Textielstad van het album Aan Lager Wal van Joost Prinsen
De Afslag naar Twente
Het is het eindpunt van de trein,
bijna geen mens hoeft er te zijn,
bijna geen hond gaat zover mee:
Enschede.
Willem Wilmink
Het vlotte dus niet zo met de gitaar toen ik mijn eindexamen naderde. Dat ik verder wilde studeren stond wel buiten kijf! Ik droomde er mede door de sfeer thuis stilletjes van om na de middelbare school uit huis weg te gaan. Een heel eigen kamer ergens in de stad leek me tof en een woonboot stond ooit ook op mijn verlanglijstje. Maar ik had in de liefde al ervaren dat ik heel goed dromen kon, maar moeite had met de realisatie, en zo kwam daar dus niks van, ik wist aan het begin van mijn laatste jaar op het Gymnasium nog nauwelijks in wat en waar ik verder zou kunnen studeren.
In de vijfde en zesde klas van het Gymnasium raakte ik gemotiveerd om meer van het schoolwerk te maken dan ik tevoren ooit gedaan had. Het werd voor mij een manier om me niet teveel te bemoeien met de strubbelingen in huis. Uiteraard moest ik nog steeds van de slaapkamer af als het de bedtijd van mijn broer was, maar ik wachtte daarna zelf niet lang met ook maar naar bed te gaan, ik stond ’s morgens al om halfzes op voor de krantenwijk en in bed kon ik nog wel lezen of naar de persoonlijke top-drietjes van Adje van der Beek op Radio Veronica luisteren. Dus pakte ik steevast om halfnegen mijn biezen.
Om van de muziek mijn vak te maken, kwam dat jaar niet bij me op, ik had niet eens les en ik wist nog niks van toonaarden en noten lezen, laat staan dat ik wist wat een conservatorium was. Ik vermaakte me prima met printjes solderen en versterkers en zendertjes bouwen, dus de techniek leek me wel wat.
Over een conservatorium hoorde ik trouwens voor het eerst op een klassieke muziekavond die onze muziekleraar Niek Verkruisen als tegenhanger voor het pop-georiënteerde schoolsongfestival organiseerde.
Dat was in mijn optiek een gedenkwaardige avond waarop velen van mijn klasgenoten hun kunsten vertoonden (ik zou dat op dat moment niet durven). Een van de jongens speelde een spectaculaire Etude van Chopin. Volgens de speaker vormde dat een deel van zijn toelatingsexamen voor het conservatorium. En zo hoorde ik dus bij navraag dat een conservatorium een soort universiteit voor muzikanten was. Ver van mijn bed!
Mijn eigen studieplannen kregen vastere vorm toen ik op Oma’s verjaardag in augustus van mijn examenjaar van de neven Fred en Hans enthousiaste verhalen hoorde over de Technische Universiteit in Eindhoven. Ze presenteerden het als een waar knutselparadijs! Ik moest open dagen bezoeken, dan kwam ik meer te weten.
Ik zag het helemaal zitten: Eindhoven, Delft, whatever, dat was een eind van Amsterdam weg! Het leek me geweldig, mijn eigen circuitjes ontwerpen en nog beter weten hoe het allemaal werkte! En misschien ook het huis uit… Een eigen kamer, en geen gedoe!
Een probleem dook bij nader onderzoek al snel op, het viel ook toen in 1976 al niet mee om in Delft of Eindhoven een kamer te vinden. Een foldertje van een open dag gaf echter een zeer reële mogelijkheid om dat dilemma op te lossen: de Technische Hogeschool Twente!
De THT – tegenwoordig Universiteit Twente – is een van de weinige Nederlandse campusuniversiteiten. Op zo’n campusuniversiteit zijn alle faciliteiten –leren, wonen en vrije tijd- op een enkel terrein geconcentreerd, in dit geval het landgoed Drienerlo tussen Hengelo en Enschede in een gebied waar ik als Amsterdammer voordien nog nauwelijks van had gehoord, de regio Twente.
Een open dag aldaar maakte me daarna enthousiast voor de studie Elektrotechniek en de Studentenhuisvesting! De inschrijving kostte me dan ook niet veel moeite!