Born to be Wild van Steppenwolf
Twee: Een Adelaar op Wielen
“Is het ijzer zo heet genoeg, vader?”
Leon hield het metaal in het smidsvuur en trapte de blaasbalg aan. De vlammen loeiden. Het zweet stond op zijn armen en bovenlijf, dat onder de voorschoot naakt was. Harley David had daar al vaak op gemopperd. Als er een vonk tussen de voorschoot spatte, had je zo brandwonden. Leon lachte zijn bezwaren meestal weg. Die paar brandwondjes waren als littekens in een eerlijke strijd. Een onvermijdelijk deel van zijn leven.
Harley David knikte. Leon haalde het witgloeiende metaal met een tang uit het vuur en legde het op het aambeeld. Toen bewerkte hij het met een hamer en klopte het in het model, dat hij hebben wilde. Bij iedere slag spatten de vonken.
Harley David vijlde ondertussen aan een tandwiel. Als dat klaar was, moest hij het nog harden en nabewerken. Weer een onderdeel klaar, weer een stap dichter bij zijn droom.
Hij dacht na over zijn zoon. Hij had zo zijn eigenwijze trekjes.
“Net zo onbuigzaam als zijn vader, die Harley David’s Son,” zeiden de mensen in Wasted Land’s End, “als smid moet je toch begrijpen dat gehard staal liever breekt dan buigt! Daar kun je hoogstens nog een beetje aan vijlen!”
Harley David vroeg zich af, of hij zijn littekens ook toonde aan de meisjes, waarmee hij scharrelde aan de rivier, als de hitte van de dag was afgezwakt tot aangename zwoelte. Ongetwijfeld deed hij dat, maar vast niet alleen voor de littekens. Ach, zolang hij zich niet onverantwoordelijk gedroeg… Het werd tijd, dat hij eens aan zijn toekomst ging denken, een vrouw zou hem wel in het gareel brengen.
Net zoals ik… Hij grinnikte in zichzelf. Hij is gegroeid, mijn zoon, realiseerde hij zich, het is nu tijd geworden om mijn droom te laten uitkomen…
Zeventien was Leon nu, een jongen in de kracht van zijn leven. Harley David had de belofte aan zijn vrouw Ewrynne gehouden. Toen Leon tien was had hij hem in de leer genomen. Er was werk genoeg voor twee man in Wasted Land’s End. Hij had zijn best gedaan om van zijn zoon een volleerd smid te maken. Hij was hard genoeg geweest om het onderste uit de kan te halen. De jongen leerde snel. De hartstocht, waarmee hij het vak oppikte had hem verbaasd. Hij had een scherp oog voor details, die hijzelf vaak naast zich neerlegde.
Wat een combinatie, mijmerde hij, mijn handvaardigheid en de scherpe blik van zijn moeder…
“Maak jij het even af?” riep hij naar Leon boven de hamerslagen uit, “ik moet even wat werk doen in de kelder!” Toen liep hij naar buiten met een olielamp en opende het luik van de kelder. Het was een grote kelder, geschikt om een tijdje in te wonen als het nodig was. Ewrynne en hij hadden hem gegraven, toen ze nog bang waren, dat de Grote Branden voort zouden woekeren. Maar Wasted Land’s End bleef de grens. De brandstichters hadden zichzelf vernietigd.
Hij stak de olielamp aan. Daar stonden ze, de kratten met de onderdelen. Zorgvuldig ingevet en gepreserveerd, zodat ze de tand des tijds konden weerstaan. Hij opende er een. Motoronderdelen… Gedeeltelijk gered uit de Branden, gedeeltelijk zelf gemaakt, gedeeltelijk…
Hij schudde zijn hoofd. De herinnering aan zijn tochten terug langs de Lange Weg waren niet prettig. Maar hij moest het doen. Hij had spullen nodig. Hij moest zijn droom voorbereiden. Het was een verschrikking, maar het was het waard.
De mensen van Wasted Land’s End fluisterden steeds als hij met een rugzak vol materiaal terugkeerde van de Lange Weg. Die zwarte streep naar het verleden, recht naar de hel, waaraan ze allemaal waren ontsnapt.
Het was niet, dat ze niet blij waren, als hij weer terugkeerde. Ze begrepen waarom hij het deed. Ze aanvaardden het, dat hij het deed. Als hij het niet deed viel er binnen afzienbare tijd immers niets meer te repareren. Maar als hij terugkeerde durfden ze hem niet in de ogen te kijken. Zijn ogen, die dan leken te reflecteren, wat hij had gezien.
Ewrynne kende die angst niet. In het begin had ze geprotesteerd, was ze bang geweest, dat hij niet meer terug zou keren en haar met een wees zou achterlaten. Alleen om wat spullen. Gaandeweg was ze eraan gewend geraakt, dat hij niet in zeven sloten tegelijk liep, zelfs niet langs de Lange Weg terug naar het oosten.
Maar ze had verdriet om wat ze bij zijn terugkeer in zijn ogen zag. Dat wist hij. Op zo’n moment greep hij haar bij de schouders en trok haar dicht tegen zich aan. Ze mocht het niet zien, hij wilde niet, dat zij dat deelde. Niet na wat ze daarginds had meegemaakt.
“Het is voor mijn droom, voor onze zoon,” zo zei hij steeds als ze hem probeerde te laten beloven nooit meer naar die plaats terug te keren…
Harley David haalde een bundeltje papier tevoorschijn. Hij diepte er een lijst uit op en bestudeerde hem aandachtig. Hij vinkte een onderdeel af. Hij bromde tevreden.
Nu alleen nog wat plaatwerk en verchromen, dacht hij, en dan moeten we een poging gaan wagen. Samen…
Hij stopte de papieren weg en sloot de krat zorgvuldig af.
****
Leon was klaar met zijn werk. Het nog zacht nagloeiende ijzer had de juiste vorm gekregen. Met de tang hield hij het in de waterbak. Het water siste op het ijzer en hete damp sloeg hem tegemoet.
Zijn vader zou wel even wegblijven. Als hij eenmaal aan het mijmeren sloeg bij zijn spullen in de kelder, duurde het wel even, voordat hij terugkwam. Zijn blik ging door de smederij. Wat er aan onder handen werk lag, kon nog wel even wachten, de werkdag was zo goed als voorbij. Jammer, dat het niet voldoende hard waaide om nog wat te verchromen. De generator van de windmolen zou nu niet genoeg stroom leveren om de chroombakken te voeden.
Genoeg gewerkt voor vandaag, dacht hij.
Leon liep naar buiten. De zon daalde langzaam naar de groene heuvels in het westen. In het oosten was het verre van groen. Hij kon de warmte, die de zongeblakerde woestenij uitstraalde, duidelijk voelen. Hij keek langs de Lange Weg, die in de gindse duisternis leek op te lossen.
Eens zal ik die weg aflopen, eens zal ik zien, wat vader voor me verbergt! nam hij zich voor.
Zijn voornemen was niet nieuw. Hij had het al vanaf de eerste keer, dat hij zijn vader op een avond had zien vertrekken. Zonder dat moeder het wist had hij hem de Lange Weg op zien gaan in zijn auto, met zijn rugzak, veldfles en wapens. Een scherp dun zwaard van het hardste staal, dat hij maken kon. Een kleine metalen kruisboog, een eigen ontwerp. Hij had zijn vader in het maanlicht nagekeken op zijn weg naar het oosten, tot hij hem niet meer kon zien.
Hij was toen nog klein, hoogstens acht jaar. Vader was wel vaker weg, dat was niet ongewoon. Maar toen hij die volgende ochtend naar zijn vader had gevraagd, had zijn moeder hem alleen maar lang aangekeken. Toen had hij intuïtief aangevoeld, dat zijn moeder er niet over wilde praten.
Toen had hij ook aangevoeld, dat hij niet mocht laten merken, dat hij wist waar zijn vader heen was gegaan. Dat zij niet mocht merken, hoe nieuwsgierig hij was. Anders zou ze hem proberen tegen te houden, dat wist hij zeker. Het verlangen om ook die weg te gaan en te ontdekken wat zich daar bevond was sindsdien alleen maar gegroeid. Het afwachten tot een gelegenheid zich voordeed om te vertrekken viel hem al maar moeilijker. Wasted Land’s End was te klein voor hem. Hij wilde zien hoe de wereld er verderop uitzag.
Zijn vader had Leon’s onrust aangevoeld en was met hem op pad gegaan. Niet naar de doodse woestenij in het oosten maar naar de levende wildernis van het westen. Om te jagen, vallen te zetten en te vissen. Om te leren overleven. Zijn vader had hem de fijne kneepjes van zelfverdediging geleerd. Met handen, mes, zwaard en kruisboog.
Dat kruisboogje van vader was echt goed, herinnerde hij zich.
Hij had ermee leren schieten, de pijltjes konden op honderd meter doel treffen als je hand zeker en je blik scherp was. Vijf pijltjes pasten er in een magazijn met veerconstructie, een echte verrassing voor al diegenen, die dachten, dat hij een gewone kruisboog droeg. Hij had er zelf een gekregen van Harley David, samen met de andere wapens. Voor zijn twaalfde verjaardag. Hij had sindsdien zijn hand en oog geoefend, zodat hij hem gebruiken kon.
Ze hadden samen verre tochten gemaakt, soms van een week of meer. Maar ofschoon Leon het ontzettend fijn vond om met zijn vader door de wildernis te trekken, had hij steeds het gevoel, dat ze de verkeerde kant optrokken. Zijn hart trok naar het oosten. Naar de Lange Weg. Dat vervulde zijn leven.
Zo kwam het, dat hij zich niet gedroeg zoals de andere jongens van zijn leeftijd in het dorp, die voortvarend aan een toekomst en een toekomstig gezin werkten. Daarom was het scharrelen met de meisjes bij de rivier slechts een onschuldig tijdverdrijf voor hem, louter een stukje omgang met mensen.
Hij zou met als gegeven het voornemen, dat hij in zijn achterhoofd had, met vrouwen geen serieuze gedachten durven te krijgen. Waarom iemand pijn doen met vage verwachtingen zonder toekomst? Het was niets voor hem om op die manier gevoelens te kwetsen, ook al hoorde hij weleens beargumenteren, dat vrouwen het zichzelf hadden aangedaan, dat ze kwetsbaar waren. Hij geloofde daar niet in.
Zijn eigen droom stond voor hem op de eerste plaats. Daarom hield hij steevast met zijn flirts op, ver voordat het te ver dreigde te gaan en scholden de jongens in het dorp hem nog weleens uit voor slome en dromer, die niet durfde door te pakken. Hij onderging het gelaten.
Wat die laatste karakteristiek betreft moest hij hen gelijk geven. Hij had die droom nu eenmaal. Maar hoe moest hij hem verwezenlijken? Moest hij op een dag het besluit nemen en zo maar wegwandelen? De Lange Weg trok immers aan hem? Dagelijks!
Hij verwachtte, dat zijn vader ervan wist. Maar of hij zijn goedkeuring eraan zou geven? Moest hij dan toch wachten, tot hij volwassen was? Leon schudde zijn hoofd. Dat wilde hij niet. Dat kon hij niet. Maar hoe moest hij het aanpakken?
***
Het was een week na Leons achttiende verjaardag, dat Harley David met een triomfantelijk gebaar het laatste vinkje op zijn onderdelenlijst zette.
Eindelijk, na al die jaren, de zaak is compleet, dacht hij, nu kunnen we spijkers met koppen slaan.
Hij nam de map met bouwtekeningen mee naar boven en liep naar de smederij. Leon was bezig met het maken van een stel hoefijzers, morgen kwam er iemand, die een paar paarden wilde laten beslaan.
“Wil je me helpen, Leon?” zei Harley David, “die kratten moeten uit de kelder. We gaan er morgen mee aan de gang.”
Harley David’s zoon knikte en volgde zijn vader naar de kelder. Na korte tijd stonden de kratten in de smederij. Leon keek nieuwsgierig, want hij had de kratten nooit mogen aanraken, laat staan erin kijken.
Harley David maakte de map met tekeningen open en liet ze aan zijn zoon zien.
“Dit gaan we de komende tijd samenbouwen, jongen…”
Het viel Leon op, dat hij moeilijker uit zijn woorden kon komen dan normaal.
“Deze tekeningen laten zien hoe met moet,” ging Harley David verder, “het is een voertuig van voor de Grote Branden. Ik reed daarop als ik vrij wilde zijn! Het is voor jou, want ik weet, dat jij net zo vrij wilt zijn. Hiermee kun je de weg gaan, die je wilt afleggen.”
“De Lange Weg, vader?”
Harley David knikte langzaam, de pijn van naderend afscheid in zijn ogen.
Leon bekeek de tekeningen aandachtig. Hij wist hoe hij ze lezen moest, ze zagen eruit zoals de schetsen van zijn vader als hij een nieuw hulpmiddel of gereedschap uitdacht. Iedere tekening voerde een trots beeldmerk. Een Adelaar, die de vleugels spreidde boven de letters HD.
De initialen van mijn vader, bemerkte hij, maar deze tekeningen zijn toch niet van zijn hand? Zo heb ik ze nooit van hem gezien!
In zijn gedachten voegde zijn scherpe geest de onderdelen samen en vormde zich het beeld van het voertuig. Een puzzel viel op zijn plaats. Hij herinnerde zich een boek met plaatjes, dat hij eens in een onbewaakt moment had ingekeken.
Zijn vader wilde niet, dat hij zag, wat er in het verleden was geweest en verborg de schaarse gegevens doorgaans zorgvuldig. Maar op dat moment werd hij weggeroepen en had Leon de kans gegrepen, met kloppend hart naar de deur kijkend om bij het minste of geringste het boek in de oorspronkelijke staat op de plaats terug te leggen.
Een motorfiets! realiseerde hij zich.
***
Ewrynne bekeek de noeste arbeid van vader en zoon. Ze wist wat dit betekende. Leon zou uitvliegen zoals een jonge adelaar op zijn eerste vlucht boven de woestijn. Ze was blij voor Harley David, dat hij zijn droom kon laten uitkomen. Dat hij iets van zichzelf aan zijn zoon kon nalaten.
Maar zelf was ze triest. Ze had kinderen verloren voordat ze hen volwassen had kunnen zien worden. Dat was een ontzettend harde dobber voor haar geweest. En nu zou ze dan haar enig overgebleven zoon verliezen, omdat hij volwassen werd.
Ze haalde haar schouders op. Was dit een verlies?
Je verliest een kind, maar kijk wat je ervoor terugkrijgt, dacht ze, het bewijs, dat al die jaren niet voor niets zijn geweest… Een kind is immers niet van jou. Je moet zorgen, dat je jonge adelaar zijn vleugels zal kunnen gebruiken, meer niet…
Maar ze kon deze berusting niet lang vasthouden.
Als hij de Lange Weg tenminste maar overleeft!
Dat laatste baarde haar het meeste zorgen. Of hij de Lange Weg overleven zou. Die boze nachtmerrie, waaraan ze maar ternauwernood waren ontsnapt. Wat dreef die jongen toch daar naartoe? Dat had haar bezig gehouden sinds ze deelgenoot was van Harley David’s droom. En van zijn vermoeden, waarheen Leon wilde gaan.
Ze ging naar binnen en haalde haar leerwerk tevoorschijn. Dit zouden de zadeltassen worden. In de kast lag nog materiaal voor een jas en een broek, allemaal kunstig bewerkt leer. Hun jonge adelaar moest een pantser hebben. Laarzen zouden ze over een paar dagen van Zeb de schoenmaker krijgen. Harley David verzorgde de mechanica van de machine, zij deed de afwerking, zadeltassen, zadel, kleine versieringen, kledij. Hun jonge adelaar zou zijn vleugels en zijn veren krijgen.
****
Leon kon zich de tijd erna niet herinneren ooit prettiger met zijn vader te hebben samengewerkt. Drie dagen lang pasten en maten ze, schroefden ze onderdelen aan elkaar vast en werkten ze de laatste details bij van de droom van Harley David.
De machine kreeg vorm. De machtige wielen met whitewall tired banden. De hydraulische voorvork dempers. De druppeltank met het trotse embleem Harley Davidson. De aparte verchroomde olietank. De Evolution, de onvermoeibare 1340 cc-krachtbron, het kloppend hart van de machine. De Screaming Eagle carburator, die het ontvlambare levensbloed in de verbrandingsruimte spoot. De vijf-bak met voetschakeling. De aparte kickstarter, volgens Harley David een van de duurste opties, die hij ooit had aangeschaft. Maar hij hield er niet van om bij een lege accu niet op weg te kunnen. De fishtails, die de motor een stuk eigen stemgeluid meegaven. De glanzende koplampen, een grote centrale lamp en daarnaast twee kleine verstralers, die het pad van de motor zouden verlichten. De valbeugels, een waardevolle bescherming bij het krap nemen van bochten. Het zadel met glanzende noppen, de zitplaats voor een vorst. Het trotse Live to Ride, Ride to Live in chroom. De leren tassen met de afbeeldingen van een adelaar in volle vlucht. De beugels voor twee extra kleine jerrycans benzine omdat de 360 kilometer actieradius op een volle tank toch wat magertjes was. De nostalgische wit met rose spatborden met de subtiele striping van Damon’s Paint. Het spiegelende chroom.
Eindelijk stond hij daar, zacht glanzend in het zonlicht van de vroege middag. Harley David’s droom was uitgekomen. Harley David vulde olie bij, vulde en ontluchtte het remsysteem, bracht de accu op spanning met zijn generator en maakte de benzinetank vol.
Toen kwam het spannende moment…
Leon en Harley David hielde hun adem in. De startmotor jankte. De motor pruttelde maar sloeg niet aan! Mogelijk had de accu nog te weinig vermogen. Dan maar met kracht! Harley David trapte de kickstarter stevig in. De machine gromde maar weigerde aan te slaan. Nogmaals, nogmaals trapte hij. Het zweet stond op zijn voorhoofd. Hij mocht nu niet falen!
En toen: eindelijk verlossing!
De motor sloeg aan, haperde wat. Harley David speelde met de gastoevoer. Het onregelmatig pruttelen ging over in een regelmatig sonoor gebrom. Harley David klom op de motor en reed langzaam Wasted Land’s End rond. De mensen kwamen uit hun huizen en juichten bij het zien van de machine. De jongeren waren verbaasd, nog nooit hadden ze iets dergelijks gezien. De ouderen verwonderden zich, dat deze machine de Grote Branden overleefd had en nu na al die jaren nog reed. Harley David’s rondrit leek op de triomftocht van een overwinnaar.
Harley David reed langzaam terug naar huis, waar Leon en Ewrynne nog buiten stonden. Hij zette de motor stil en stapte af.
Hij greep zijn zoon bij de schouders. “Hij is voor jou, jongen! Klaar om te rijden. Zodra je hebt geleerd hem te berijden.”
De week erna stond in het teken van de rijlessen op de motor. De Adelaar zou wielen krijgen. Leon leerde starten, schakelen, rijden, remmen en manoeuvreren. Verder vertelde Harley David hem over de dingen waarop hij moest letten, motorgeluid, oliepeil, remwerking.
Aan het einde van de week vond Harley David, dat Leon ver genoeg was met zijn beheersing van de motorfiets. “Je bent klaar jongen. Je kunt vertrekken, morgen nog als je wilt…”
Leon keek hem recht in de ogen. “Morgen, vader, morgen vertrek ik.”
“Dan hebben we vanavond nog een hoop te doen,” merkte Harley David simpelweg op.
Die avond stond in het teken van een afscheid. Ze haalden de spulletjes bij elkaar, die Leon op zijn tocht nodig had. Een tentje, een deken, wat gereedschap en materiaal voor kleine reparaties. De wapens, die hij voor de jacht gebruikte. Een waterfles. Reservebrandstof en olie.
Ewrynne haalde het leren motorpak tevoorschijn, dat ze gemaakt had. De laarzen stonden erbij. Alles paste perfect. Leon zag hoe mooi het jasje bewerkt was. Het droeg tal van herinneringen, gekrast in motieven in het leer.
Harley David haalde nog een helm tevoorschijn, met een klep en een antieke stofbril. “Die heb ik zelf nog gebruikt, toen ik nog in het oosten woonde,” merkte hij op, “je hebt de bescherming van een helm hard nodig als je eens een schuiver maakt.”
Daarna hield hij Leon een mapje met papieren voor. “Dit is misschien het allerbelangrijkste, dat je bij je hebt,” zei hij, “op deze kaarten staan de bergplaatsen van de benzine, die ik op mijn tochten heb gevonden. Bij mijn weten ligt alles er nog, want er woont niemand in dat land, waar je doorheen wil trekken. Wanneer je de laatste gepasseerd bent, moet je zelf beslissen, wat je doet. Zonder benzine loopt de motor niet, en dan zul je moeten lopen.”
De nacht ging voor Leon en zijn ouders als in een droom voorbij. Bij het ochtendgloren waren ze alle drie wakker.
Leon pakte zijn bagage op de motor. Toen hees hij zich in het motorpak en legde zijn helm klaar. Harley David en Ewrynne keken toe. Leon liep naar hen toe en omhelsde beiden. “Dan ga ik maar,” zei hij, “op zoek naar de oorsprong van de Lange Weg.”
“Het beste, jongen,” zei Harley David moeilijk, “rij niet in zeven sloten tegelijk!”
“Dat valt vast wel mee. Het eerste stuk in de woestijn zal ik wel niet veel water tegenkomen, kan ik mooi even oefenen,” merkte Leon droogjes op. De opmerking verborg voor de buitenwereld wat hij voelde. Maar de Lange Weg trok nog meer aan hem dan zijn plotselinge heimwee aan tegenwicht bood.
Leon zette de helm op en startte de Harley. Het geronk van de machine schrok de kippen op, die heftig kakelend een goed heenkomen zochten. Toen stapte hij op en gaf hij gas. De motor trok soepel op. Hij stak zijn hand op en na wat schakelen reed hij met een redelijk gangetje de lange weg op naar het oosten.
Harley David en Ewrynne keken de stofwolk op de weg na, tot ze hem niet meer konden zien.