Summertime van George Gershwin door Ella Fitzgerald
1951
Vroegzomer
Zijn vingers knijpen speels in Sylvia’s hand. Ze voelt een hartenklop, hij zweept de hare op, ze weet wat er komen gaat. Karel knipoogt: “Bij de volgende splitsing knijpen we er tussenuit. Ik weet een kortere weg. Dan zijn we even…”
Voor hen uit klinkt gezang: “En Julia is zo schoon, ze heeft van die mooie haren/van voren is het vlas van achter touw met garen.” Als ze het tempo nu nog wat verder vertragen vormen ze echt de achterhoede.
Ze geniet van de wandelingen op zondag. De wandelvereniging was een uitkomst om de dode tijd tussen de ochtend- en avondkerkdienst op te vullen. Lekker de natuur in, en op tijd terug om de wandelkledij te verwisselen voor de strenge dracht met hoedje die de apostel aan vrouwen voorschreef. De wandelclub had een Christelijke signatuur, de toestemming van haar ouders was verzekerd.
Ze kijkt opzij… Karel, een wandelaar in hart en nieren en meer… haar hartslag maakt een sprongetje bij de gedachte aan zijn kussen en verstolen liefkozingen boven en onder de gordel. De opwinding en het verlangen naar meer. Tot haar verbazing bleek hij verderop in de straat te wonen, haar moeder kende zijn moeder en ze wisselden vaak de laatste roddels uit. Gelukkig niet over hen. Ze vraagt zich weleens af waarom niet.
“Dit pad!” fluistert Karel en trekt haar mee. Het dichte struikgewas dempt het zingen. Een open plek in het bos lijkt een sprookjestuin. Ze kussen elkaar, trekken aan elkaars kleren en strijken neer in het gras tussen de bloemen. Een bij beladen met stuifmeel aan zijn poten zoemt even boven hun hartstochtelijke worsteling voordat hij op weg gaat naar de volgende bloem. Op deze plek heeft Moeder Natuur het voor het zeggen.
***
Laatzomer
Een huis vol bezoek, kopjes tinkelen, een mes snijdt in de keuken door de verjaardagstaart.
“Zet jij even koffie, Sylvia? Mijn gasten willen graag wat drinken. En vergeet de taart niet op de schoteltjes te doen. En netjes, ja?”
“Ja, ma…” met een stuurs gezicht maalt ze de bonen en vult ze de percolator bij. Er valt koffie op het aanrecht.
“Want ben je weer onhandig, en het zonnetje in huis ben je ook al niet!”
“Het is ook mijn verjaardag, ma. Waarom komt er niemand voor mij? Ik ben nota bene zestien geworden.”
“Als je zelf een huis hebt, en een gezin, krijg je daar nog gelegenheid genoeg voor. Of dat gebeurt moet ik nog maar afwachten, je hebt het veel te hoog in de bol, wie wil jou nou trouwen?”
“Ik wil mijn eigen baas zijn, zelf iets leren, naar school gaan voor een beroep!”
“Nergens voor nodig, alles wat je nodig hebt, leer je hier. Daar kan geen Spinazieacademie tegenop. Jij hoort thuis, met kinderen, met een man die je leidinggeeft. Leren en school is nergens voor nodig.”
“Leidinggeven? Ik wil mijn eigen leven leiden.”
“Het staat anders geschreven, Pa las het afgelopen zondag nog voor!”
“Wat bedoelt u?”
Moeder reciteert: “Gij vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk aan den Heere. Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams. Daarom, gelijk de Gemeente aan Christus onderdanig is, alzo ook de vrouwen aan haar eigen mannen in alles.”
“Dat is waanzin! En het klopt niet, u bent de baas hier, hij eet uit uw hand.”
“De brutaliteit! Jij moet jouw plaats beseffen. Nu nog een man die jouw hoofd wil zijn. Ik ga naar de kamer, de gasten missen me al. Breng tenminste de koffie rond zonder te knoeien.”
Sylvia kookt. Die ouwe gek van een apostel Paulus was niet goed bij zijn hoofd!
Zou ik Karel willen trouwen, mijmert ze, nee nog niet, ik wil eerst een vak leren. Ze houden mij niet tegen! Ze gniffelt: Karel als mijn hoofd? Die luistert veel te goed naar zijn moeder…
De bel gaat. “Doe jij even open, Sylvia?” roept moeder vanuit haar kring van vereerders.
“Goed, ma!”
Ze kijkt door het spionnetje. Haar hart springt op. Een jongen met een bos bloemen in zijn hand. Haar favorieten! Voor háár!
“Karel!” roept ze verrast en omhelst hem. De bloemen raken bijna geplet. Ze siddert. Vreemd, denkt ze, waarom zijn mijn borsten de laatste tijd zo gevoelig?
Hij volgt haar naar binnen. “Gefelicit…”
Haar moeder duwt Sylvia opzij: “Karel, wat leuk! Een bos bloemen nog wel, Gladiolen voor mij, wat attent van je!” Gedecideerd grist ze het boeket uit de greep van de verbouwereerde jongen.
Karel bloost: “Ja, gefeliciteerd, mevrouw… en nog vele jaren!”
“Dank je jongen, ik ga ze gelijk op de vaas zetten!” Weg zijn de gladiolen.
Wat een lamzak, denkt Sylvia, en ik dan?
Ze twijfelt. Waarom komt hij niet voor háár op? Is dit nou een vriendje? Zal ze het uitmaken? Hier kun je toch niet verder mee? Aan de andere kant… Hij is gezellig, de wandelingen op de zondagmiddag wil ze niet missen en zijn kussen… tja. Misschien nog even aanzien?
Een ding is haar duidelijk: Van nu af aan zijn dit mijn lievelingsbloemen niet meer!