At the Harbour van het album Ashes are Burning door Renaissance
Ochtend, 1 November 1950
De zuidwester wakkert behoorlijk aan op het moment dat Breandán in Dingle uit de aanhanger van de tractor stapt. Hij schreeuwt een groet boven de wind uit, zwaait zijn plunjezak over zijn schouder en duikt in de kraag van zijn duffel.
Er ligt al een lange reis achter hem, niet zozeer in afstand als wel in moeite. 12 mijl, over niet eens al te beroerde wegen, alleen de vervoermiddelen zijn zeldzaam. Eerst met de veerboot naar Dunquin en dan maar te voet naar Dingle. Hij had geluk dat Boer Ian hem met zijn oude tractor en zijn aanhanger achter op reed. Zo ging het hotsend en botsend naar Dingle. Erg snel ging dat niet, hij was in de ochtend vertrokken en nu was het einde van de middag.
Hij had op reis alle tijd om na te denken over de wonderlijke ontmoeting van vannacht. Dat deed hij als hij wakker was, maar ook als hij uit pure vermoeidheid van de verloren uren slaap ondanks de heftige bewegingen van de tractor indommelde. Als hij wakker schrok, herinnerde hij zich nu wel waarover hij gedroomd had.
Aingeal. Jij bent de zon van de Witte Rotsen.
Klaar helder, de geur van haar haar, de glans van haar ogen en het warme water van haar lippen. En haar onbegrijpelijke vertrek. Hij was haar achterna gegaan vroeg die morgen. Toen hij bij de zuidpunt van het eiland kwam trof hij het vuurtorenwachtershuis verlaten aan. Het was nog net zo’n spookhuis als het na de dood van de oude Abracham geworden was. Geen spoor van bewoning… Geen spoor van Aingeal of haar ouders.
Hij had zijn wanhoop verbeten en zich verwonderd. Ze had zo levendig aangevoeld, maar de dertiger jaren? Was ze over de grens gekomen met Samhain? Om hem? Hij had er de hele reis over gepiekerd. Zijn verdriet werd er niet minder van.
Liefde voor Altijd… Heb vertrouwen! zei ze… Was dat vertrouwen in een hersenschim?
Goed, het dagelijks leven waait hem nu koud in het gezicht, dus hij moet door om niet te bevriezen. De vissersboten dansen aan de trossen en hun tuigage jammert in de wind. De Eileen’s Pride, de trawler van de oude Morgan, ligt aan het einde van de pier.
Paddy en Johnny zijn aan het werk op het dek, de trawl moet worden gecontroleerd en gereedgemaakt voordat ze hem kunnen uitzetten. Aeary is het dek aan het schrobben. Breandán is blij dat hij had aangemonsterd, dan was hij tenminste geen jongste maat meer. De oude Morgan zit binnen bij de radio. Breandán schreeuwt een groet en klimt aan boord.
“Je ziet er veel te monter uit, maat!” roept Paddy, “ben je niet dronken geweest met Samhain?”
“Ik had geen zin om me te bezatten.”
“Dan moet er een vrouw in het spel zijn,” oppert Johnny, “anders laat je de whisky niet staan. Hoe heet ze, maat? Of heb je het aangelegd met een Fairy vannacht?”
“Op de Blaskets heb je daar niet veel kans op” houdt hij zich op de vlakte
Hij loopt door naar het vooronder voordat de anderen vragen kunnen stellen. Hij stouwt zijn plunjezak weg en maakt zijn hangmat in orde. Iedereen heeft zijn eigen plek aan boord. Hij vraagt zich af of er met deze wind erg veel van slapen zou komen. Hij herinnert zich stormen waarbij je beter in de stuurhut kon blijven in plaats van dit benauwde hok waar soms buiswater over de vloer golfde.
Breandán loopt de stuurhut binnen. “Hallo scipéir” groette hij.
De oude Morgan kijkt verstoord op van zijn prutsen aan de radio. “Bloody thing!” moppert hij, “de Fairies hebben dat ding behekst. Zo dood als een pier. Ik snap er niks van, alle lampjes branden! Daar krijg je geen Mayday meer uit! Bovendien heb ik het weerbericht gemist.”
“Ik kan wel gaan vragen in het café in de stad” oppert Breandán.
“Dan missen we het tij. We moeten de baai uit zijn voordat de vloed komt! Roep Paddy, Johnny en Aeary even, we moeten praten.”
Even later staan de mannen in de stuurhut. “De weersverwachting is matig,” vertelt Morgan, “Zuidwester, zeven a acht, schat ik in, want meer weet ik niet omdat de radio dood is.
Wind en tij zijn gunstig voor een goede vangst, het weer is dat minder. Als we nu niet uitvaren, moeten we afwachten wat het wordt. Als we wel uitvaren hebben we dikke kans op een goede vangst voor de winter. Maar het wordt wel een trip met Mae West aan dek en levenslijn aangebonden. Wat zeggen jullie: varen of wachten?”
De mannen kijken nadenkend. Geen vangst betekent geen gage. Straks beginnen de winterstormen en dat betekent voor de kade liggen en het beste ervan hopen. Als ze nu nog een goede vangst scoren, heeft iedereen deze winter te eten. Anders wordt het afwachten. De mannen, Breandán incluis, mompelen hun instemming.
“Goed, we varen uit”, besluit Morgan, “Paddy, is de lier gemaakt?”
“Aye scipéir”.
“Johnny, heb je de trawl geïnspecteerd?”
“Aye scipéir”
“Breandán, kun jij je met de radio bemoeien? Jij weet er meer van dan ik! Er liggen nog wat onderdelen in het kastje naast het kompas.”
“Aye scipéir”
“Aeary, dit is je eerste trip. Good Luck!”
“Aye scipéir”.
“Ok, mannen, Mae West aan en aan dek aan de lifeline gespen! Ik ga het niet controleren, je weet zelf wel dat je anders naar de haaien gaat als Lady Atlantic je eraf probeert te trekken!”
“Aye scipéir” in koor.
Met de routine van jarenlang varen voert de bemanning de orders uit. Op Aeary na, die is nog onhandig met alles dat hij doet. Breandán besluit een oogje in het zeil te houden, de jongen is nog maar veertien en groen als gras. Hij kan nog dodelijke fouten maken.
Morgan start de motor, Paddy en Johnny gooien de trossen los en met een stevige deining draait de trawler naar het zuiden naar de havenmond. Het eerste stuk door de baai gaat nog relatief rustig in de luwte van het land, maar zodra ze op de Dingle Bay komen, krijgen ze de volle laag van de zuidwester.
De trawler ploetert dapper tegen de wind in richting de Oceaan. De mannen blijven binnen, ze hadden de visgronden nog niet bereikt. Breandán doet ondertussen zijn best om de radio te fiksen. Hij schroeft het apparaat open en controleert de spanning op diverse plekken. Dat hielp niet veel, hij had al gezien dat een van de elektronenbuizen niet de zacht oranje gloed van zijn gloeidraad uitstraalt. Inspectie van het schema leert dat dit de buis was die nodig is voor zowel zenden als ontvangen. Er zit geen reserve exemplaar in het kastje. Alles is er, alleen deze niet.
“De radio gaat het niet doen, scipéir”, meldt hij in de stuurhut.
De oude Morgan kijkt even bedenkelijk. Een kapotte radio is tegen de voorschriften. Maar voorschriften bakken geen brood. “We gaan niet ver de oceaan op, we schieten al op, ginds kun je nog net Greater Blasket zien. Je weet wat er stuk is, haal een nieuw onderdeel als we weer terug zijn.”
Breandán kijkt door de ramen van de stuurhut. De zuidpunt van het eiland is nog net te zien in de invallende duisternis. Geen licht in de vuurtoren. Hij moet aan het verlaten spookhuis denken dat hij daar vanmorgen had gezien.
Aingeal, zou ze toch een Fairy geweest zijn?
Hij schudt zijn hoofd. “Heb vertrouwen,” had ze gezegd. Misschien dook ze weer op als hij terugkwam op de Blaskets.
De Eileen’s Pride worstelt zich de hele nacht de Atlantische Oceaan op. Morgan zet de koersen uit en maakt schattingen op basis van kompas en log. Met deze wind zouden ze bij de dageraad de visgronden bereiken.
De vaart is voorspoedig, bij het ochtendgloren zetten ze de trawl uit. Na een tijd koersen wordt het dan hard werken om het net binnen te halen. Heave away upon the capstan, give a hand to heave the trawl werd ook hun refrein zodra ze The Foggy Banks aanheffen om het ritme van het werk te pakken te krijgen.
Door de zeegang valt het niet mee om efficiënt te bewegen, de oude Morgan staat erop dat ze aan dek hun Mae West aan houden en de lifeline gebruiken. Maar als je allemaal aan dezelfde lijn zit, loop je elkaar weleens in de weg. Vooral Paddy en Johnny, de ervaren en daardoor ook eigengereide vissers, koppelen zich weleens los van de lijn om even verder te reiken dan het touw toestaat. Een slecht voorbeeld voor de leerjongen Aeary, die zich eerder gehinderd dan beschermd voelt door de lifeline.
Morgan’s scherpe blik vanuit de stuurhut zorgt regelmatig voor een scherpe terechtwijzing van de kapitein, maar soms vecht ervaring tegen gezag en blijft de stille opstand verborgen.
Ze maken een aantal slagen die dag en kieperen de vis in het ruim. Zoals het eruit ziet, is het een goede vangst. Dat wordt een goede borrel voor de mannen en een traktatie voor de mensen thuis.
Tegen het eind van de middag begint de wind verder aan te wakkeren. Morgan moppert: “Verdomde radio! Als ik nou wist wat de weerberichten waren!” De barometer aan de wand in de stuurhut voorspelt echter niet veel goeds, hij zakt in een stevig tempo. Morgan neemt zijn risico’s, maar zijn bemanning is hem heilig. Als ze bij deze wind nog een slag met de trawl maakten konden ze pas in de schemering binnenhalen. En een verblijf aan dek was dan veel te link.
Hij besluit terug te keren. “Homeward bound, boys!” De bemanning treft geroutineerd de voorbereidingen om alles zeevast te slaan. Ze lopen alles na, de tuigage, de lier, de zekering van de trawl, alles wat los-vast aan dek zit. Routine helpt je daarbij, maar soms maakt routine je ook blind voor de details.
De harde zijwind verandert de Eileen’s Pride in een steigerend paard. De klappen van de boeg op de golven werpen fonteinen van buiswater op die als een waterval tegen de ruiten van de stuurhut slaan en een moment alle zicht verijdelen.
Morgan bestudeert met een frons de koers die hij heeft uitgezet. Met dit weer is het log onbetrouwbaar. Hij heeft daglicht nodig om de kust te naderen. De wind zou ze ongetwijfeld uit de koers geblazen hebben en hij wil zich voldoende kunnen oriënteren. Hij besluit de nacht rond te koersen. “Dat wordt dekwacht, boys!”
Dekwacht is in dit weer niet de prettigste manier om de nacht door te brengen. Maar een paar ogen extra is hard nodig op een wilde zee met onbestendige koers. Het was niet de eerste keer dat een uit de koers geblazen trawler op de rotsen van West Ierland liep. Alle mannen krijgen hun ronde, Morgan blijft waakzaam aan het stuurrad.
De dageraad is grauw en stormachtig. Hun enige troost is dat de regenbuien wegblijven waardoor het zicht relatief helder is. Morgan zet de koers uit en ze koersen naar het oosten in de richting van Dingle Bay. Halverwege de dag krijgen ze de rotsige kust van Kerry in zicht.
Een scherpe tik schrikt de mannen op. Bij de stouwplaats van de trawl wappert iets.
“Aeary, aan dek”, commandeert Morgan, “kijk of de trawl is losgeslagen en fiks het. Breandán, jij gaat mee om de jongen in de gaten te houden. Check jullie Mae West en gebruik in Godsnaam de lifeline. Het water is nu te koud om te zwemmen!”
Een losse trawl is zeker bij de kust levensgevaarlijk. Als die te water raakt en in de rotsen op de bodem haakt, kan die de trawler om trekken en als dat gebeurt moet je hopen dat je heelhuids van de boot af komt. Of het net komt in de schroef terecht waardoor je stuurloos naar de rotsen drijft.
Paddy en Johnny grijnzen. Een riskant klusje voor een groentje zonder zeebenen. Daar krijg je ervaring van!
Aeary en Breandán hijsen zich in hun oliegoed en zwemvest en dalen het trapje naar het dek af. De Mae West hindert hun in de bewegingen, maar zonder zo’n ding heb je geen schijn van kans als je overboord slaat.
Het dek is glad en staat regelmatig onder een golf water. “Volg de levenslijn naar voren, Aery, tot je bij de trawl bent!” schreeuwt hij de jongen in het oor, “ik volg je iets achter je!”
Voetje voor voetje schuiven de mannen op, zich vasthoudend waar ze kunnen. Een hoge golf slaat over de boeg en bedelft het dek. Breandán voelt de vastigheid onder zijn voeten verdwijnen. Hij werpt zich tegen de verschansing en blijft ternauwernood binnenboord. Hij is compleet doorweekt, het water stroomt uit zijn zwemvest en staat ijzig koud in zijn laarzen. Tot zijn opluchting is Aery overeind gebleven, maar zijn bewegingen tonen de stijfheid van angst.
De jongste scheepsmaat komt aan bij de trawl. Deze blijkt inderdaad losgeraakt, bij een stevige golf loop je de kans dat het sleepnet overboord gaat en ongecontroleerd achter de boot aan slingert. Hij moet het losgeraakte touw te pakken zien te krijgen en het op de een of andere manier zien te fixeren, want de oorspronkelijke fixatie is geknapt.
Breandán houdt hem scherp in de gaten, gereed om in te grijpen en hulp te bieden. Daarom ziet hij direct de stommiteit die de jongen uithaalt. Hij kan het touw eind niet bereiken en klikt daarom de lifeline los om erbij te komen. Breandán schreeuwt van schrik. “Stomme idioot, vastmaken!”
Een golf onderbreekt zijn woorden en treft hemzelf en de scheepsjongen vol op het lijf. Ze worden opgetild en Aery tuimelt richting de verschansing, niet tegengehouden door de lifeline. Breandán reageert direct en springt de jongen na. Hij krijgt zijn hand te pakken en begint te trekken. De jongen schreeuwt van angst, hij voelt de zuiging van het water dat hem van boord wil trekken. Met grote moeite weet Breandán hem terug te slepen en hem aan de goede kant van de lijflijn weer vast te maken.
Ondertussen begon de trawl te schuiven. “Terug jij!” roept Breandán Aery toe, “je bent zo geschrokken dat je nog geen knoop kunt leggen. Ik zal het alleen proberen!”
De jongste scheepsmaat doet wat hij zegt en schuift bibberend terug naar de stuurhut. Ondertussen had Morgan Paddy de opdracht gegeven om Breandán te gaan helpen, hij worstelt zich net door de deur richting het gangboord. Hij krijgt echter geen kans om verder te komen.
Een zware golf treft het schip dwarsscheeps en laat het overhellen. Een zware waterval slaat over het dek. Breandán verliest zijn evenwicht en klapt met zijn hoofd tegen de verschansing aan. Het onbegrijpelijke gebeurt, de harpsluiting van zijn lijflijn knapt stuk en de rest van de golf sleurt hem overboord. “Man overboord!” hoort hij Paddy schreeuwen, maar in zijn versufte toestand dringt dat niet echt tot hem door.
Morgan zet direct een man overboord manoeuvre in, maar zowel de wind als de stroming werken zwaar tegen. In dit zware weer is een drenkeling zelfs bij daglicht nauwelijks te lokaliseren. De Eileen’s Pride vaart een paar maal rond, maar vindt niemand. Zonder radio kunnen ze ook geen hulp vragen. Een teer punt, dat de oude Morgan na het latere onderzoek op een zware berisping komt te staan.
Op het moment dat Breandán min of meer bijkomt, heeft de stroom hem al een heel eind van de Eileen’s Pride weggesleurd. Zijn hoofd klopt dof en het dringt eerst nog niet tot hem door in welke netelige situatie hij zichzelf bevindt. Hij voelt de intense kou van het zeewater die langzaam zijn energie opzuigt. Het kost hem moeite om bij de les te blijven.
Zo rustig mogelijk blijven, niet worstelen dat kost je alleen maar warmte, zegt zijn overlevingsinstinct.
Hij kijkt verward om zich heen. De Eileen’s Pride is nergens te zien. Langzaam daagt het hem dat hij in doodsgevaar verkeert. Als ze hem niet op tijd vonden met deze watertemperatuur…
Dan zie ik Aingeal nooit meer terug, denkt hij wanhopig.
De kou wordt erger en verspreidt zich langzaam, verdovend, hij voelt geen pijn en langzaam zakt zijn besef van tijd en daarmee zijn angst.
Heb vertrouwen, hoort hij haar stem.
Breandán, kom! klinkt het van heel ver in zijn verdoofde beleving. De stem komt hem wonderlijk bekend voor. Met moeite draait hij zijn hoofd om en ziet hoe Aingeal vanuit een deinende Curragh haar hand naar hem uitsteekt. Hij grijpt haar hand en verbaast zich over de kracht waarmee ze hem aan boord trekt.
Een Curragh? gaat het door hem heen, zo ver de oceaan op? Dat kan toch helemaal niet?
Aingeal omhelst hem. Hij voelt haar warmte, adembenemend na de zuigende kilte van de zee. “Heb vertrouwen” herhaalt ze.
Verward kijkt hij over de rand van de boot. In de verte ziet hij het witte strand van Greater Blasket en het dorp op de rotsen, waar hij thuis is. Vreemd genoeg is het uitzicht vaag, alsof er een gordijn met zilveren schitteringen is opgehangen.
“Breng je me terug?” vraagt hij Aingeal.
Ze schudt haar hoofd. “Onze bestemming is daar!” Ze wijst naar een eiland in het westen, nauwelijks zichtbaar in de ondergaande zon.
“Mijn grootvader vertelde me over een eiland in het westen”, stamelt hij, “Tír na nÓg! Maar die plaats bestaat toch alleen in legenden.”
“Daar zijn wij nu deel van,” glimlacht Aingeal. Ze kust hem. “Liefde voor Altijd!”
“Wist jij dat?” vraagt hij verbaasd. Ze knikt. “Ik mocht je dat niet vertellen, alleen dat je vertrouwen moest hebben.”
Hij knikt. “Vertrouwen, de wortels van liefde.”
“Inderdaad!” lacht ze, haar gezicht een belofte voor de toekomst. Ze wendt de steven naar het eiland in het verre westen en daarop verdwijnen ze in de zonsondergang.
***
De volgende dag vindt een visser Breandán’s lichaam in Mae West en oliegoed aangespoeld op het strand van Greater Blasket. Die vondst dompelt het eiland in diepe rouw, waarbij iedereen zich verwondert over de uitdrukking van volkomen vrede op Breandán’s gezicht.
“Hij heeft licht gezien! fluisteren de mensen op het eiland.