Zeven Zevenjaren (7)

Carolan’s Farewell to Music door Aine Minogue

Zesde Zevenjaar

De harp is Aoife tot last, het foedraal hangt zwaar op haar rug en de riemen hinderen haar tred. Ze leunt zwaar op haar staf, het ingelegde bergkristal glanst dof in het bewolkte licht. Zweet druppelt over haar rug naar beneden. Ze is nog niet hersteld.

De staf van Aislin van het Woud, zij gaf hem aan mij toen zij overging…

Het hout voelt zwaar in haar hand, het lijkt haar naar de aarde te buigen. Het verlies van Aislin, haar leermeesteres, was nog het minste van wat zij in de afgelopen tijd verloren had.

Een bekende stem, met bezorgde warmte van weten: “Wat bedrukt je, Aoife?”

Ze zet de staf tegen de boom en zoekt steun aan de stam. De bemoste schors is warm, voelt als een omhelzing, geeft ruimte voor haar tranen.

“Ik zal het nooit weten, Quercus, nooit. Ik heb gefaald. Ik heb mijn kind verloren. Van alle vrouwen in het dorp heb ik hun barensweeën verlicht, ze kruiden gezocht en tincturen gebrouwen om hun pijn te verzachten, soms hun baby’s voor de dood weggehaald, soms hun verdriet gedeeld dat met een geboorte geen leven begon. Ik verlangde er zo naar om hun kracht te delen, de energie van het leven te ervaren waarmee ze hun kinderen in een goede strijd ter wereld brengen. Om iets van onszelf aan deze wereld toe te vertrouwen, een dochter die misschien in mijn voetsporen wil treden

Het mag zo niet zijn. Aislin heeft me het gezegd voordat ze stierf, ze wilde me niet meer in het ongewisse laten. De Godin zij haar genadig, dat zij de balans van weten en niet weten verstoord heeft.”

“Ze wilde je sparen, ook al was de werkelijkheid verschrikkelijk. Ik voelde haar liefde voor jou. Liefde wekt genade.”

“Na mijn verlies zijn mijn maanstonden nooit meer weggegaan. Ik moest steeds vechten tegen mijn afgunst als ik de vrouwen van mijn dorp vruchtbaar zag.”

“Toch ben je ze blijven helpen. Toch ben je beschermster van de jeugd gebleven en nog steeds wijd je jezelf aan het heil van de dorpelingen. Jouw kracht is gebleven.”

Verrast veegt Aoife een traan uit haar ooghoek: “Hoe weet je dat?”

“Mijn wortels gaan diep. Het woud ziet veel…”

Somberheid overvalt haar: “Ik begrijp niet waarom… dat mij moest…”

“Kijk eens om mij heen, wat zie je?”

Aoife slaat een blik op de wortels en de grond om de oude eik heen. Hard en rotsachtig. De bodem is bedekt met eikels die niet kunnen wortelen en in de winterregens zullen verrotten.

“Aan de overkant van het pad is de grond geschikt,” Quercus zucht, “maar mijn takken reiken niet zo ver en ook de winden zijn niet gunstig hier. Toch ben ik hier op mijn plaats. Kijk maar…”

Twee eekhoorns dartelen naderbij. Eentje bekijkt Aoife met behoedzame nieuwsgierigheid, de ander propt een aantal eikels in zijn bek. Gerustgesteld volgt het waakzame diertje het voorbeeld van zijn makker.

Een paar everzwijnen komen knorrend uit de struiken aan het pad, ze storen zich niet aan Aoife en doen zich te goed aan de eikenvruchten tussen de wortels. Zodra ze verzadigd zijn schurken ze zich tegen de stam en verdwijnen weer in het bos.

“Ook al zal ik geen spruiten zien opgroeien tot jonge twijgen en krachtige bomen, ik sta hier niet voor niets…”

Aoife knikt bedachtzaam: “Je hebt gelijk, je voedt nu het leven van anderen…”

“Net zoals jij met liefde doet…”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven