Over de Grens (1)

Vooraf…

Schrijven is in de meeste gevallen een solitaire bezigheid, zeker in het romangenre. Toch zijn er wel bekende schrijfduo’s, met als voorbeelden Nicci French, Sjöwall & Whalhöo, Lars Kepler (alias het echtpaar Androhil) bij de thrillers en Weis&Hickman in de fantasy.

Als je als schrijvers samenwerkt, laat je iemand toe in je fantasiewereld en je stijl, ook ter beoordeling en in het kader van overleg of een verhaal samen beider schrijfbehoeften en verwachtingen vervult. Dat is in eerste instantie eng, om iemand in je comfort zone te laten, want dat is je eigen schrijfdomein toch vaak. Zo’n samenwerking heeft puzzels die je in een liefdesrelatie ook tegenkomt: wat is van mij, wat is van jou, wat is van ons? Hoe ga je om met het feit dat hij/zij je verhaallijn wil aanpassen of je darlings wil vermoorden? En net zo belangrijk, hoe breng je zoiets ook bij de ander en hoe hou je ondanks wederzijdse ego’s het eindresultaat in het oog? Een spannende bezigheid!

Een deel van deze spanning komt ook voor in de relatie schrijver-redacteur. Iemand noemde de redacteur de ergste vijand van de schrijver, maar ze kunnen ook niet zonder elkaar, een schrijver brengt zijn of haar verhaal ter wereld, de redacteur heeft de rol van vroedvrouw die weleens wat meer doorknipt dan een navelstreng alleen.

Over de spanning redacteur-schrijver, maar ook die tussen twee co-auteurs, gaat dit verhaal. Het speelt, althans van mijn woonplaats gezien, over de grens. Ondanks de titel, loopt het verhaal goed af. ; -) Misschien heb ik het resultaat iets te romantisch voorgesteld, maar uiteindelijk paste het wel in dit verhaal. Van de schrijfkoppels die ik noemde, zijn er immers een behoorlijk aantal ook op relatieniveau in samenwerking.

Paperback Writer van The Beatles. 😉 Past zeker op het begin van dit verhaal

Recenselievelijk

“Redacteuren en schrijvers zijn elkaars ergste vijanden!”

Met een nijdig gebaar zet Dave zijn theeglas op het tafeltje neer. Bezoekers in de buurt kijken steels op, een vrouw aan een tafeltje trekt haar wenkbrauw op. Het is nog rustig op de terrasjes aan de Groenplaats, maar de ontbijtgasten zijn al present.

“Geldt dat ook voor recensenten?”

“Net zo goed, in de top tien van schrijversvijanden, maar niet zo hoog als redacteuren. Die verkrachten je werk met taalkunde, recensenten plegen op zijn hoogst ongewenste intimiteiten met hun mening. Waarom zijn ze eigenlijk nodig?”

Dave’s tafelgenote maakt aanstalten om op te staan. “U bent overduidelijk, mijnheer DeScritteraere, maar ik dacht toch niet dat u me had uitgenodigd om me uit te kafferen en het dan maar goed te maken met een Café au Latte! U heeft MIJ uw boek opgestuurd voor recensie, en IK heb u niet om UW mening gevraagd.”

Dave verbleekt.  Ik had niet zoveel moeten zuipen op de schrijversclub. Het is ook wel een subversief zootje gefrustreerde kwallen met een monstrueus ego. Ze voelen zich allemaal miskend, of dat nou terecht is of niet. Dat is besmettelijk.

“Mijn excuses, mevrouw. U heeft gelijk. Ik ben mezelf niet vanochtend, zelfs een sterke koffie zet me niet op de rit. Moeilijke avond gehad gisteren. O ja, nu u het erover hebt, ik zal direct bestellen.”

Al snel staan Café Noir en Café au Latte gezamenlijk dampend op tafel.

De vrouw veegt een weerbarstige krul uit haar gezicht. “Het is dat u de rekening al voldaan hebt, anders was ik professioneel opgestapt. Wel een interessante vraag trouwens. Nogal existentieel voor mij.”

Dave is het even kwijt. “Vraag …?”

“Waarom ik nodig ben! Da’s gemakkelijk te zeggen: Ik leef van de lafheid van de lezer.”

“Lafheid?”

“Jazeker, ze gaan zelf de uitdaging met het boek niet aan, ze kijken eerst wat een ander daarvan vindt. Dat vind ik laf. Een sticker met Bekend van Reyers Laat op de kaft trekt meer dan de titel van het boek of de naam van de auteur.” Ze haalt haar schouders op: “Soit, ik verdien er met mijn vak een lekker zakcentje aan en krijg vaak de primeur van de bijna eerste lezeres. Ik hou wel van een uitdaging.”

“Wie zijn de allereerste lezers dan?”

“Uzelf, en …,” ze knipoogt fijntjes, “uw ergste vijanden.”

Dave zucht. “Zelfs mijn ergste vijand heeft mijn boeken nooit helemaal gelezen. Het was vaak exit na de eerste tien pagina’s en dan de bekende afwijzingsbrief. Ik kan mijn muur ermee behangen.”

“Waarom komt u dan bij mij?”

“Ach, ik heb u eens gezien op een Schrijversbeurs.”

“Wanneer als ik u vragen mag?”

“Antwerpen, twintig juli tweeduizend vijftien, om precies vijf over halftwee ’s middags.”

“Ah, die beurs, da’s bijna twee jaar terug, in de Antwerp Expo, toen begon ik net met mijn recensentenbureau. Wat trok u aan in mijn onderneming?”

“Eh … het gevoel van vakmans … eh nee vakvrouw-schap dat uit uw presentatie naar voren kwam.”

De recensente glimlacht. “Ik vind dat altijd lastig met reclame … Reclame heeft de neiging je meer waard te maken dan je jezelf voelt.”

Ze haalt Dave’s manuscript uit haar tas. Een lijvige stapel papier in een multomap met haar beeldmerk, netjes enkelzijdig uitgeprint met een ruime kantlijn voor de opmerkingen en voldoende witruimte tussen de alinea’s. Een envelop met zijn handschrift erop glijdt er bijna uit. Dave weet nog precies hoeveel port hij op die zending had moeten plakken.

“Ik doe de recensie het liefst op papier, dan blijf ik meer gefocust op de tekst. Als ik het digitaal zou doen, word ik slordig bij de gedachte dat ik het altijd nog kan veranderen. Ik zweer bij een eerste indruk.”

“Ah, ja, maar dat sprak me ook aan in uw folder. Echt handwerk.”

Er vallen een paar visitekaartjes uit de map. Een vlot logootje met de tekst M. Merckens, Recensie en Redactie van al uw Manuscripten trekt Dave’s aandacht.

Wat zou die M. betekenen? Bij haar presentatie bleef het bij initialen.

“O ja,” met een slokje Café au Latte komt ze op haar onderwerp terug, “zo heb ik uw concept ook bekeken. Met de vulpen en eigen handschrift. Het was wel wat meer werk dan ik dacht…”

“Da’s helemaal niet erg. Brengt u me het meerwerk alstublieft in rekening, ik zou het niet fijn vinden als u eraan tekortkwam. Maar, wat is uw algemene indruk?”

De recensente bladert peinzend door de stapel papier. Veel van de pagina’s vertonen een spinnenweb van aanpijlingen en kantlijnopmerkingen. Dave voelt zijn hart sneller slaan.

Ze heeft het tenminste nog in blauw aangetekend …

“Ik val met de deur in huis. U legt veel en veel te veel uit. U moet meer kracht in de dialogen leggen en daarnaast de beleving centraal stellen. Een alwetende verteller is uit de tijd, geen lezer zit daar tegenwoordig nog op te wachten. Een belerende onderwijzer op de achtergrond die alles meent te weten is bijzonder irritant. Dit is 2017, de langdradige romantiek van Die Leiden des Jungen Werthers ligt al eeuwen achter ons.”

Dave verbleekt. “Dus het is niet helemaal goed?”

Ze schudt haar hoofd. “Als redacteur of uitgever zou ik een afwijzingsbrief van minimaal twee kantjes sturen.”

“Shit …!” Zijn hoofd buigt in verslagenheid.

“Maar toch …” ze bladert nog een keer om het juiste punt te vinden. Dave kijkt hoopvol op.

“Het verhaal op zich was interessant en bij vlagen, nee ik corrigeer mezelf, overwegend ontzettend mooi. De beeldspraak sprak me aan, zelfs in de overigens overbodige uitleg.”

“Ja?”

“Ik doe dat normaal nooit, ik heb het hele concept uitgelezen zonder een enkele streep te zetten en ben daarna overnieuw begonnen.”

“Was het zo moeilijk te lezen?”

“Nee. Integendeel. Hoe meer ik las, hoe meer ik het idee kreeg dat ik in een spiegel keek,” ze aarzelt, “een spiegelbeeld dat ik van mezelf niet voor kon stellen … Niet durfde voor te stellen … Ik kon me niet indenken dat iemand mij zo zou kunnen beschrijven dat ik van mezelf kan houden. Dat iemand zo geïnspireerd schrijft over … Die scene waarin een enkele blik voldoende is voor een eeuwig verlangen. De Lettertovenares noemde de hoofdpersoon die vrouw, dat gaf mij zo’n impuls om ook te … ook al ben in van huis uit alleen maar redactrice.”

Dave’s nekharen richten zich op zich bij de herinnering, een tinteling in zijn zenuwen reproduceert het beeld van een enkele oogopslag. “Maar het verhaal, ging dat dan over u dat u zich zo … verbonden voelde?”

“Ik dacht eerst van niet. Ik vond het een prachtige krachtige verbeelding. Het bracht me in een andere wereld. Ja echt, ondanks die eeuwige irritante uitleg van de motieven van de hoofdpersoon. Heel duidelijk, dat wel, maar ik wil dat niet van tevoren weten, alhoewel me het op dat moment wel goed uitkwam, heel informatief en ook … strelend. Ik weet natuurlijk niet waar u uw inspiratie vandaan haalt.”

Ze haalt een hand door het haar. “Maar nu … betwijfel ik dat uw schrijfsel compleet imaginair is.”

“Waarom twijfel je?”

“Antwerpen, twintig juli tweeduizend vijftien, om precies vijf over halftwee ’s middags. De nauwkeurigheid waarmee iemand een bominslag in zijn leven onthoudt …”

Dave bloost heftig. Werktuiglijk speelt hij met haar visitekaartje en staart naar de tekst: “Wat vind je? Moet ik het boek wel uitgeven? Is het niet banaal, dat thema? Stel dat iemand zich herkent?”

Ze knikt en legt een hand op de zijne.

“Mijn initiaal betekent Myra. Zullen we van deze meeting een afspraakje maken?”

Dave slaakt een zucht van verlichting.

“En o ja. Mijn extra honorarium …” ze glimlacht, “ik stel voor dat je dat in ons etentje van vanavond steekt.”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven