Du bist nicht Allein (6)

Logos van het album Elements door Ludovico Einaudi

Ga ervoor

Behoedzaam sluipt Joachim de trap van hun flat op. Niemand te zien, mooi. Iedereen houdt iedereen in de gaten. Ze roddelen hier al snel en hij heeft geen behoefte aan vragen en opmerkingen over zijn allereerste nachtje van huis.

Er wrijft iets tegen zijn benen. Hij schrikt. De kat van Meyer. Het beestje spint als hij haar aait en streelt zijn vingers met haar kopjes. Zacht doch dringend, een uitnodiging tot contact.

Net zoals Hannelore…

Euforie verlicht zijn humeur. Resoluut pakt hij de laatste treden en steekt de sleutel in het slot. Zijn moeder staat in de gang. Een bezorgd schuchtere glimlach, ze wrijft een blauwe plek op haar arm.

“Hoe heet ze? Ik merkte al iets aan je…” Ze schrikt van haar opmerking en loopt haastig de keuken. De waterketel rammelt.

Joachim volgt haar en gaat aan de keukentafel zitten. Een kop thee maakt hem spraakzaam. Hij schetst Hannelore met grote streken in liefdevolle pasteltinten.

Ze glimlacht weemoedig: “Je wordt groot, Achim…”

Hij werpt een blik op haar arm. De blauwe plek is vers: “Vati?”

“Hij liep als een roofdier door het huis. Onrustig, gevaarlijk. De hele tijd gemopper over Westmarken. Ach dat is maar schijn, hij maakte zich zorgen over je. Hij heeft de halve nacht bij de deur gestaan, ik stond doodsangsten uit, hij was in staat je hersens in te slaan. Je bent op een goed moment thuisgekomen, hij is net naar de markt. Komt hij weer met Westschnapps thuis.”

“En die zorgen heeft hij er bij jou weer ingeramd?”

Een diepe zucht: “Achim, toe, we hebben het daarover gehad. Je weet…”

Haar ogen schitteren fel: “Maar wat jij ook doet, praat alsjeblieft met Hannelore met je mond en niet met je vuisten, want heel soms… ik weet dat Vati’s manier van “praten” niks oplost. Doe niet zoals hij, jij kunt dat anders. Ach, weet je, toen we elkaar pas kenden, hij was een heer, en haast te gevoelig voor een man, een echte dichter. Ik voelde me zo bijzonder. Hij had schrijver moeten zijn, geen soldaat. Die rot-oorlog… scheiss-Hitler, smerige Ivans…”

Joachim legt zijn hand op de hare. “Doe ik, Mutti.”

“Waar woont ze?”

“Sebastianstrasse.”

“Het westen…” Ze hijgt: “Je bent zo verliefd, ga je nu naar Marienfelde?”

“Nee Mutti, ik laat jullie niet in de steek. Ik werk alleen maar in West-Berlijn, ik ben hier thuis. Hannelore werkt zaterdags bij EAW in Treptow, ze kan ook hier komen.”

Zijn moeder zucht: “Op de radio hoor ik andere dingen. Der Alter Spitzbart kankert de hele tijd op asociale volksgenoten die in het Westen werken en Westler die in onze fabrieken de kunst komen afkijken en onze geheimen stelen, en dat er maatregelen nodig zijn om onze democratische republiek sterk en bloeiend te houden. Ik ben er niet gerust op.”

“Er is nog niks aan de hand, Mutti, ik kan gewoon de grens nog over met mijn Arbeitsgehehmigung. Alleen dat gedoe met geld inwisselen, de koers is slecht, maar het is beter dan niks.”

“Ik hoop het,” ze loopt naar het fornuis en zet weer water op.

“Hoe was het met Vati, vroeger, Mutti?”

Een blik van weemoed verzacht haar rimpels: “Het was oorlog, Achim, je kende de toekomst niet. Dus als je verliefd was, dan ging je voorbij alle conventies die tijd kostten, verkeringstijd, huwelijk, je wist niet of je daar de gelegenheid voor kreeg. Je lief kon zomaar vallen aan het front, je kon zelf zomaar uit elkaar gereten worden bij een bombardement of opgepakt door de Gestapo. We leefden toen in de tegenwoordige tijd, een wonder in die periode van onzekerheid. De momenten samen waren alles wat betekenis had. Dan was de toekomst ver weg, je pakte alles wat je pakken kon. Ik was tot alles bereid om die ogenblikken vast te houden, en Vati ook, hij wilde zelfs zijn vaderland daarvoor verraden.”

“Verraden?”

“Toen dachten de mensen daar nog zo over. Niemand wist wat er echt gebeurde. Zodra de bommenwerpers kwamen, veranderde dat… maar dat was voor Vati te laat, toen zat hij al in het Russenkamp.”

“Waarom heb je hem de vlucht uit het hoofd gepraat?”

“Ik was bang. De Gestapo… net zo erg als de Stasi, ze pakten iedereen. Ze hadden dan mijn oude grootmoeder nog uit wraak in het Kazett laten creperen ook al bracht ze de Hitlergroet als de beste. Ik voelde me zo schuldig na de oorlog, we hadden de kans moeten grijpen. Vati heeft zijn plicht gedaan, hij heeft daarvoor heel zwaar betaald en ook daarom blijf ik nu bij hem, ook al is het vaak moeilijk.”

“Dat kun je wel stellen. Alleen Lotte komt nog echt tegen hem in opstand…”

Moeder negeert de opmerking: “Een ding, Achim, als je echt van Hannelore houdt, moet je vluchten. Ik moet dat eigenlijk niet zeggen, Vati zou het me voor eeuwig verwijten, maar het is de enige manier. Als je naar Marienfelde wilt gaan, doe het zolang het nog kan. Mijn zegen heb je.”

“Dan pakken ze jullie…”

“Ik zou daar nog mee kunnen leven, als jij maar gelukkig wordt. Dat je dezelfde liefde vindt, die ik een paar maanden heb ervaren. Doe het gewoon en vertel ons niks. Wat we niet weten, kunnen we ook niet melden.”

Joachim staat op: “Ik moet daarover nadenken, Mutti, ik kan jullie toch niet zomaar in de steek laten? Wat moet dat dan met Vati als hij zijn Westmarken niet meer krijgt? Dan zet hij de boel hier nog meer op stelten.”

“Hij zal het begrijpen. Hij heeft het Russenkamp overleefd om bij zijn geliefde terug te komen.”

“Ik kan het niet.”

Moeder knuffelt hem: “Ik denk dat het je enige kans is. Ik zie aan je dat het serieus is met haar. Wacht niet te lang. Ik word bang als ik het zoveelste partijcommuniqué voor de eenheid van de republiek op de radio hoor. Ze sluiten ons op. Dat weet ik zeker.”

“Ik zal erover denken, Mutti.”

In tweestrijd loopt hij naar zijn kamer. Hij moet nog wat slaap inhalen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven