Du bist nicht Allein (10)

Fly van het album Divenire door Ludovico Einaudi

Achter de Grens

Is het nu dag of nacht?

Joachim komt bij zijn positieven. Was het nu gisteren of vandaag dat hij werd gepakt? De blinddoek knelt op zijn ogen. De stank van de smerige stof prikkelt zijn neus. Hij herinnert zich de rauwe bevelen, het geluid van de motor van de vrachtwagen en de schielijke bochten waardoor hij zijn oriëntatie kwijtraakte. Daarna werd hij voortgeduwd en met een smak op de betonnen vloer van deze ruimte gegooid. Toen ging het licht voor hem uit.

Hij worstelt vooruit en vindt een uitsteeksel waarmee hij de blinddoek kan verwijderen. Hij kijkt rond. Het flauwe schijnsel van de verlichting op de gang van het cellenblok is nauwelijks voldoende voor hem om zich te oriënteren.

Alles doet hem zeer, maar het verlies schrijnt nog het meeste. Wat gaat er nu gebeuren? Opvoedingskamp, gevangenis? Ziet hij Hannelore ooit terug? En wat gaat de Stasi nu met zijn familie doen?

Hij is nog steeds geboeid, zijn schouders en armen zijn compleet verkrampt, zijn polsen schrijnen. Beweging helpt weinig. Dat hoort erbij, had hij zich weleens laten vertellen, daar breken ze je weerstand mee.

Het lichtschijnsel flakkert, sleutels rammelen en de deur zwaait open. “Meekomen!”

De cipier sleurt hem overeind en duwt hem een kamertje binnen. Een man in uniform zit achter een tafeltje, hij heeft meer strepen dan zijn begeleider. Hij steekt een pijp op. Joachim krijgt een duw en komt op een stoel terecht. De klap rekt zijn spieren pijnlijk uit, hij kan zijn armen nauwelijks kwijt achter zijn rug. De officier blaast bedaard een rookwolk in zijn gezicht. Joachim’s ogen tranen.

“Ach korporaal, maak de handboeien van deze mijnheer even los. Het verhoor gaat een stuk gemakkelijker als we onze handen vrij hebben.”

De cipier volgt met zichtbare tegenzin het bevel op. Op een knik van de officier verlaat hij met een afkeurende blik op Joachim de kamer.

Er liggen een aantal voorwerpen voor Joachim op tafel. Zijn Identiteitskaart, de sleutel van de achterdeur van de oude man, de huissleutel van de Heinestraat, het touw en de kniptang. Hij herinnert zich de weinig zachtzinnige fouillering en de trap in zijn kruis toen hij tegenstribbelde.

De ondervrager bestudeert de ID kaart en kijkt hem strak aan: “Joachim Friedhelm Sachsmann… Bekende naam. Goed dat je je Ausweis bij je had, anders had je hier niet gezeten. Dan zat je nu als spionageverdachte hoog en droog in Hohenschönhausen, en we weten allebei dat het daar geen vakantieoord is en… dat de ondervragers daar heel wat onvriendelijker zijn dan hier.

De aanklacht tegen jou is Republikflucht, schending van de grens en beschadiging van staatseigendommen,” een nieuwe wolk tabakswalm laat Joachim’s ogen tranen, “als je tenminste de juiste verklaring hebt voor deze sleutel. Van wie heb je die gekregen?”

Joachim zwijgt.

“Ik zal je geheugen opfrissen,” hij haalt een foto van de oude man tevoorschijn, “ken je deze man?”

Joachim schudt zijn hoofd.

“Leugens maken je positie in deze zaak niet beter…” De ondervrager roept de korporaal: “Laat deze jongen eens zien wat we van leugenaars vinden.”

De soldaat geeft Joachim een paar stevige oorvijgen, stompt hem in de maag en draait zijn armen strak op de rug. Joachim slaat dubbel. Ondanks zijn ademnood schreeuwt hij van de pijn.

“Als we je terug moeten brengen naar de cel, hou je er wat meer schrammen aan over dan je nu op je gezicht hebt…” is het droge commentaar van de ondervrager.

“Ik ken hem niet, echt niet, hij sprak me aan toen de muur hier werd gebouwd. Op zijn balkon kon ik mijn vriendin tenminste nog zien. Die woont aan de overkant.”

De ondervrager maakt een hoofdgebaar. De korporaal vertrekt.

“Dus je hebt connecties met een vrouw van over de grens? Een paar details graag.”

Joachim slikt. Brengt hij Hannelore zo in gevaar?

“Ik kan de korporaal natuurlijk even terugroepen. Hij heeft zo’n ontzettende hekel aan mensen die onze Heimat verraden. Hij heeft voor zijn promotie dienstgedaan bij de Grenztruppen. Een goede schutter, hij knalt een vluchteling op vijfhonderd meter neer. Hij heeft al heel wat kerfjes op zijn kolf staan. Met de blote handen lukt het hem ook. Ons directoraat heeft heel veel aan mensen zoals hij.”

Zweet breekt Joachim uit: “Ze is mijn vriendin, ik heb haar bijna een jaar geleden ontmoet. Ze woont vlak naast de Luckauerstraat.”

“Ach ja, Die Liebe… Tja, dan is je partnerkeuze niet helemaal gelukkig, vriend. Ik begrijp je wel, natuurlijk, maar ons vaderland gaat voor het meisje, zeker als ze een potentieel kapitalistische spionne is.”

Joachim stuift op: “Dat is ze niet! Ze heeft nota bene bij JW Stalin gewerkt. Jullie hielden haar al in de gaten!”

“Wel, dan kun je me vast wel haar naam vertellen. Met een naam kunnen we onze dossiers bestuderen die haar wellicht vrijpleiten.”

Joachim verstijft. Een nieuwe wolk tabak laat hem hoesten: “Zal ik onze vriend maar weer even roepen?”

De andere deur gaat open. Een officier komt binnen. De ondervrager staat direct op en salueert strak.

“Is dit Joachim Friedhelm Sachsmann?”

“Jawel Herr majoor!”

“Wat is de beschuldiging?”

De ondervrager vat in een paar zinnen zijn bevindingen samen.

“Je hebt hem toch niet te erg beschadigd?”

“Zeker niet, Herr majoor!”

“Goed… vrijlaten! Ik neem hem mee.”

“Maar…”

“Geen discussie, luitenant. We hebben aanwijzingen dat deze situatie een misverstand is. Hij heeft gehandeld in een vlaag van verstandsverbijstering. Orders van hogerhand. Geef mij het dossier maar mee, daar heeft u niets aan, ik zorg dat het in orde komt.”

De ondervrager trekt een strak gezicht als hij Joachim zijn Ausweis teruggeeft.

Op de gang klopt de man op Joachims schouder: “Ik neem aan dat je je lesje nu geleerd hebt, jongen. Ik ben er zeker van dat je in ons mooie land een zonnige toekomst kunt opbouwen. Liefdesverdriet gaat voorbij, neem dat van mij aan en we hebben hier voldoende struise vrouwen waarmee je samen ons land ten dienste kunt zijn. Kom maar met mij mee.”

Buiten de poort schudt de militair Joachim de hand: “Zorg ervoor dat je jezelf in het vervolg als een oppassend burger gedraagt, jongen, want je weet wat er gebeurt als je eenmaal in de dossiers van de Stasi zit. Veel geluk en hou je gedeisd. Het is even een eindje lopen naar huis voor je, maar een wandelingetje zal je goeddoen.”

Joachim verbleekt als hij het straatnaambordje in de gaten krijgt. Normannenstrasse… Het Stasi hoofdkwartier! Met een korte groet loopt hij haastig richting het centrum. Hij heeft een raar gevoel over zijn weldoener. Iets gluiperigs en glibberigs. Joachim moet moeite doen om het niet op een lopen te zetten voordat iemand zich bedenkt.

***

Na twee uur kan Joachim eindelijk de deur van het trappenhuis van zijn flat aan de Heinrich Heinestraat opendoen. Alles doet hem zeer, zijn gezicht schrijnt, zijn schouders staan stijf. Op de trap komt hij Meyer tegen. Die bekijkt hem met gemaakte verbazing: “Beetje aan het knokken geweest, jong?”

Binnen komen zijn moeder en Lotte uit de keuken. Moeder heeft gehuild, met grote ogen van verbazing ziet ze hem staan. Ze omhelst hem en barst opnieuw in snikken uit.

Zijn vader komt binnen met een strak gezicht: “Laat hem los, vrouw. Achim en ik moeten even praten.”

Hij duwt Joachim de ouderslaapkamer in, zomaar op die verboden plek, en doet de deur dicht: “Weet je waar je altijd maar dan altijd voor moet zorgen als je in de zwarte handel zit?”

Joachim haalt zijn schouders op: “Geen ervaring mee…”

“Wisselgeld,” gromt vader, “in de illegaliteit moet je altijd rugdekking hebben. Vrienden, maar belangrijker nog vijanden waar je iets tegoed van hebt. Door jouw stommiteit is mijn wisselgeld flink verminderd. Dat is zeer gevaarlijk voor mijn handel.”

“Ik snap u niet.”

“Die majoor die jou vrijliet. In het dagelijks leven een fanatiek uitoefenaar van het beleid van onze republiek. Hoeveel hij er naar Hohenschönhausen heeft gestuurd, wil je niet weten. Hij tekent doodvonnissen alsof het loterijbriefjes zijn. Hij heeft echter een zwakheidje, waarvoor ik wat faciliteiten voor hem regel…”

Joachim houdt zijn adem in. Chantage?

“Hij heeft een bepaalde seksuele voorkeur waarvan de partij zegt dat die niet bestaat in dit land. Kleine meisjes… vrij jong. Ik regelde weleens een uitje, op de zwarte markt krijg je heel veel vrienden als je lekker draait en als SED functionaris kun je soms wat sterke argumenten brengen om ze te laten meewerken. Westmarken en partijleuzen openen alle deuren.”

Joachim voelt zijn maag opspelen. Kleine meisjes, nog jonger dan Lotte, dat regelt hij? Als een soort souteneur? Hij herinnert zich de officier. En wat doet die gluiperd dan met ze? Was dat wat Mutti bedoelde met een perfecte toneelspeler?

Vati gromt: “Begrijp je wat ik zeg?” Hij grijpt Joachim bij de kraag: “Zo’n vriend bij de Stasi is goud waard. Alleen heb ik zo’n zoon die zo nodig achter een dom gansje uit het Westen aan moet en daarvoor alles in de waagschaal stelt.” Met een venijnige duw drukt hij de jongen terug op het bed, “en die het vertikt zich te gedragen als een nette burger van de DDR en daardoor de aandacht op ons vestigt.”

“Hannelore is geen dom gansje!” sputtert Joachim.

“Zal ik mijn geweer maar weer ophalen?” sist vader, “om wat redelijkheid in je domme kop te rammen? Ik ga ervan uit dat mijn vriend de majoor gedaan heeft wat ik hem vroeg, jou vrijlaten en jouw net opgebouwde dossier als Republikflüchtling verdonkeremanen. Maar nu ben ik wel mijn wisselgeld kwijt en moet ik hem weer een dienst bewijzen. Zo werkt dat. Voor wat hoort wat. En je zult vast wel begrijpen wat er gebeurt als de Stasi hier lucht van krijgt.”

Joachim verbleekt. Wat zouden ze de anderen aandoen? Waar zou hij dan terechtkomen?

“Mijn vriend de majoor had een tegenvoorstel om de balans te herstellen. Onze republiek heeft dringend behoefte aan dappere mannen die onze belangen in den vreemde verdedigen. Jouw vasthoudendheid kan heel nuttig zijn voor onze zaak.”

“W-wat? Inoffizielle Mitarbeiter? Ben jij dat ook?”

Zijn vader schudt zijn hoofd: “Nee, door mijn wisselgeld kijken ze wel uit. Ik weet het een en ander. Ze gedogen me. Maar door jouw stommiteit moet ik nu iets verzinnen.”

“Maar…”

“Het is heel simpel, Achim. Jij krijgt toestemming om naar het Westen te verhuizen, dat heet ongehinderd over de muur te klimmen op een nader aangegeven plek. Hannelore zal dolgelukkig zijn als je voor haar deur staat. Je zoekt daar een baan, gaat desnoods terug naar je oude werkgever. En dan hou je je ogen open. Zoekt contact met iedere Fluchthelfer die je kunt vinden. En meldt discreet hun plannen zodat onze Volksgenossen binnen blijven en niet in de verleiding komen ons mooie land te ontvluchten.”

“Vati, nee!” Joachim recht zijn rug, “dat kan ik niet doen! Hannelore spuugt me uit als ze hoort dat ik een verrader ben en daarmee verantwoordelijk ben voor iemand anders zijn dood.”

Met een grauw trekt de vader hem weer aan zijn kraag naar zich toe: “Jij-gaat-daarover-nadenken! Laat dat goed in je domme kop doordringen. Als we in het vizier van de Stasi komen, kunnen we het schudden. Ik ken die jongens. Nu kwam je nog goed weg, maar de majoor wacht nu op een kans om ons te naaien. Als hij van me af kan komen, blijft zijn geheim veilig.

Wil je dat Mutti in de gevangenis komt? En Lotte in een opvoedingsstrafkamp in het Oosten? Weet je wel wat bewakers daar met kleine pubermeisjes doen? Beloof me dat je erover nadenkt. Hij wilde het eerst binnen twee dagen weten, maar ik heb net zo lang gebakkeleid dat hij me een week de tijd gegeven heeft voor een antwoord. De tijd dringt dus, voor de kerst moet het rond zijn.”

Joachim duwt hem van zich af: “Vati, nee! Ik kan dat voor mezelf en Hannelore niet verantwoorden. Ik ga nog liever de gevangenis in dan dat ik dat doe. Ik wil niemand verraden.”

“Ik eis van je dat je erover nadenkt!” Vati’s stem klinkt minder vast, “denk ook eens aan ons.” Zijn blik wordt smekend. “Je kunt vrij naar het westen, tegen slechts een kleine tegenprestatie. Denk erover na! Het ligt nu bij jou. Een week de tijd, dan moet ik het antwoord hebben.”

Joachim haalt zijn schouders op.

“Verdammt noch mal,” gromt zijn vader, “heb ik dan toch voor niks alles moeten meemaken in dat Russenkamp? Heb je geen greintje dankbaarheid voor wat ik voor je gedaan heb?”

“Vati, dit soort verraad zie ik niet als dankbaarheid. Nergens voor.”

Vader opent het nachtkastje en zet een fles Schnapps aan de mond: “En nu eruit! Een week, denk er aan binnen een week!”

Joachim haast zich naar buiten. Voor de kerst, voor de kerst moet het rond zijn.

***

“Voorzichtig, au, dat doet zeer!”

Moeder dept de schram vlak boven Joachim’s wenkbrauwen en op zijn wangen. Het jodium prikt in de wond. Er zit bloed aan zijn lip, hij kan zich niet meer herinneren wanneer dat gebeurd is.

“Ik was doodsbang toen Meyer het kwam vertellen. Ik heb Vati nog nooit zo snel zien reageren. Hij was weg voor ik het in de gaten had. Later toen hij terugkwam heeft hij me niets gezegd, behalve dan dat het geregeld was. Hij zou met jou praten. Wat heeft hij gezegd?”

“Waarom vertelt hij jou niks? Hebben jullie soms geheimen voor elkaar?”

“Nee, dat niet, ik ken zijn ergste nachtmerries. Maar hij vindt het beter dat ik zijn vrienden niet ken. Ik kan dat wel raden, heeft met de Stasi te maken. En dan is het ook beter dat ik het niet weet.”

“Vertrouw je hem?”

Moeder knikt: “Soms valt het me moeilijk, maar zo snel als hij reageerde toen Meyer kwam vertellen dat je bij de grens opgepakt was, dan zie ik zijn felheid weer, de passie die hem in het Russenkamp in leven heeft gehouden, om bij ons terug te komen. Ook al heeft hij…”

“Wat heeft hij, Mutti?”

“Nee, dat kan ik je niet in details vertellen. Hij heeft dingen gedaan waarover hij zich schaamt. De spoken daarvan komen in zijn dromen terug. Maar hij deed het voor ons… Soms moet je concessies doen.”

“Dat doet hij nog steeds, ik schaam me net zo goed. En Vati vindt dat ik Spitzl moet worden om de aandacht van de Stasi van ons af te leiden… Bedoel je zo’n soort concessie?”

Moeder slaat de hand voor de mond: “Dat kan hij niet van je eisen!”

“Over een week moet hij het weten. Dan komen ze erop terug… die “vriend” van hem bij de Stasi.”

“Dan kun je maar een enkel ding doen, jongen…”

“Bijtekenen?”

“Ben je gek. Ik heb het je al eerder gezegd. Je moet vluchten. Bedenk iets dat beter werkt dan deze keer. En snel.”

“Maar jullie dan?”

“Wij redden ons wel. Vertel ons er niks over. Wat niet weet, wat niet deert!”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

error: Inhoud is beschermd!
Scroll naar boven