The Bells of Tara door Moya Brennan
Tweede Zevenjaar
“Ik ben zo benieuwd hoe het gaat! Ik kan niet wachten tot we er zijn.”
Een jong meisje danst over het pad door het woud, haar haren golven met de beweging mee. Een vrouw van middelbare leeftijd volgt haar tempo met enige moeite. Beiden zijn in reiskleding, een foedraal met een harp bungelt op de rug van de jongste, de oudste heeft twee lange houten fluiten op de rug gebonden. Beiden hebben een staf in de hand met de juwelen van graden van de Vrouwen van het Woud.
De oudere vrouw legt haar hand de schouder van het meisje: “Geduld, Aoife. We kunnen niet sneller vooruit dan onze voeten aan kunnen.”
“Ooh, het spijt me, Vala Aislin, ik ben zo opgewonden.”
Aislin van het Woud trekt een nadenkend gezicht tot de zon van een glimlach doorbreekt: “Ik eigenlijk ook. Het komt erg weinig voor dat een leerling al bij haar tweede Zevenjaar de inwijding op het eiland mag doen. Ik ben trots op je. We zullen samen de muziek van Gaia kunnen spelen.”
Aoife bloost: “Dank u Vala, maar u hebt me alles geleerd.”
“Jij bent ontvankelijk en nodigt mij weer uit. Zo dienen we samen hetzelfde doel. Wat wij uitwisselen schept nieuwe zangen en helpt ons beiden.”
Aislin kijkt om zich heen en gaat op een steen bij de kant van het pad zitten. Een grote eikenboom overschaduwt de plek, de takken vormen een dak waar het licht met moeite doorheen dringt, ook al liggen alle bladeren nu veelkleurig om de wortels heen. Ze eten samen. Wegbrood met de vruchten die ze onderweg gevonden hebben.
Aoife bestudeert de omgeving: “Ik herinner me deze plek, die boom, ik ben hier met moeder geweest, zeven jaar geleden. Ik hoorde hier een stem in mijn hoofd.”
Aislin kijkt met haar mee en glimlacht: “Een stem? Hoorde je die toen al?”
“Inderdaad, Aislin, herken je me niet meer? Ik ben bedroefd dat goede vrienden elkaar niet meer groeten.”
Aislin staat op en liefkoost de bemoste stam van de boom: “Het spijt me, oude vriend, ik had het kunnen voelen. Ik ben soms wat afwezig, de laatste tijd.”
Aoife komt verrast overeind: “Dat is de stem!”
“Oh, nu blijf ik in gebreke, schone jonge vrouwe. Mijn naam is Quercus, eikenboom, stram van wortel, stam en tak. Met een paar inwoners, twee vogelnesten in mijn kruin en een holletje voor twee eekhoorns in mijn stam. Het spechtennest is leeg, want de vogels zijn gevlogen naar een ruimer optrekje.”
“Ik ken jouw naam ook,” het meisje loopt uitgelaten naar de boom, “die herinner ik me nog van toen ik klein was. Ik ben Aoife.” Ze strekt haar hand uit en volgt Aislin’s voorbeeld.
“Veel energie heb je. Ik voel het stromen tot in mijn wortels.”
“Ze is vroeg,” voegt Aislin toe, “daarom zijn we op weg naar de inwijding.”
“Ga je haar nu het boomritueel leren? Ik zou het geweldig vinden om elkaar te leren kennen.”
“Wat vind je, Aoife? Eigenlijk mag het nog niet, maar je inwijding is morgen al.”
Aoife laat haar vingers over de stam glijden, ze volgen de textuur. Ze knikt bedachtzaam: “Ik wil het leren.”
***
“Dat was een intens ritueel. Ik was bang, jouw kracht kwam tot in mijn wortels. Ik voelde me kwetsbaar, ik, een diepgewortelde eik die niet bang is voor weer en wind, zelfs niet voor de afgrond achter me. Nou ja, meestal niet dan.”
Aoife slaat een tedere blik: “Voor mij was het nieuw en onvergetelijk. Je liet me de wortels zien en hoe Gaia alles bezielt. Ik mocht tot in je hart kijken…” ze pinkt een traan weg, “het blijft me na al die jaren ontroeren.”
Een ondeugend lachje: “Ik had warempel sjans, die dag…”
“Gek!” schatert ze en geeft een vriendschappelijke klap tegen de stam. Een paar bladeren dwarrelen naar beneden.
“Het doet me denken aan mijn derde Zevenjaar,” zegt ze zachter, “toen ontroerde ik jou. Ik wist niet dat ik dat kon.”