Two Old Friends van het album Lord of the Ages van Magna Carta
Weerzien
Klingelend geluid? Oh, de bel. Op dit uur? Ik heb toch geen pakje besteld?
Patrick staat op. Wat loopt hij licht. Wat lijkt die vloer ver weg. Als hij maar niet van die wolk valt. Hij huppelt een beetje in de gang en haalt de deur van de knip. Hij hoort zichzelf lachen, maar begrijpt de mop niet. Zijn voeten worden koud van de grondmist die door de deuropening naar binnen drijft.
Dat wordt een mooie dag.
Niemand te zien. Hij kijkt beide kanten de straat in. Geen spoor van een belletjestrekker, de enige die hier op dit uur langskomt is de krantenbezorger van De Volkskrant. Hij haalt zijn schouders op en loopt naar binnen. Een blik op de bank. Zijn mond valt open.
“Brigid! Wat doe je hier? Hoe ben je binnengekomen?”
Een herinnering:Zij. Rijzig. Sprekende donkere ogen. Ze stralen al een lach voordat haar mondhoeken hem bevestigen. Een plukje haar kiest parmantig een andere richting, een paar grote oorbellen cirkelen zilver met die beweging mee.
De realiteit: Inderdaad, een vrouw die hij qua postuur recht in de ogen kan kijken. Haar donkere ogen spreken een dodelijke vermoeidheid waar een lach nauwelijks doorheen kan dringen. Wallen werpen schaduw, waardoor haar blik nog triester wordt. De oorbellen zijn er niet meer, nu vormen een paar duidelijk grijze lokken het enige zilver in nog steeds weerbarstig haar, het lijkt zich te vertakken als woekerende wortels van ouderdom.
Zilver: Het doet hem denken aan de Sarah in de tuin van de buren, maar dan zonder glimlach. Dat was een leuke buurtactie vorige week: Ze hadden hun best gedaan om haar zo exact mogelijk te laten lijken. “Jullie zijn flatteus,” had de buurvrouw gelachen, “als ik mijn haar niet meer verf, ben ik helemaal grijs.” Het was een mooi feest geweest, veel leuker dan een Dancefestival.
Een terugblik: Een jaar kennismaken, verrast zijn en vrienden worden. Wederzijds verhalen lezen en becommentariëren. Verwondering, maar ook wel misverstand, soms knap hardnekkig. Wederzijds dat een beetje uit balans raakte, iets waarbij hij worstelde tussen begrip en ergernis, want de uitwisseling gaf hem energie voor nieuwe verhalen en die bleef gaandeweg achterwege. Opeens was dat helemaal afgelopen. Alleen die droom die hem iedere nacht eraan herinnerde wat er niet meer was…
Hij schudt zijn hoofd. Waar is zijn aandacht gebleven? Hij staart Brigid aan.
Ze bloost ongemakkelijk: “Ik was in de buurt, dus ik dacht, ik bel even aan.”
“Ik snap het niet, ik hoorde de bel, maar zag niemand buiten.”
“Ah, dan beweeg ik wat sneller dan jij, denk ik.”
Patrick haalt zijn schouders op: “Ik ben niet helemaal fit, geloof ik, beetje duizelig, slechte nacht gehad. Wil je iets drinken?”
Ze knikt: “Heb je thee?”
Patrick haast zich naar de keuken en zet water op. Er moet nog een busje op de bovenste plank liggen. Zal meer dan vijf jaar oud zijn. Het thee-ei zakt in de theepot, een aangename geur stijgt op. Hij doet onhandig met de kopjes. Komt het van die pillen?
Brigids blik glijdt naar het zakje en het glas op tafel. Haar mondhoeken krullen een beetje op.
“Ga je op avontuur?”
Met enige moeite schenkt Patrick haar thee in en ploft neer op de bank. “Ik ben meer nieuwsgierig naar dat van jou. Vijf jaar radiostilte zonder een enkel woord en dan duik je opeens in deze kamer op?”
Brigids gezicht betrekt.
“Nee, wees niet bang,” reageert hij met een blik op het zakje, “zelfs als ik zou willen, kan ik op dit moment geen slecht humeur krijgen. Ik ben eh,” hij aarzelend, “eigenlijk wel blij je te zien. Ik dacht dat je …”
“Ik wilde je vragen of je zin had om mee te gaan.”
“Waar wil jij zo vroeg naartoe?”
“Een kermis. Het is even rijden, maar best een leuk ritje.”
“Ik ben op het moment niet bij machte een voertuig te besturen. Te happy om op het verkeer te letten. Ik zit midden in een trip.”
“Geeft niet, ik heb de auto bij me.”
Patrick trekt zijn wenkbrauwen op. Wat gek, hij had helemaal geen auto gehoord. Normaal hoor je alles in deze stille straat, zelfs een muis op een racefiets maakt hier nog lawaai.
Hij haalt een hand door zijn haar: “Ik weet niet of het nog zin heeft. Waar heb je in hemelsnaam gezeten de afgelopen vijf jaar? Waarom hoorde ik niks meer van je?”
“Ik zat in een carrousel.”
“Leuk. Waarom zou ik dan nog met jou meegaan naar een draaimolenpark?”
“Voor een verhaal.”
Hij werpt een blik op de zes mappen concepten: “Voor nog meer eenzame opsluiting in steeds herhaalde kritische opmerkingen?”
“Nee. Potverdorie, je snapt me niet.”
“Hoe moet ik dat begrijpen? Vijf jaar stilte, verdomd. Bij je laatste mail stonden hier drie mappen, nu zes. Volgeschreven met leegte en onzekerheid. Omdat mijn muze met de Noorderzon vertrok en haar voorkeur gaf aan een ander clubje.”
“Geef je mij nou de schuld?”
Patrick doet alsof hij zichzelf een oorvijg geeft: “Nee, sorry, zo bedoel ik dat niet. Dit gebeurt als goed contact verwatert, dan krijgt verbittering een kans. Ik miste jouw aanwezigheid, ons contact bij het schrijven. Je leidde me af van alle toestanden. Een gelukkige verdoving, ik kon me daardoor beter uiten en er iets mee doen. Ik voelde me verloren toen ik niks meer van je hoorde, een heel inspirerend onderwerp om over te schrijven trouwens, tot ik er compleet in bleef hangen. Drie mappen vol Unvollendeten. En een leven dat ik nog steeds zelf op de rit moest zetten.”
“Is dat gelukt?”
“Zo’n beetje. Ik moet het onbegonnen werk nog afmaken, nee zelfs aan beginnen. Zoeken waar de pijn echt vandaan komt. Evie heeft het heel lang daarmee uitgehouden. Zo langzamerhand ben ik haar daar dankbaar voor.”
Brigid maakt een wanhopig gebaar: “Met jouw pijn kan ik echt niks. Die is van jou. Vroeger maakte ik me er nog zorgen over, maar dat veranderde toch niks. Ik zit op mijn manier precies zo vast, snap dat dan. Ik ben net weer een beetje terug van weggeweest. Ik wist vijf jaar geleden niet eens meer wie ik ben. Ik heb geen boswandelingetjes gemaakt sindsdien. Toe, het is weekend, alle tijd. We moeten weer eens een begin maken.”
“Waarmee? Ik weet niet of ik daar nog zin in heb.”
“Nou ja, eh, we waren toch vr…”
“Wat is je gebeurd dan?”
“Eerst naar de kermis.”
Patrick zucht: “Okee, ik moet me eerst even behoorlijk opknappen en een dikke trui aantrekken, het is fris. Hier, nog een kopje thee.”
Brigid knikt, nipt bedachtzaam aan het hete vocht en kijkt in de verte.
Patrick stommelt naar boven. Die domme pillen, zijn lijf en een hoekje van zijn geest zijn blij, een ander deel is woedend. Waarom doet hij dit? Moet hij haar vergeven dat ze totaal niet reageerde op zijn blootgeven van toen? De eerste keer dat hij dat weer durfde? Zomaar meegaan? Zijn ego roept nee, zijn ziel knikt stilletjes ja: Je moet erachter komen wat je droom betekent, anders blijft het je achtervolgen.
De waterstraal van de douche lijkt een beetje op de hoosbui die hij bij een Dancefestival over zich heen kreeg. Bliksemflitsen tussen de laserstralen, hij hoort zichzelf nog giechelen van het gespetter van het water op zijn hoofd. Die pillen doen echt raar, normaal had hij zich voor geen goud in zo’n plensbui gewaagd. Iedereen om hem heen was even gek, allemaal in die roes, niemand was bang voor het onweer terwijl het toch vlakbij insloeg. Bepaald geen liedje van Zachtjes tikt de Regen tegen het Zolderraam. Onwillekeurig bewegen zijn heupen mee op het stampende ritme uit zijn herinnering.
Hij tikt tegen het zeepbakje, de fles shampoo klettert gevoelig op zijn kleine teen. Zijn lijf weigert de schaduwkant van de pijn te zien, maar zeer doet het wel. Zijn woede zakt een beetje. Wat zou er met haar aan de hand zijn? Waarom is ze hier? Wat is haar gebeurd?
Hij plukt een schipperstrui uit de kast en haalt een kam door zijn haar. De spiegel toont hem Kapitein Haddock. Hij grijnst hem toe. Sjako had hem eerder moeten waarschuwen. Veel te sterk spul. Hoe lang zou hij het volhouden voor hij omvalt? Ach wat, euforie maskeert bezwaar. Hij stommelt naar beneden en stoot onhandig de deur open.
Brigid zit stijf rechtop, de theekop ligt op de vloer leeg te bloeden: “Jezus, je laat me lam schrikken.”
“Oef, sorry, laat maar liggen, ik maak het straks wel schoon. Waar staat je auto?”
Brigid gaat hem voor. De auto staat vlak voor zijn deur. Patrick kijkt snel om en krabt zich achter een oor.
Waarom heb ik die niet gezien?