De Raadsels van het Pedagoochelaars Doosje (1)

Vooraf…

Dit is een gelegenheidsverhaal voor een diploma-uitreiking, en wel een tweedegraads onderwijsakte. Collega Catharina had die in 1997 gehaald na een snel traject in de avonduren. Daarmee ging ze later het middelbaar onderwijs in en besloot ze haar carrière uiteindelijk op de Zeevaartschool in Zeeland.

Catharina was werktuigbouwster en mede technisch auteur in de negentiger jaren van de vorige eeuw. Zij was een van de voorbeelden dat collega’s ook vrienden kunnen worden. Vandaar mijn geschreven cadeautje voor haar eindexamen.

Karakteristiek voor onze vriendschap waren de woordenspelletjes en raadselrijmpjes via de interne email, een ochtendritueel om op gang te komen en de pen (lees toetsenbord) te scherpen. Daarvan staan er een viertal in het verhaal.

Het gelegenheidsverhaal speelt in mijn fantasiewereld Caethlya, waarover ik toentertijd een aantal Fantasyromans aan het schrijven was. Op die wereld brengen rondtrekkende onderwijzeressen de oude kennis bij de mensen, geholpen door een telepathische vaardigheid die Imaghayran heet. Omdat het leven op de weg uitputtend en gevaarlijk is, krijgen de onderwijzeressen een jarenlange training waarin ze ook leren vechten met speciaal ontwikkelde werpmessen.

Aan het einde van hun opleiding wacht een laatste proef, het openen van een Pedagoochelaarsdoosje met daarin de attributen van hun vaardigheden. Hiertoe moeten ze een aantal raadsels oplossen om het slot open te krijgen.

Voor de gelegenheid heb ik ook een Pedagoochelaarsdoosje gemaakt met als inhoud haar geliefde snoepjes: Bordkrijtjes.

Het verhaal is later in een iets herschreven vorm onderdeel geworden van de enige Fantasyroman die ik ooit uitgegeven heb weten te krijgen: De Zang van de Zonnewende.

Awakening van het album Celtic Lamentations van Aine Minogue

Beproeving

De zonnen wierpen hun licht door de glas in lood ramen met de voorstellingen van een bloederig verleden. De stralen vielen roodgoud op de vrouwengestalte aan de andere kant van de werktafel. Haar grijze haar kreeg een kleur van woedend bloed.

Ik vraag me altijd af, wat sommige kunstenaars bezielt om slechts het bloed van het verleden na te laten, mijmerde Cathyraïnne.

Toen liet ze resoluut haar filosofische stemming varen. De realiteit was op dit moment veel belangrijker. Maar ze was voorbereid…

Woede, dat was precies wat Cathyraïnne vaak voelde als ze hier binnentrad. Het was nooit anders geweest sinds de eerste keer, dat haar schreden zich op bevel hierheen hadden gericht. En dat bevel kwam regelmatig, het leek wel alsof de Meesteres een speciale belangstelling voor haar aan de dag legde, vele malen groter dan die voor de andere novices. Onwillekeurig schikte ze haar mantel. Haar hand raakte een van de drie verborgen dolkschedes onder haar linker oksel. Een veilig en geruststellend gevoel. Ze kon vechten en zich verdedigen. Haar hartslag vertraagde iets.

Ze stond in de werkkamer van Alyraënne, de Meesteres van de Orde. Ze kende het vertrek door en door. Onder de gebrandschilderde ramen bevonden zich de kasten met boeken en folianten, waarin de kennis van het pedagoochelen stond beschre­ven. Alyraënne en vele Meesteressen vóór haar hadden vele Cirkels van de Zonnen geijverd om alle aspecten van de Kunst al schrijvenderwijs voor het nageslacht te bewaren. Daar waren ze in geslaagd, Cathyraïnne had er veel uit geleerd.

Recht voor haar was Alyraënnes werktafel. Vellen papier lagen verspreid, samen met de kleine attributen van hun Kunst. Een glanzende pen stond in een houder met een inktpot. Het handschrift op de bladen papier was van veraf leesbaar, rustig en regelmatig. Lampen in glanzende houders verspreidden een zacht licht, dat nu werd overstraald door het zonnenlicht dat door de ramen viel.

Aan de andere kant bevond zich een rustbed en een tafel met stoelen. De Meesteres­sen van de Orde sliepen vaak in hun werkkamer als de pen hun vermoeide hand dreigde te ontglippen.

Achter de werktafel stond Alyraënne zelf. Lang, gespierd en slank, tot bij het tanige af. Haar gezicht toonde harde lijnen, haar ogen stonden scherp. Ze was gehard door het leven als rondtrekkend pedagoochelaarster op de Caethlyaanse wegen.

Gans het continent Aethya had zij bereisd, van de Zuiderengte tot de eilanden van de Zeekrijgers in het Noorden. Ze had de landen en volken tussen Verha in het wes­ten en Lyn in het verre oosten gezien. Ze was door de bevroren wouden van Norsal getrokken, zij had de zonnen op haar huid voelen branden in de zandwoestijnen van Al Ahrb. Een leven in dienst van de verspreiding en uitbreiding van de laatste kennis en kunde, die de oude Aeldin hadden nagelaten na de verschrikkingen van de grote oorlogen vóór het Eerste Glaciaal.

Haar grijze haar was in strengen gevlochten, een gouden haarkam met kunstig sym­bolen hield de strengen bijeen en toonde het teken van haar waardigheid.

Het zonnenlicht door het glas in lood kleurde haar haren rood, dezelfde kleur, die ze oorspronkelijk moesten hebben gehad. Cathyraïnne haalde zich de laatste herinne­ring aan Alyraënne’s jeugd voor de geest, een paar lokken rood haar tussen het grijs die ze had ontwaard toen ze haar voor het eerst had ontmoet, nu acht Cirkels van de Zonnen geleden. Dat was het moment, dat ze tot de Orde was toegetreden.

Hoe weinig wist ik toen van wat me te wachten stond! reflecteerde ze.

Cathyraïnne vergeleek zichzelf met de vrouw achter de tafel. Dat had ze gedaan vanaf het moment, dat ze haar voor het eerst had ontmoet. Ze had nooit begrepen waarom ze voelde, dat ze zich met deze vrouw meten moest. Het was een drang die ze niet onder controle had. Het had haar de afgelopen Cirkels van de Zonnen zowel frustraties als ambities gebracht.

Misschien is ze daarom Meesteres geworden, dacht ze, omdat ze datgene naar boven kan halen, datje drijft van de diepste ellende naar de toppen van euforie. En omgekeerd ook, helaas… Het leert je jouw grenzen kennen. Maar ook je mogelijkhe­den…

Alyraënne was ervaren in de Kunst zelf en het verspreiden daarvan.

Geen probleem, dacht Cathyraïnne, een paar Cirkels van de Zonnen op de wegen van Caethlya brengt mij die ervaring ook.

Ongetwijfeld zou dat gebeuren. Als ze het tenminste overleefde. Maar ze was ervoor toegerust, ze kon vechten met de hand en met wapens, ze kende de genees­krachtige kruiden in de wildernis en de kunst van heling, ze kon haar kostje in het vrije veld bij elkaar scharrelen, ze kon handelen en marchanderen op een manier, die geen waard of koopman haar na kon doen en ze wist om te gaan met de dreigin­gen en verleidingen van het zinnelijke en bovenzinnelijke.

Het zou niet lang meer duren voordat Cathyraïnne aan het opdoen van die ervaring toe was: haar leertijd van acht Cirkels was bijna voorbij. Nu restte haar nog de laatste beproevingen.

Maar de Meesteres bepaalde wanneer…

Cathyraïnne bestudeerde de Meesteres onopvallend en bedachtzaam. Alyraënne maakte ook op aar leeftijd nog diepe indruk qua uitstraling en postuur. Ze had de blikken van de Menlin gezien bij officiële gelegenheden. Vrouwen bekeken haar bewonderend dan wel afgunstig, al naar gelang hetgeen ze in haar herkenden. De blikken van de mannen waren heel anders, die zweefden tussen bewondering en angst. Tussen wilde veroveringsdrang en het zoeken naar een uitweg om te vluchten omdat ze bang waren voor wat passie voor haar met hen zou doen.

Zelf karakteriseerde Cathyraïnne zichzelf wat postuur betreft als iemand met iets meer maat in de kleren dan haar, maar desondanks krachtig en fel genoeg om de zware vechttrainingen en de lange tochten in de wildernis te overleven. Over haar uitstraling kon ze geen uitspraak doen, dat vond ze aan anderen om te beoordelen.

Zwak om dat aan anderen over te laten, bekritiseerde ze zichzelf.

Zoals altijd gleden Cathyraïnnes ogen langs Alyraënne’s harde trekken. Ze wist, dat Alyraënne dat merkte. Ze vroeg zich af, of haar gezicht ooit zacht was geweest, of haar trekken misschien ooit geëxalteerd waren geweest op die momenten, dat de huid niet langer de grens was tussen het Zelf en een Ander… Een eigen herinnering flitste op in haar geest en ze dwaalde even af. Maar niet voor lang, dat was voorbij, dat was voordat ze een richting in haar leven gekozen had.

Ze voelde het scherpe bestuderen en peilen van de blik van de Meesteres.

Haar blik kan zeker doden, dacht Cathyraïnne.

Ze vroeg zich alf of haar ogen ooit medelijden hadden uitgestraald bij het troosten, of vrolijkheid bij vreugde, of verontwaardiging bij onrecht, of liefde bij het horen van een zacht gefluisterde belofte voor de eeuwigheid die desondanks nooit langer dan een leven kon duren.

Cathyraïnne realiseerde zich steeds weer hetzelfde, al die Cirkels van de Zonnen lang, steeds als ze deze kamer betrad. Alyraënne was een puzzel. Een puzzel, die ze stukje voor stukje wilde oplossen. Vanaf het eerste begin. Dat raadsel dreef haar voort en zorgde ervoor, dat ze ondanks haar woede bleef nadenken. Ieder stukje was een harde strijd, Alyraënne maakte het haar geenszins gemakkelijk… Een strijd met slechts weinig voortgang. Maar die paar stukjes, die ze had waren haar mooiste overwinningen

“U heeft mij laten roepen, Vrouwe?” informeerde Cathyraïnne stijfjes.

Ze complimenteerde zichzelf met haar zelfbeheersing. De allereerste keer dat ze hier was “ontboden” had de wacht haar af moeten voeren, zo erg wist Alyraënne de Meesteres haar beheerst en subtiel het bloed onder de nagels vandaan te halen. Ze had van die tijd af een hekel aan haar gehad. Maar ook had ze het wonderlijk gevoel van haar eigen scherpte in de nabijheid van de Meesteres ervaren. Alsof de Meeste­res haar daarom zo behandelde, om haar te scherpen op de wetsteen van kennis en vaardigheid. Mar de pijn van het wetten werd er niet minder van.

Ze had een vriendin kunnen zijn, dacht Cathyraïnne, als ze niet zo hooghartig en afstandelijk was geweest.

Eigenlijk speet haar dat. Want naast haar woede en afkeer voelde ze ook bewonde­ring voor de Meesteres, voor haar kennis en de manier waarop ze haast nonchalant haar vaardigheden en vingervlugheid ten toon spreidde, alsof het haar eigen natuur was.

Cathyraïnne wist nu zelf na al die Cirkels van de Zonnen wat er voor deze schijn allemaal nodig was.

De vrouw achter de tafel wierp haar een messcherpe hooghartige blik toe en lachte schamper: “Ik heb je laten roepen, maar je hebt de boodschap blijkbaar niet begrepen. Het veertiende uur heb ik tijd voor je.”

Ze wees naar de kleine Zonnenwijzer aan de muur. De schaduwen kruiste het merk­teken van het twaalfde uur.

“Je kunt gaan!” voegde ze er kortaf aan toe.

Cathyraïnne gromde nauwelijks merkbaar en draaide zich om, haar gevlochten lange haar volgde de draai iets later. Plotseling stonden haar nekharen overeind. Ze ontwaarde een fluistering van gespleten lucht.

Dit kan helemaal niet! flitste het door haar heen, niet hier!

Haast automatisch gleed haar hand naar een van haar drie borstschedes. Ze tolde op een been om haar as en als in een lichtflits trok ze de dolk en wierp.

Het wapen botste midden in zijn baan tegen een met dezelfde precisie geworpen mes. Het metaal van de botsende messen klonk als een kleine klok. Twee roodgou­den schitteringen ketsten verschillende richtingen op. Toen kletterden de beide dol­ken op de plavuizen van de vloer en verbraken ze de stilte nog verder.

Maar een tweede fluistering bereikte Cathyraïnnes oren. Behendig dook ze zij­waarts, kwam in een vloeiende beweging overeind en rukte het tweede wapen uit de schede onder haar oksel. Het door de ander geworpen mes flitste langs haar heen en sloeg trillend in het houtwerk van de deur.

Cathyraïnnes eigen mes was echter al op weg en ontlokte de grijsharige vrouw ach­ter de tafel een kreet van afschuw, verwondering en waardering tegelijk. Ze dook echter juist op tijd weg, de metalen schittering schampte slechts haar bovenarm en sneed door haar wapperende mantel voordat zij zich in het houtwerk achter Aly­raënne boorde.

Cathyraïnne hijgde van afschuw. Gedurende dat korte moment was ze alles en iedereen vergeten behalve zichzelf. Haar overlevingsinstinct had alle reden en gevoel weggevaagd en haar slechts naar een enkel doel gedreven: voortleven en alles uitschakelen wat haar daarvan weerhield. Ze had de Meesteres zo kunnen doden… Voordat haar puzzel was opgelost…

Alyraënne krabbelde overeind, pakte haar mantel op en veegde de bloedige schram op haar bovenarm af. Er zat nog één mes in haar borstschede. Cathyraïnne zette zich schrap. Zou zei

Maar Alyraënne de Meesteres lachte. Verdwenen waren haar harde trekken, haar ogen straalden van een onverwacht genoegen. Ze raapte Cathyraïnnes dolken op. Cathyraïnne deed hetzelfde met die van haar.

“Kom verder, Cathyraïnne,” zei ze met een warme stem, die Cathyraïnne nog nooit eerder van haar had gehoord, “dit was de proef voor het overleven, je bent nu bijna volleerd om op pad te gaan. Slechts de Raadsels staan nog tussen jou en je weg.”

De vrouwen gaven elkaar hun wapens terug en staken de dolken terug op hun plaats.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven