwsgierig. Waarom had een mooie vrouw als jij zo’n verdriet in haar ogen? Dat wilde ik weten.”

Maud bloost bij de herinnering. In die tijd had haar verdriet, haar afschuw over zichzelf, hoe ze dacht, hoe ze vreesde dat anderen haar zagen, hoe ze vond dat ze eruitzag, haar bijna het leven gekost. Maar toen kwam die ontmoeting, die verwondering dat Milan een spiegel bleek waarin ze zichzelf weer durfde te bekijken.

“En jij?”

Vraag geeft wedervraag, mijmert ze, zo heeft hij me uit mijn loopgraven naar de vrijheid gebracht. “Ik zag een jongen die tot mijn verbazing interesse in me had. Dat verwarde me compleet. Ik kon me dat niet voorstellen toen.”

Milan grinnikt. “Je onderschatte jezelf. Dat voelde ik. Ook daarom werd ik nieuwsgierig.”

“Je hebt me gered…”

“Onzin, ik heb je de ruimte kunnen geven. Jij bent gewoon jij, en dat kwam toen naar buiten. Zo warm en lief dat ik er alles voor wilde doen om wij te worden.”

Maud voelt een brok in haar keel en wendt haar blik naar buiten. Een vage bloemengeur prikkelt haar neus. De auto schokt en kraakt. Met een snelle beweging voorkomt ze dat het water over de vaas heen klotst.

“Sorry, ik zag die kuil niet”, hij lacht, “even afgeleid!”

De mist van de bewolking ontneemt hen het uitzicht op de afgrond. De weg lijkt alleen op de wereld, een brug met hier en daar een vangrail als scheiding tussen nu en niets. Milan doet de koplampen aan. De reflectoren van de paaltjes langs de weg lichten vaag op.

Hij bestudeert het briefje. “Nog een paar kilometer naar de pas.”

De mist wordt dunner. De belofte van de zon, van een hemels vergezicht misschien!

Twee batterijen felle koplampen in een donkere brede vorm. Recht op hen af! Een harde schreeuw van een hoorn boven het grommen van een zware motor. Een monster uit de onderwereld met blikkerende tanden van licht!

“Shit!” schreeuwt Milan en geeft een ruk aan het stuur. De auto zwenkt en slipt. Maud verstijft. Ze glijden naar rechts richting de vangrails met gaten. Ze zoekt steun aan het dashboard en voelt hoe haar broek doorweekt raakt, hoe de kilte van water zich mengt met de vrieskou van haar angst.

God, nee, we donderen eraf!

Haar hart slaat razend in haar borst. De auto glijdt door als in een vertraagde film, op weg naar de zweving van een laatste peilloze val in de diepte als een wrange apotheose. Is dit het einde? Wat moet ze Milan nog zeggen in die laatste momenten voordat ze te pletter slaan? Wees niet bang? Woord van Liefde?

Haar blik treft de achteruitkijkspiegel. De donkere vorm glijdt langs hun heen en uit nog een kwaadaardige kreet voordat zijn achterlichten in de mist verdwijnen. Ze durft niet vooruit te kijken en slaat de handen voor haar gezicht.

Snerpen van de banden verjaagt ieder rationeel geluid uit haar hoofd. Ze hoort een schreeuw. Ze voelt hem tegelijkertijd overal in haar lijf, een kille uitwaaierende trilling van doodsangst. Wie was dat?

Hee, dat ben ik? Wat dacht je dan!? Bang!!!

Een blikken schurend geluid voegt een stem toe aan de kakofonie.

Opeens… Stilstand. Van ruimte en tijd. Geen gevoel van een achtbaan in haar maag. Geen ziekmakend tuimelen. Geen afgrijselijk gekraak en gerinkel van een inslag op de rotsen. Geen besef van helse pijn voordat er niets meer zou zijn en alles zwart zou worden…

Alleen maar stilte…

Maud doet haar ogen open. Ze kijkt recht in het bleke gezicht van Milan. De zon schijnt er op. Scherp, haar lief, haar spiegel.

“Rustig, rustig!” hijgt hij, “kijk! De vangrail!”

Maud kijkt naar buiten. Een steile helling naar beneden, de vangrail tegen de zijkant van hun R4tje. Een blik door haar achteruitkijkspiegel. Chaos in de achterbak, alle organisatie die ze in hun bagage hadden gebracht was opgeschoven.

Heel voorzichtig manoeuvreert Milan de auto de weg weer op. Maud ziet dat zijn handen trillen. “We moeten even stoppen,” brengt ze uit. Haar spanning breekt ineens naar buiten, tranen verstikken haar stem. Milan doet wat ze zegt, verderop in de pas zien ze een parkeerplaats.

Maud’s broek is kletsnat. De vaas en het bruidsboeket liggen onder de stoel. Werktuiglijk pakt ze de vaas op en stapt uit. Buiten de auto merkt ze pas hoe ze op haar benen staat te trillen. Milan omhelst haar en ze blijven zo een hele tijd stil staan in de zon. Ze voelt zijn schrik en angst wegebben. Dat doet haar goed en kalmeert haar. Ze weet waar hun angst vandaan komt. Gelukkig, nog geen einde van samen. Geen laatste ogenblikken, ze voelt grenzeloze opluchting.

Gek, denkt ze bij zichzelf, daar sta ik met een lege vaas in mijn hand…

Hun hartslag vertraagt. Milan maakt zich los en inspecteert de schade aan de auto. Een paar krassen, wat butsen en een serie deukjes over de hele lengte van de zijkant, meer niet. De deuren kunnen nog netjes open en dicht, de ruiten zijn nog heel en het zijspiegeltje heeft warempel het avontuur overleefd. Niet dramatisch, het autootje is toch al een roestbakje. Hij kijkt door de zijruit.

“Ik denk dat ik eerst even de bagage ga reorganiseren, anders vinden we straks niks meer terug”.

Maud knikt. Ze staart naar de vaas in haar hand. Leeg. Half verdwaasd kijkt ze om zich heen.

De bloemen… Waar zijn ze?

In een waas doet ze de deur open en verzamelt ze rood, okergeel met een warm hart en frisgroen met het bungelende kaartje en propt ze in de vaas. Bukken kost haar moeite, ze is benauwd en snakt naar frisse lucht. Ze leunt tegen het portier en staart in de verte.

Geweldig uitzicht, een wereld wijd, maar het doet haar niets. Een schittering trekt haar aandacht. Vlak bij een stuk waar geen vangrail zit.

Ze loopt er naartoe. Een stille getuige, een kruis in de berm met twee namen er op. Een foto eraan vastgeplakt, twee jonge mensen gearmd, een man en een vrouw in de kracht van hun leven en duidelijk verliefd op elkaar. Een datum in het verleden eronder. Een kaarsje flakkert in een graflampje.

Haar beeld is scherp. Een slippende auto, een verpletterende val en een belofte van leven en liefde die in de aarde wegloopt en verloren gaat.

Waarom zij wel, en wij niet?

Ze voelt een mengsel van rouw en dankbaarheid. Deze herdenkingsplaats wordt onderhouden, de kaars is nog nauwelijks opgebrand. Wie zouden het zijn? Ontroostbare ouders? Vrienden? Of een kind dat op dat onzalige moment opeens wees was geworden?

Ze kijkt naar de vaas in haar hand, naar de bloemen. Dan weer naar het kruis. Met een teder gebaar zet ze de vaas ernaast en schikt de bloemen. Ze ziet het kaartje met Milan’s doktershandschrift, nog steeds vastgeknoopt aan het boeket. Even heeft ze de neiging om het mee te nemen.

Nee, toch niet, dit is juist de essentie van het gebaar…

Ze pakt een pen en schrijft er iets bij op het kaartje in de taal van het land.

Het spijt me dat dit jullie gebeurd is… Ik hoop dat jullie liefde sterker is dan de dood…

Maud loop terug. Milan is net klaar met het herschikken van de bagage. Hij heeft weer wat kleur op zijn gezicht.

“We kunnen weer.” Hij slaat een blik op haar handen. “Hee, waar is je boeket? Je wilde het zo graag meenemen.”

Maud wijst naar de plek met de schittering: “Daar was het meer nodig…”

“Maar waarom?”

Ze smoort verdere discussie met een omhelzing. De tranen lopen haar over de wangen. Teder streelt Milan ze weg.

“Omdat wij nog leven…” zegt Maud zacht, “daarom…”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven