Vooraf…
Een Levensloop in tekst of muziek luistert vaak een mijlpaal zoals een jubileum of een rond getal in jaren op. Zo’n verhaal kan een speelse biografie vormen, maar ook opgebouwd zijn rond anekdotes die her en der over de betreffende persoon zijn verzameld.
Het zijn vaak verhalen met het feestvarken -vrienden, familie of collega’s- in het achterhoofd. Ik schrijf al gelegenheidsverhalen sinds het eerste huwelijksfeest dat ik van een collega meemaakte en inmiddels kan ik er een boek mee vullen.
Een levensloop is vaak een terugblik. Daarom vind je in dit verhaal een serie flashbacks terug vanuit het nu, de dag waarop de hoofdpersoon haar zevenkwadraatse verjaardag viert.
Bij mensen die je goed kent, kun je wat meer de diepte in gaan, dan wordt een levensloop interessant. Zo ook in dit geval. Ik schreef dit verhaal voor een vriendin en mede-schrijfster met een grote belangstelling voor symboliek en mystiek, Iers-Keltische muziek en een duidelijke liefhebberij aan wandelen in de natuur. De gelegenheid was haar negen en veertigste verjaardag, een mooie aanleiding om de levensloop op te delen in zeven perioden van zeven jaar.
Het werd een verhaal in de Keltische sfeer, dus ik maak er gebruik van om als muzikale omlijsting voor deze pagina een van haar favoriete volksliedjes uit dat genre mee te nemen: She went through the Fair. Het is een behoorlijk lang verhaal, dus ik blog het in gedeelten. Anders ben je de helft van de tijd bezig met scrollen of swipen.
Omdat de persoon waarvoor ik het verhaal schreef een groot liefhebster van Keltische klanken is, krijgt iedere aflevering passende achtergrondmuziek. Zoek de Speler!
She went through the Fair door Moya Brennan.
Nu: Zevende Zevenjaar
Soms wilde ik dat ik vleugels had….
Aoife schikt de riemen van het foedraal met haar harp en de plunjezak op haar rug en steunt op haar staf. De amethisten knop schittert door takken gefilterd zonlicht in paars.
Even rusten…
Haar benen trillen van de inspanning van de lange klim op het kronkelend pad, haar zweet plakt de gladgeslepen Lapis Lazuli tegen de huid van haar borst. De steen nestelt zich tegen haar hart. Ze voelt de energie van de edelsteen, bemoedigend, een teken van vriendschap over de grenzen van tijd van leven heen.
Aisling… Ik heb zo veel van haar geleerd…
Ze wuift haar zilverdoorregen donkere haar opzij en wist zweet van haar voorhoofd met de rug van haar hand. Het grootste deel van het pad door het woud ligt nu achter haar. Als het meezit, heeft ze vanavond een dak boven haar hoofd.
Mijn harp en mijn stem zijn daar meer dan welkom…
Eens in de zeven jaar komt ze hier, stipt nadat het nieuwe jaar begonnen is. Een vast ritueel van de Vrouwen van het Woud. Op de nacht van Samhain loopt ze het woud in op weg naar haar bestemming in de lage landen achter de bossen. Een wandeling van zeven dagen door het Duisterwoud vanaf haar huis aan de rand van het bos in het oosten, daarna een tocht van enkele uren richting de zee en een overvaart met een wiebelende boot naar het eiland.
De mensen van mijn dorp verklaren me voor gek. Het Duisterwoud, fluisteren ze… maar dat geldt alleen voor degenen die angstig onwetend zijn.
Aoife luistert.Het woud heeft voor haar een stem. Ze is het leven en de wortels die diep in de aarde verankerd zitten gewaar. Ze voelt de uitbundige zang van de groei en het kwijnen van leven dat zijn dienst heeft gedaan en in berusting afscheid neemt. Woordeloos dankt ze het leven waarmee ze het lijden van haar stam wist te verlichten met kompressen, zalfjes, dranken en essenties voor het stomen.
Aoife speurt. Daar, vlak naast het pad. Helderwitte bloemen met een stralend hart.
Kraamvrouwentroost…
Ze weet hoe ze de tinctuur moet brouwen die de gevreesde koorts op afstand houdt, zodat het leven dat leven ter wereld bracht gespaard blijft.
Verderop in het bos… Spitse bladeren met de kleur van bloed aan de randen.
Doodsslaap…
Aisling heeft haar verteld hoe ze van de knollen een drank kan brouwen die een martelend lijden laat overgaan in de laatste slaap.
Alleen in uiterste nood… Het is ons verboden om zo maar in het lot in te grijpen…
Ze slaat een blik op het pad achter haar dat in de overkoepelde duisternis van het geboomte verdwijnt. Het is er al zolang als zij zich heugen kan, het voert de herinnering aan de talloze reizigers die hier zijn gepasseerd.
Aoife voelt de rimpelingen in het water van de tijd. Ze zijn hier allemaal geweest, druïden, priesteressen van de maan, pelgrims op weg naar de zee, mensen met een doel of dwalende zielen. Ze bespeurt de energie die ze hier jaren geleden achterlieten. Stof voor verhalen die zich via haar vingers op de snaren of in een lied een uitweg banen.
De schittering van het zonlicht werpt gouden strepen op haar pad. De rand van het woud. Daar opent zich het uitzicht over de lage landen. Een geweldige plek om even stil te staan.
“Vala Aoife, wel heb ik ooit, waar blijft de tijd?”
Aoife lacht, ze herkent de stem van een oude vriend. Hij overschaduwt het pad aan de rand van het ravijn met in de diepte de rivier. Ze strekt haar handen uit, voelt de tinteling van contact nog voor ze aanraakt. Ze is welkom. Haar vingers strelen het mos en volgen de rimpels van de schors. Ze voelt het bladertapijt aan haar voeten, zacht en dik. Eikels tussen de wortels maken de bodem onvast. De takken zijn kaal en laten scherp licht door dat onthutsend op het pad valt.
“Ik voel het seizoen… de zon wendt zich in een lagere baan. Ik ben oud, Aoife, mijn wortels verliezen kracht…”
Ze glimlacht bemoedigend: “Je bent altijd somber als het najaar wordt, Quercus. Wees gerust, je bent zo diep verankerd in Gaia’s omhelzing dat alleen een aardbeving je kan verdrijven.”
“Toch ben ik er niet gerust op… De wereld is veranderd sinds ik gezaaid werd. Er zit woeling in de aarde, ik voel het aan mijn sappen.”
Aoife klopt de eik op zijn stam: “Ik ken je niet anders dan als sterk gewortelde boom. Jouw tijd is al veel langer dan de mijne. Hoe oud ben je nu wel niet,Quercus?”
“Het is onbeleefd om bomen naar hun jaarringen te vragen.”
Een glimlach: “Waar komt dat vandaan?”
“Alleen de houthakker kan ze tellen als hij een stam heeft doorgezaagd. Die gedachte maakt ons bomen ongemakkelijk. We denken niet graag aan het einde. En zeker niet door een bijl en een zaag.”
“We kennen elkaar toch? Mensen zeggen dat je een vrouw niet naar haar jaarringen mag vragen, mannen pochen er daarentegen op. En jij bent toch een man onder de bomen?”
“Goed dan: zeven maal zeven maal zeven jaarringen.”
“Tjonge! Dat was ruim voordat ik geboren was. Liep het pad er toen al?”
“Jazeker. Er kwam heel wat volk langs op weg naar het heiligdom op het eiland achter het woud.”
Haar lange vingers strelen de stam: “Daar ga ik ieder Zevenjaar ook heen, en steeds ben ik blij je hier weer aan te treffen. Jij staat op een bijzondere plaats.”
“Het is een wonderlijke plaats zo vlak aan het randje. Het moet haast wel voorbestemming zijn dat ik hier ben geplant, eikels duikelen hier om het minste of geringste de rivier in. Ik moet toegeven dat ik soms hoogtevrees heb.
Maar je hebt gelijk, mijn wortels raken een kruispunt van Gaia’s meridianen. Sommige mensen voelen dat op deze plaats ook en rusten hier graag. Een enkele keer komt er hier zelfs een heler langs om kracht op te doen.”
Aoife knikt. Ze voelt de tinteling die haar voeten steviger met de aarde verbindt: “Ben je vandaag precies zo oud als je zegt?”
“Waarom vraag je dat?”
“Om samen onze nieuwe jaarring te vieren.”
Een lach vibreert door haar geest. “Het zou zo maar kunnen dat ik vandaag zeven maal zeven maal zeven jaar geleden gezaaid ben in de aarde. Toen begon mijn werk aan de eerste jaarring. Ik wens je geluk met jouw leeftijd. Ik blijf me verbazen over mensen, wij worden van jaarringen steeds dikker, jullie blijven even rank.”
Ze klopt op haar buik: “Wij bewegen ook meer dan jij. Ik heb net zoals jij een bijzonder getal aan jaarringen. Vandaag, zeven dagen na Samhain.”
“Oh ja?”
“Zeven maal Zeven…”
“Zeven Zevenjaren… waar blijft de tijd… ik ken je al vanaf je eerste.”
“Dat wist ik niet, vertel eens?”
“Toen je zeven jaar was, voelde ik je voor het eerst. Je kwam hier langs met je moeder.”