Oma

Vooraf…

De relatie tussen grootouder en kleinkind is iets bijzonders, zeker als de relatie goed is, en uitzonderingen de andere kant op daargelaten. Voor het kind is het een verstandhouding zonder directe gezag relatie (en grootouders knijpen vaak nog een oogje dicht), voor de grootouder is het een hernieuwde kennismaking met de wondere wereld van het kind vanuit een heel ander perspectief dan dat van de ouder. Ik zie het zelf als tweede kans ouderschap, ik zie nu bij mijn kleindochter Iris dingen die ik zelf als ouder in de haast van het leven niet bewust heb waargenomen. Een duidelijk tweede kans om vertederd te worden, bijvoorbeeld, of me te verwonderen. Heel soms hoor ik ook van mensen, waarvoor de grootouders de ouderrol hadden, of de rol van vertrouweling en toevluchtsoord omdat de eigenlijke ouders niet in staat waren om die rol te vervullen, of dat niet wilden.

Mijn dochters hadden een speciale relatie met de moeder van mijn vrouw. Oma paste op, ging regelmatig met ze uit en verwende ze met een knipoog naar ons ouders. Oma ging een tijd regelmatig mee op vakantie, wat de band versterkte. Ze konden lezen en schrijven met elkaar.

Oma was zeer bedreven met naald een draad, ze gaf naailessen aan huis, en ze maakte het een en ander voor de kleinkinderen. Zo kreeg de knuffelbeer van mijn oudste op gegeven moment een nieuw bontjasje, omdat hij helemaal platgelegen en tot de draad versleten was.

Op gegeven moment werd Oma ziek en overleed ze. Dan merk je wat die band voor de kinderen betekent. Beide dochters gaven ze Oma iets dierbaars mee in de kist, de jongste gaf een van haar twee knuffels die ze vanaf haar kinderjaren had bewaard. Dat vormde een mooi thema voor dit verhaal, dat gaat over die bijzondere band tussen kleinkind en Oma.

Die herinnering kwam weer terug toen kleindochter Iris (vijf jaar) een paar weken terug in haar eigen woorden over de dood en begrafenis vertelde van haar Opa, de vader van mijn schoonzoon. Alle kleinkinderen hadden samen tekeningen op de kist gemaakt en eentje van die kinderen had haar knuffel bij Opa in de kist gedaan. “Ik heb dat niet gedaan,” vertelde Iris, “want ik vind mijn knuffel zo lief, maar ik heb extra mooi getekend.”

Toen dacht ik ook weer terug aan de Oma van haar moeder, dat prachtige mens dat in lichte en donkere tijden door onze gedachten vlindert.

Het verhaal zelf is een vervolg op het verhaal Boeket.

De Hemel is de Aarde van het album Umoja van BLØF

Oma

Voor alle kleinkinderen die van hun grootouders houden

Zijn stem door de intercom: “Alles OK? je bent zo stil…”

Stil… het komt Maud bijna surrealistisch voor. De rijwind raast langs haar heen en gaat op de vlucht met haar haren die onder haar helm vandaan pieken. Het klappen van de motor vormt een hartenklop die de hare overstemt. De cadans op de betonplaten van de snelweg, het lawaai van auto’s om hen heen, de vering van haar buddy seat, alles toont de onrust van de buitenwereld…

Contrast: zij is stil.

Haar antwoord: Ze vlijt zich tegen de rug van Milan aan. Rots in haar branding, ook vandaag. Gewoon er zijn, soms zonder woorden, soms met een enkele opmerking met scherpte of humor waarmee hij haar op haar plaats bevestigt in zijn hart. Erkenning is liefde…

De terugreis is altijd korter dan de heenweg…

Is dat nu wel zo? Nu de afstand oneindig is geworden? Een afscheid zonder weerzien in afzienbare tijd?

Veel liefs van Kathelijn… dat dacht ze toen ze haar eigen knuffeltje bij haar Oma neerlegde vlak voordat de kist dicht ging, liefde van een klein meisje met een groot hart…

***

Maud zit in de tuin te lezen. Geroezemoes in de buurt, spelende kinderen in de tuinen, er spelen er een paar verstoppertje: “Buut, jij bent hem!”, het geluid van een bal die tegen een muur stuitert. Ze verstopt zich in de wereld tussen de letters, zo diep als ze kan, dit is zo’n dag dat ze kinderstemmen slecht verdraagt.

“Wat lees jij?”

Mauds beeld vervaagt naar de werkelijkheid van alledag. Een klein meisje staat vlak voor haar en observeert haar nieuwsgierig. Vijf jaar, blonde krullen, een onbevangen blik. Een knuffel tegen haar trui, een kleine pinguïn in zwart-wit met een oranje snavel en olijke kraaloogjes.

Maud kijkt verrast. “Hallo Kathelijn! Moest jij niet naar school?”

Kathelijn schudt haar hoofd: “De meesters en de juffen hebben vandaag wat anders te doen. Ze gaan met zijn allen ergens naar toe en ze hebben geen tijd. Mama was er boos om, want nu moest zij thuisblijven.”

“Dus je hebt zomaar vrij!” een snelle blik op de pinguïn, “is Pinky weer beter?”

“Ja! Oma heeft hem weer gemaakt, het oogje en het vleugeltje zitten er weer aan.”

“Stomme broertjes ook van jou ook, om Pinky kapot te maken.”

Kathelijn knikt. Even trekt een schaduw over haar gezicht, maar dan breekt de zon weer door: “Maar Oma heeft het weer goed gemaakt. En ik pas nu extra goed op hem!”

***

Maud kijkt om Milan’s schouder heen. Pijlen op een portaal geven hun richting aan. De motor zwenkt.

Halverwege naar huis…

Haar gedachten zijn verder. Ja, de kleine Kathelijn. Ze kwam al bij hun over de vloer toen ze drie jaar was en in haar nieuwsgierigheid het tuinhekje open maakte en aan de aandacht van haar moeder ontsnapte. Steeds vergezeld van Pinky, haar partner in crime en toeverlaat tijdens haar ontdekkingsreizen.

Wat voelt een kind? Waarom stapt het spontaan op je af in een vertrouwen dat je zelf verloren bent?

Het voelde voor Maud alsof ze ten dans gevraagd werd, ook al zou ze nooit lijfelijk de passen en de draaien daarvan ervaren. Kathelijn was er gewoon, onbevooroordeeld, onbevangen, nieuwsgierig met een houding dat elke vrouw een beetje haar moeder kan zijn. Soms verscherpte zij haar verdriet, vaker verzachtte ze het. Kathelijn had Maud vertederd, de sympathie groeide wederzijds en sindsdien kwam het meisje van tijd tot tijd spontaan over het tuinpad trippelen met haar knuffel. Op weg naar de voorleesboeken waaruit Maud zo mooi vertellen kon, zelfs veel meer dan er op papier stond.

De motorfiets maakt een beweging, ze voelt het alsof ze zweeft, ze wordt een beetje licht in haar hoofd. Inhaalmanoeuvre. Soms is ze blij dat ze de snelheidsmeter niet kan zien, Milan houdt van lekker doorrijden. Ze weet dat hij de risico’s goed berekent, maar je bent niet alleen op de weg…

Een moment glijdt ze terug in een herinnering aan hun gedeukte koekblikje van een Renault 4 waarmee ze gingen kamperen en half Europa door toerden. Dat had echt wat, maar ze was de sensatie van motorrijden ook gaan waarderen. Je kon alleen niet zoveel bagage meenemen.

Laat staan een vaas met bloemen, glimlacht ze, rood, okergeel met een warm hart, en een frisgroen blaadje.

Pats, opeens is ze er weer. De bloemen herinneren haar aan een grafmonumentje langs de weg op een bergpas waar ze het boeket had achtergelaten. Op een plek waar hun leven was doorgegaan, maar dat van anderen was geëindigd…

Einde…

Het geraas om haar heen geeft ruimte voor gedachten in haar stilte. Een uitvaart, daar komen ze nu vandaan. Waar vaar je naartoe? Is het zoiets als dat oude Vikingritueel, dobberend in een bootje richting de zee op weg naar het hiernamaals door een loutering van vuur voordat het zinken van het bootje de vlammen blust? Tja, crematie is eigenlijk hetzelfde.

Ze had bij leven al afscheid kunnen nemen. De binding nog intact en zichtbaar, een leven lang delen van lief, leed en inzichten, een welkom als ze het thuis niet zag zitten, een goede raad en bemoediging verpakt in een schitterend laagje humor. Daarnaast midden in het leven de acceptatie dat haar weg in dit bestaan ten einde liep. Dat was haar Oma.

Dat is ze nog steeds, haalt ze zich beelden voor de geest.

***

“Ik vind Oma lief,” babbelt Kathelijn, “ze heeft mooie blokken die je in elkaar kunt passen. Dat vinden Pinky en ik leuk. En ze doet spelletjes met me zonder ruzie te maken zoals mijn broertjes doen, dan gooien ze alles door elkaar. En ze kan heel mooi voorlezen en ze wijst me daarbij de letters aan.”

“Kom je vaak bij je Oma?”

Kathelijn denkt na: “Mama zet altijd op mijn kalender wanneer ik naar Oma ga. Met een tekeningetje,” ze lacht, “Mama kan niet zo goed tekenen! Oma ziet er heel anders uit!”

Maud is nieuwsgierig: “Heeft jou Oma ook een Opa?”

Kathelijn schudt haar hoofd: “Mama heeft verteld dat hij er niet meer is. Dat hij ge-stor-ven is toen ik drie jaar was. Oma is daar soms verdrietig van. Maar ze is ook weer blij als ik een tekening voor hem heb gemaakt. Dat doe ik soms.”

“Hoe geef je die tekening dan aan je Opa?”

“Bij de steen in een grote tuin. Daar staat zijn naam op. Dan plakt Oma het blaadje vast met plakband en doet ze een kaarsje aan. Dat vind ik mooi, een kaarsje in een lampje. En dan gaan we weer naar huis.”

“Dat is lief van je…”

“Ik vind jou ook lief…”

“Waarom?”

Kathelijn lacht breed: “Omdat jij zo mooi voorleest, beter dan Oma.” Ze dartelt naar binnen om het boek te halen.

***

De snelweg loopt langs het water, de wind brengt een spoor van ziltigheid mee. Een paar meeuwen trekken cirkels in de grijze lucht. De motor overstemt hun krijsen.

Een uitvaart. Een reis waarvoor je bagage nodig hebt, maar niet te veel. De oude tradities begrepen dat met hun grafgiften. Alleen wat nodig is. Wat geef je iemand mee die je steun en toeverlaat is geweest? Maud was met een brief begonnen. Eigenlijk had ze die willen voorlezen bij de dienst.

I’ll send you all my love every day in a letter. Sealed with a kiss…

Nee, ze had het niet gedurfd, de liefde die zij voelde was te rauw, te pijnlijk om aan de grote klok te hangen en te presenteren voor een publiek waarvan de meesten haar Oma niet eens kenden zoals zij. Oma was een brug tussen gescheiden generaties, een moedersmoeder die haar erkende. Maud durfde dat niet uit te spreken: Kwam dat misschien door een gevoel van woede dat een goed voorbeeld niet was gevolgd door Oma’s enige dochter? Het was bij die brief gebleven, haastig weggestopt tussen het satijn in de kist toen niemand keek. Naast de knuffel aan het voeteneinde.

Nog maar twee weken geleden leefde ze nog… realiseert ze zich.

***

“Ik kan je vanmiddag niet voorlezen, ik moet naar mijn Oma toe.”

Kathelijn trekt een frons. Teleurstelling strijdt met nieuwsgierigheid: “Ga je spelen bij Oma?”

“Nee, op bezoek. Ze is heel erg ziek.”

Kathelijn kijkt zorgelijk: “Doet dat zeer? Ik moest weleens heel hard hoesten en toen deed mijn keel zeer. Toen was ik ziek.”

“Dat denk ik wel…”

Maud zucht, dat weet ik wel zeker, en dat geldt ook voor mij. Een paar tranen druppelen langzaam langs haar wang naar beneden.

Kathelijn kijkt haar verbaasd aan: “Waarom moet jij huilen?”

“Oma is zo ziek dat ze niet meer beter wordt. Ik denk dat ze doodgaat. Dat maakt me verdrietig.”

“Net zoals de Opa van mijn Oma?”

Maud knikt. Er komen meer tranen.

“Als ik moet huilen, knuffel ik Pinky altijd,” Kathelijn legt het knuffelbeest in Mauds hand, “nu moet hij jou de hele tijd knuffelen! Ook als het donker wordt.”

Maud is sprakeloos. “Als het donker wordt? Dat is vanavond. Wil je hem niet terug?”

“Als jij niet meer verdrietig bent.”

“Hoe lang mag Pinky dan bij me blijven?”

Kathelijn denkt na: “Tot morgen. Dan is hij vast wel klaar met knuffelen. Wel goed op hem passen, hoor!”

Weg dartelt ze.

De volgende dag geeft Maud Pinky weer terug. “Dank je Kathelijn, Pinky heeft me goed geholpen. Kon jij wel slapen?”

Het meisje zet een dapper gezicht op: “Een beetje. Mama was boos, ze dacht dat ik hem verloren was. En mijn broertjes lachten me uit.”

Maud knuffelt Kathelijn: “Wij weten hoe het zit, hè.”

***

De motor zwenkt naar een afslag. Maud beweegt haar stijve schouders. De rit is praktisch gereden.

Hoe neem je afscheid als je weet dat het voor altijd is? Ze had mensen in doodsstrijd gezien, zich vastklampend aan een bestaan dat al verloren was. Nee, haar Oma niet. “Als het je tijd is, moet je gaan”, was haar kernachtige samenvatting van een voltooid leven in haar eigen dialect.

Toch was de terugreis toen anders. Er zat nog een perspectief in van: “Voor altijd? Nee nog niet.” De hoop die overblijft zo lang er leven is.  Dat was bij de rit van vandaag definitief voorbij. Vanmorgen voelde ze alleen maar de chaos van de leegte die de dood in zijn kielzog achterlaat.

***

Het tuinhekje klappert, het geluid van kleine voetstapjes. Kathelijn met Pinky tegen zich aangedrukt.

“Waarom heb je zulke verdrietige kleren aan?”

Maud schrikt wakker uit haar overpeinzing. Ze was bezig met de laatste dingen, ze mag nu niks vergeten. Laatste brief, check. Komen we op tijd? Routeplanner, check. Geen werk aan de weg? Check. Zit er nog genoeg benzine in de tank? Milan, motorfiets, check. Adres crematorium? Check.

“Mijn Oma is dood, we gaan naar de begrafenis.” Er schiet een brok in haar keel.

Waarom is het zo moeilijk om dat aan een kind te vertellen?

“Ligt ze dan in een kist?” Kathelijns gezicht toont sporen van herinnering, “en gaat iedereen dan zingen en huilen en heel lang praten? Ik mocht niet mee. Dat is niet voor kinderen, zei mama.”

“Ik denk het wel. Dat doen mensen als ze elkaar lief vinden en toch verdrietig zijn.”

“Ik heb toch een mooie tekening voor Opa gemaakt”, zegt Kathelijn bedaard, “voor in zijn kist. Oma zei dat hij graag ergens naar keek als hij onderweg was.”

“Waar ging hij dan naartoe?”

“Heel ver weg. Pinky was nieuwsgierig en wilde wel met hem mee, maar dat vond ik niet goed. En mama ook niet.”

“Dat kan toch ook niet? Pinky hoort bij jou!”

Kathelijn knikt.

“Wat heb je voor je Opa getekend?”

“Oma zei dat Opa naar een mooi land ging waar hij de hele dag kon vissen. Dat doet hij graag. Ik vind dat een beetje eng. Vissen zijn glibberig en bewegen raar als ze aan de hengel zitten. Ik heb een mooie vis getekend, met Opa erbij. Hij was altijd zo blij als hij een vis ving”, ze lacht, “ik heb nog een foto van Opa met vis, zooo’n grote!”

“Hij vond je tekening vast mooi!” Maud aarzelt: “We moeten zo weg. De volgende keer lees ik je weer voor.”

Kathelijn draait zich om naar het hek en zwaait nog even.

Wat geef je mee op reis… Milan komt net binnen als ze naar boven stormt: “Wat heb jij opeens?” “Even wat opzoeken. Start de motor maar vast!”

Maud sprint naar de zolder en schuift het gordijn open. “Voorhang der Vergeten Dingen!” was Milans grapje toe ze een tijd geleden de zolder opruimden, maar Maud niet wilde dat ze die dozen aan het eind gingen bekijken om iets weg te gooien.

Ze haalt die paar dozen tevoorschijn. De geur van oud papier en herinneringen prikkelt haar neus. Dagboeken, schriften met verhalen in handschrift, brieven, losse velletjes poëzie, een paar tekeningen die aan vernielzucht waren ontkomen, een speeldoos die haar als kleuter in slaap hielp en wat ze zoekt, verpakt in krantenpapier.

Ze leest de datum boven de krantenkoppen, ze was toen dertien en ze had besloten dat ze haar troost in zichzelf moest zoeken en geen uiterlijk vertoon van kinderlijkheid meer wilde in haar bed. Ze scheurt haar schaamte ervan af en haalt een pluizig konijn tevoorschijn dat duidelijk sporen van knuffels en affectie draagt.

Wipneus…

Oma had die voor haar gemaakt toen ze vijf jaar was en ze haar oude knuffel was kwijtgeraakt. Moeder had die oude weggegooid omdat hij volgens haar te vies was om aan te pakken. Maud was ontroostbaar, maar Oma maakte het met een knipoog weer goed.

“Deze kun je regelmatig wassen!” had Oma haar toegefluisterd, “speciale vulling”.

Maud streelt haar wang met het pluis. Troost, eenzaamheid op afstand gebracht, herinnering aan Oma’s bemoedigingen en een aai over de bol van tijd tot tijd, haar zachte woorden: “Jij bent mijn lieve meike…” Zelfs de geur draagt nog iets van die liefde van moedersmoeder die haar in haar jonge jaren en latere leven warme zonneschijn in haar hart had gebracht.

Nooit meer…

Maud voelt tranen branden. Ze is echter vastbesloten. Wipneus, jij gaat mee op haar reis!

Snel schuift ze de dozen weer achter het gordijn en stommelt de trap af naar beneden. De motorfiets loopt al. Snel hijst ze zich in haar motorpak en zet haar helm op. Ze wipt op de buddyseat en sluit de intercom aan. Milan rijdt direct weg. “Was je iets vergeten?” klinkt het in haar oortje.

Maud laat hem Wipneus even zien. “Hee, de knuffel die jouw Oma had gemaakt! Ik wist niet dat je die nog had. Wat ga je ermee doen?”

“Hij gaat met haar mee…”

“Maar… het is toch een dierbare herinnering aan je…”

“Voor haar ook aan mij…”

“Ik snap het niet: Hoe ben je daarbij gekomen?”

“Van een klein meisje dat zomaar haar troost met mij heeft gedeeld.”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven