Pieces Froides 1 van Eric Satie, gespeeld door de gebroeders Hackett op fluit en gitaar
Kermis
Brigid rijdt de stad uit en manoeuvreert de snelweg op. De snelheidsmeter schiet richting de 160. Zijn hand schuift naar de clip van de veiligheidsgordel. Vast. Hij zou het nu niet durven vergeten. Haar inhaalmanoeuvres zijn schielijk, zijn riem trekt strak op de bewegingen van de auto.
Is dit een ontvoering?
Hij kijkt opzij naar haar profiel. Haar mond is strak, haar gezicht een gegroefd masker.
“Goh, eh, zijn we allebei vijf jaar ouder, mijn kapper had het al over grijze haren…” hij haalt adem om woorden te vinden, “jij hebt ze warempel ook.”
“Daarin verschillen we van mening. Ik voel dat niet zo.”
Patrick kijkt van arren moede maar naar de weg. Dit is haar vaste stramien om een discussie dood te slaan, herinnert hij zich een paar van haar recensies. Waarom reageert ze op deze manier? Ze jaagt als een gek, dat is hij niet gewend van die paar keer dat ze samen hebben gereden.
Hij mist het geluid van de radio, van een liedje dat bij allebei een snaar kan raken en een samenklank oproept. Het display van de autoradio geeft alleen de tijd aan, een helder puntje knippert zenuwachtig de seconden. Hij tast naar de inschakelknop, maar trekt zijn hand terug. Er is al wanklank genoeg, en het is zijn auto niet. Hij begint spijt te krijgen van deze trip naar de kermis. Over trip gesproken. Ziet hij het allemaal wel scherp?
Het razen in stilte prikkelt hem: “Wat heb je de afgelopen vijf jaar gedaan?”
“Mag ik daar eens een keer niet over praten? Ik heb dat verhaal al twintig keer verteld. In kantoren van leidinggevenden, op de bank bij de zielenknijper, in de praatgroep van verloren zielen, aan mensen die het geen snars kon schelen en me een watje noemden, aan een paar die dat wel aanging, maar er niks aan konden veranderen, aan iemand waarbij mijn verhaal hem afleidde van het zijne en hij mij vervolgens daarvan probeerde te overtuigen. Zo vaak dat ik er zelf in bleef geloven.”
“Je hebt het niet aan mij verteld.”
Brigid schudt haar hoofd: “Nee, niet aan jou. Mag ik een keer? Je zit me zo verdomd op de huid. Ik ben je liefje niet.”
“Nee inderdaad, verre van dat. Dat werd in die vijf jaar ook niet beter. Het had me wel geholpen als ik wat meer had geweten.”
“Dat is jouw probleem. Mij niet. Ik zat er zelf al mee.”
“Shit zeg, als het zo gaat, dan stap ik wel uit. Ik loop ik liever dat hele end weer naar huis dan jouw slechte humeur over me heen te krijgen. Je verpest mijn trip. Jij had mij gevraagd om mee te gaan, weet je nog? Doe dan niet zo verdomd narrig.”
Een lange stilte. “Sorry. Ik ben mezelf niet. Lange nacht en rottigheid.”
“Je bent altijd jezelf. De ene keer camoufleer je dat beter dan de andere keer. Zoals nu.”
“Gaan we wijsgerig doen?”
De snelweg snijdt door een bos. Brigid slingert een afslag op en neemt pas heel laat gas terug. Patrick kan de naam op het bord net niet lezen: “Waar gaan we naartoe?”
“Naar de kermis. Dat zei ik je toch?”
“Midden in een bos?”
“We zijn er zo.”
De smalle weg slingert door het woud, bomen slaan vlak op het asfalt. Patrick heeft het gevoel dat de stammen vlak langs zijn raam flitsen. Pfoei, wat zit ze dicht op de kant. Tot overmaat van ramp begint het te plenzen. De belijning van de weg verdwijnt onder water, de ruitenwissers hebben moeite met het hemelwater. Patrick voelt de tenen in zijn schoenen krommen als ze weer zo dicht langs de kant rijden. Water spat op en beneemt ze even het uitzicht. De auto slingert.
“Sinds wanneer heb jij hobby aan rally rijden?” Zijn stem klinkt benepen.
Brigid neemt een beetje gas terug. Een opzichtig bord licht op in het schijnsel van de koplampen: “We zijn er.”
Een lege parkeerplaats onder de bomen. Straaltjes regenwater spetteren op het grind, het is donker als de nacht. Patrick grist zijn jas van de achterbank en doet de deur open: “Waar moeten we naartoe?”
Het geluid van de achterklep schrikt hem op. Brigid haalt een grote draadkniptang tevoorschijn: ”Ons toegangskaartje.”
“Wat is dit?” hij loopt achter haar aan, “moeten we hier inbreken? Wat is dit voor kermis?”
Het hangslot aan de poort biedt weinig weerstand tegen Brigid’s vinnige bewegingen, met een scherpe tik knapt het open. Ze smijt de tang terug in de achterbak en opent het traliehek: “Kom mee, je zult het wel zien!”
Patrick kijkt schichtig om zich heen. Regenwater druipt uit zijn haar zo achter zijn kraag. Hij rilt van de baan van de druppels over zijn rug. Brigid stapt stevig door en hij moet moeite doen om haar bij te houden.
“Van wie is deze tent?”
“Van mijn grootvader, het was zijn grote droom.”
“Een kermis in het bos?”
“Ja, ik ging als kind weleens mee. Dan mocht ik overal in,” ze hapert, “hij is er niet meer. Vannacht, ik was er zelf bij.”
Ze staat stil en kijkt hem aan. Patrick ziet niet alleen regenwater op haar gezicht. Dan draait ze zich om en beent verder voor hij haar vast kan pakken.
“Het spijt me voor je, gecondoleerd. Ik herinner me nog hoe je over hem schreef.”
Brigid knikt: “Ik ook. Hij zei dat ik absoluut naar de kermis moest. Net zoals toen ik klein was. Zo snel mogelijk. Hij zou alles wel aanzetten als ik er eenmaal was.”
“Hier?” Patrick kijkt om zich heen, een lange laan met overwoekerde hekken, “hoe kan een dode…”
Brigid draait zich om: “Hou je shitlogica voor je. Ik weet het ook niet. Ik was bang om te gaan, maar ik had het hem beloofd. Daarom heb ik jou…”
“Toch nog maar even nodig voor een keertje?”
Ze stuift op: “Fuck nog toe, wat blijf jij in je frustratie hangen, zeg. Je bezorgt me nog een gevoel dat vriendschap met jou echt een pakketje schroot is dat in vijf jaar helemaal is weggeroest. Inderdaad, ik dacht hierbij aan jou. En dat is niet voor niks.”
Hij zucht. Wat is dit toch? Werken die pillen nou nog steeds? “Is wel goed,” bromt hij, “echt waar. Ik ben alleen maar boos op mezelf,” hij aarzelt, “nou ja, voor het grootste deel dan, en ook over afgelopen vijf jaar. Ik zat echt steeds te…”
Het laantje verbreedt zich tot een groot plein met uitzicht op de hemel. De maan verstopt zich van tijd tot tijd achter jagende wolken, maar het licht toont de contouren van oeroud vermaak.
Brigid kijkt om zich heen en klaart helemaal op. Ze maakt een paar verrassend soepele danspasjes: “Niet te geloven, het is er allemaal nog,” lacht ze, “net zoals vroeger! Kom, we gaan!”
Patrick kan haar nauwelijks bijhouden.