Du bist nicht Allein (1)

Vooraf…

Gezien de inspiratie is dit een muziekverhaal. Ik hoorde het nummer Die Nacht: Du bist nicht Allein van de Duitse synthesizerband Schiller met een aparte rap in het Duits van Thomas D. Nee, dit is geen cover van het Roy Black nummer. De videoclip daarbij bevestigde de sfeer voor een nieuw verhaal, een liefdesverhaal dat speelt in de tijd dat de Berlijnse Muur werd gebouwd. Het is uiteindelijk meer een film noir geworden met wortels in de Tweede Wereldoorlog, in het bijzonder het lot van de Duitse krijgsgevangenen in de Goelag en de massaverkrachtigingen in Berlijn na de overwinning van de Russen.

Een verhaal in elf afleveringen. Met plaatjes en muziek in zwart-wit.

Elements van het album Elements van Ludovico Einaudi

Over de Grens

Jeder Tag dasselbe, denkt Joachim. De ruzies worden steeds erger. Geschreeuw uit de keuken. De ouwe is weer dronken en dan krijgt zijn moeder ervanlangs, maar ze biedt tenminste weerstand, dat heeft ze gelukkig geleerd. Zijn jongere zusje krijst: “Drecksau, bist du wieder blau! Ze hadden je op moeten pakken. Scheiss-Vopos!”

Vroeger sprong hij er nog weleens tussen. Onwillekeurig tast hij naar het litteken op zijn wenkbrauw. Tien hechtingen. Vorig jaar, hij was nog maar zestien… Als Vati dronken is, vergeet hij dat hij vrouw en kinderen heeft, dan ziet hij alleen maar opponenten. Dat krijg je als je in het Russenkamp gezeten hebt.

Voor de Westmarken die ik hem afdraag kan hij veel meer drank kopen dan goed voor ons is…

Joachim’s blik gaat naar het dressoir. Die foto… Gekreukeld en beschadigd, verbleekt door weer en tijd. Zijn vader in een Wehrmacht uniform. Brede lach, een Mauser met telescoopvizier in de arm. Donker metaal, een glanzende kolf.

Lang geleden, toen ik nog van niks wist…

Verstoord Ritueel

“We hadden gisteren geschiedenisles op school over de oorlog, twaalf jaar geleden,” Joachim slaat een blik op de foto op het dressoir: “Toen was ik net geboren. De meester had het over het begin van de bevrijding in Stalingrad na een heroïsche strijd tegen de onmenselijk wrede agressie van de Nazi’s.”

Zijn vader kijkt op. Een frons vertekent zijn gezicht.

“Vertelt u nog eens over de oorlog, Vati. U doet dat heel anders dan op school. Veel mooier.”

De blik in de ogen van de man verzacht. Hij klopt op de bank: “Kom erbij zitten, kerel. Je bent nu twaalf, oud genoeg dat ik je er wat meer over vertel dan ik vroeger deed. Mannen onder elkaar.”

Joachim gaat haastig zitten. Dit zijn fijne momenten. Hij herinnert ze zich van jongs af aan. Een ritueel van saamhorigheid. Dan schreeuwt zijn vader niet, dan wordt zijn stem spannend in plaats van dreigend. Dan zijn ze vader en zoon en geen tegenstanders. Net alsof ze samen zijn avonturen beleven en ze met zijn tweeën door een duistere verwoeste stad sluipen.

“In de oorlog was ik soldaat. Heel soms mocht ik met verlof naar huis. Toen ontmoette ik jouw moeder en we hielden heel veel van elkaar. Zodra ik met moeder getrouwd was, was mijn verlof voorbij, en moest ik terug naar de oorlog. Daarom was ik er niet toen jij geboren werd. Befehl ist Befehl en Ordnung muss sein… Ik kwam in Stalingrad terecht.”

“Waar ligt Stalingrad, Vati?” Joachim kent het ritueel uit zijn hoofd. Toch is er iets vreemds. Wat zei hij? Meer vertellen dan vroeger, oud genoeg? Dat voelt minder veilig aan.

“Ver, heel ver in Rusland. Meer dan tweeduizend kilometer van hier. De stad lag aan een grote rivier, de langste van Europa. We waren zo ver gekomen omdat we overal van de Russen hadden gewonnen. Zo zorgden we ervoor dat ze ons land niet in konden pikken, we waren Stalin en zijn vriendjes mooi te slim af.”

“Die rivier, dat is de Wolga, he Vati?”

Zijn vader streelt door Joachim’s haar: “Goed opgelet op school, jongen,” hij grijnst, ook hij kent het ritueel, “maar ik was die meester van jou toen mooi voor. Ik weet het nog goed dat hij verbaasd was dat je dat al wist. Jullie hadden net geografie van Europa.”

“Wat ging u in Stalingrad doen, Vati?”

“Ik zat bij een bataljon Scharfschütze. Die kunnen heel goed schieten met een speciaal geweer met een kijker. Door die kijker kun je heel nauwkeurig zien waar je schiet.

Het was heel gevaarlijk werk, want we moesten ons in de puinhopen van de stad verstoppen zonder hulp van onze soldaten en tanks. Het was de kunst om de officieren van de vijand dood te schieten, want dan wisten hun soldaten niet meer wat ze moesten doen en konden ze niet zo goed tegen ons vechten, de gewone soldaten van de Ivans waren stommelingen. Net alsof je een wesp dood maakt door de kop er af te knippen: het lijf weet dan niet meer hoe het moet prikken.”

“Wespen vliegen toch weg als je hun kop eraf probeert te knippen?”

“Dat is zo. Maar het lukt als je sterk en slim genoeg bent. Daarom moesten ons goed verstoppen. In Stalingrad was dat gemakkelijk, overal waren perfecte plekjes in de kapotgeschoten huizen. De Ivans wisten dat net zo goed als wij. Je moest alleen oppassen voor tanks, die schoten je schuilplaats zo in elkaar als ze in de gaten hadden waar je schot vandaan kwam. Daarom verplaatsten we ons steeds. En als het echt niet anders kon, klommen we het riool in, dan had je vaak een kortere weg.”

“Getver, het riool! Dat stinkt toch?”

“Dat deed het, het stonk ontzettend naar stront en bloed en nog ergere dingen, want ook daar werd gevochten. Er zaten zulke grote ratten die je probeerden te bijten en je bloed drinken. Neerschieten was te gevaarlijk, dan konden de vijanden je horen, dus je moest die beesten met een mes kapotsnijden als ze aan je kleren hingen. Soms kon je ook een vijand besluipen,” hij maakt het snijdend gebaar over zijn keel, “als je het goed deed, maakte het geen lawaai.”

Het ritueel kent vaste vragen en antwoorden, net zo vast als de formules van het partijmanifest dat ze ieder ochtend op school herhalen. Leraar: Für Frieden und Sozialismus seid bereit… Klas: Immer bereit!

“Hoe doe je dat, Vati? Iemand doodschieten?”

Vader loopt naar de wand en haalt de Kar98 van de muur. Het licht schittert op de lens van het telescoopvizier.

“Is dat jouw geweer uit de oorlog, Vati?”

Vader schudt zijn hoofd: “Nee, de Russen hebben het van me afgepakt toen ik gevangengenomen werd. Ik heb dit geweer later van iemand gekocht, een verzamelaar. Als aandenken, het is precies hetzelfde type. Je kunt er echt mee schieten. Dit zijn de kogels ervoor.”

Hij opent het magazijn en klikt er een paar kogels in. Maximaal vijf passen erin.

Het ritueel gaat voort: “Dat is toch eng, Vati, kun je dan zo maar in huis gaan schieten?”

“Nee, dan moet je het geweer eerst spannen. Dit geweer kan dat heel stil…” Hij haalt de kogels eruit en spant het geweer. De bijna onhoorbare klik verbreekt de doodse stilte.

Hij richt het geweer en doet voor hoe hij door het vizier kijkt: “Normaal hou je het geweer niet de hele tijd zo vast, dat is erg zwaar. Je gaat ergens liggen, zodat je steun hebt, anders gaat je arm trillen en dan schiet je mis. Je kijkt eerst goed uit of je iemand ziet. Zodra je een vijand in de gaten hebt, richt je het geweer en kijk je door het vizier.”

“Mag ik ook even kijken?” Het geweer voelt zwaar. Joachim ziet het patroon van het behang, sterk vergroot achter de kruisdraad, “net een verrekijker.” Zijn hand streelt de kolf. Hij gloeit van trots, dit is de eerste keer dat hij het geweer van zijn vader aan mag raken!

Zijn vader spreekt gedempt bij zijn oor: “Door het vizier kijk je de vijand in zijn gezicht, maar hij kan je niet zien. Dat moet ook, want je moet heel strak richten en dat duurt even. Op de slaap vlak onder de helm werkt het beste, dan zijn ze gelijk dood en maken ze het minste lawaai. Als je geluk hebt, krijg je dan ook minder rommel, de hersens blijven dan in de helm zitten, zodat zijn kameraden dat niet zo snel in de gaten hebben. Dan kun je er nog een paar pakken voor ze alarm slaan.”

Joachims hart klopt in zijn keel. Dit verhaal had hij nog nooit zo gehoord. Het behangpatroon voor zijn ogen schokt op en neer op zijn hartslag.

“Dan komt het spannende moment, als je hem goed in het vizier hebt haal je diep adem en houdt die even vast. Dan kun je nog corrigeren voor je hartslag die je arm op en neer laat gaan. En dan haal je rustig de trekker over. Door het vizier kun je de inslag van de kogel goed zien. Op slag dood is het beste resultaat. Ik legde ze neer met mijn Kar98 tot een kilometer ver, ik werd nooit ontdekt. Ik had een bijnaam bij de Ivans. Fluisterdood…”

Joachim’s arm begint te trillen door de zwaarte van het wapen. Zijn vader neemt het over.

“Vochten er alleen mannen in de oorlog, Vati?”

“In Rusland niet.”

Joachim is geschokt: “Heeft u ook weleens vrouwen doodgeschoten, Vati? Op school zeggen ze dat jongens niet met meisjes mogen vechten.”

“Jazeker, de Ivans lieten vrouwen vechten in hun leger. Gevaarlijke tantes, ze slopen weleens je kamp binnen en sneden zo je keel af. En een aantal van hen waren ook heel goede scherpschutters. Ik heb er twee te pakken gekregen. Doodzonde, het waren mooie vrouwen. Eentje leek op Mama…”

Joachim rilt verkild, dat had hij nog nooit verteld. Snel terug naar het ritueel: “Wat vond u het engste van de oorlog, Vati?”

“Dat ze me ontdekten. Er waren verhalen genoeg over wat de Russen met gepakte sluipschutters deden. Niemand zagen we ooit weer terug, behalve de jonge Fritzl, dan. Die hadden ze zijn kleren uitgetrokken en naakt aan een paal gebonden terwijl het vroor dat het kraakte. Dertig onder nul. We moesten hem loshakken, stijf bevroren. Ik heb daar goed wraak voor genomen, want Fritzl was mijn beste vriend in die scheitzooi. De Ivans hebben het geweten.”

Hij zwijg en staart voor zich uit. Joachim ziet hoe de herinnering zijn blik omfloerst. Met een nijdig gebaart veegt hij haar weg: “Het ergste vond ik dat wachten in de ruïnes tot er weer een Ivan zo gek was om over straat te sluipen. Ondertussen luisterde je naar alle kanten of er ook onraad was. Zo koud, mijn tenen vroren er bijna af… maar mijn arm hield ik strak, en ik wist altijd weg te komen.”

Joachim zwijgt, een nadenkende trek op zijn gezicht. Het ritueel breekt.

“Wat is er, jongen?”

“De meester op school zei deze week op de les dat de Russen onze vrienden zijn, dat ze ons helpen beschermen tegen de imperialistische overheersing van het Westen en de ellende van het Kapitalisme. Dat ze soldaten in Berlijn hebben om ons te helpen. Waarom schoot u dan vrienden dood?”

Het gezicht van de vader verstrakt. Met een flitsend gebaar grijpt hij Joachim bij de keel en trekt hem naar voren. Zijn blik is messcherp, Joachim voelt de druk op zijn keel toenemen met zijn woorden.

“Je moet niet alles geloven wat ze op school vertellen. Die meester van jou werkt voor de Partij. De Russen zijn onze vrienden niet…,” sist hij, “niet toen ik tegen ze vocht, niet nu ze als “bevrijders” hier zijn en ze bij ons de pot verteren. Ze hebben ons land verwoest en onze vrouwen verkracht nadat we door onze leiders verraden waren. Russen zijn geen, ik herhaal geen vrienden, heb je dat goed begrepen?”

Een venijnige duw drukt Joachim terug in de leuning van de bank. Zijn hart klopt wild in zijn keel. Hij hoest benauwd en knikt langzaam. Een enkele vraag brandt hem net zo hard in hem als het zuur dat in zijn keel omhooggekomen is.

“Wat is verkrachten, Vati? Moet je daar sterk voor zijn?”

“Nee,” gromt vader terug, hij spuugt de woorden bijna uit “Vergewaltigung? Je moet daar een ongelooflijke slappeling voor zijn. Een slappe lul. Niks anders.”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven