Rondo Allegro uit de sonata Pathetique van Beethoven, gespeeld door Wilhelm Kempff
Als een Ander dan Jezelf
“Georges Vandegraat, aangenaam.”
Sjors voelt de nagels van de ander in de handdruk: “Sjors Vandegraat, leuk u te ontmoeten.”
“Dezelfde naam? Dat is niet de enige gelijkenis tussen ons zo te zien. Wat een toeval. Wat brengt u hier?”
“Ik ben de buurman van hiernaast. Ik zag de deur openstaan, dus ik dacht…”
“Och, u heeft toch geen last van mij?”
“Niet dat ik weet, waarmee?”
“Ik oefen een paar transcendente etudes voor gitaar. Heftig repertoire, beetje fortissimo misschien. Ik heb mijn oefenruimte wel geïsoleerd, maar met dat warme weer van de laatste tijd… ik moest die deur wel openzetten.”
Sjors haalt de elpee uit zijn tas: “Ik ben eigenlijk benieuwd naar wie deze plaat heeft opgenomen.”
Georges zet grote ogen op: “Wel heb ik ooit! Is die plaat toch uitgekomen? Ik dacht… de ouwe van de studio was opeens dood en toen… einde verhaal…”
Hij legt zijn hand op Sjors’ schouder, hij trilt een beetje: “Mag ik je uitnodigen voor een kop thee? Ik eh… ben verbaasd, en een ook, ja, beetje van de kaart misschien. Ik… Ik zou graag van u horen hoe u aan de plaat gekomen bent, die opnames waren voor mij…”
Sjors knikt: “Graag, ik kan wel een opkikkertje gebruiken.”
“Oh, een borrel kun je ook krijgen. Kom alsjeblieft mee.”
Onder het lopen neemt Sjors nauwkeurig het interieur op. Dezelfde indeling, dezelfde details, alleen veel completer ingericht dan bij hem thuis. De stereo is exact dezelfde, maar de platenkasten staan zoals hij die had willen neerzetten, tot de nok toe vol. Graslelies brengen overal groen in huis. In de hoek van de kamer staat een gitaar op een standaard, een lessenaar met muziek ernaast. De deur van het rommelhokje staat open. Nog een gitaar… Op de vloer liggen kabels, een mengpaneel is gedeeltelijk zichtbaar.
Op het dressoir staat een foto van een vrouw. Sjors verstijft bij de aanblik. Veel jonger, zoals ze was toen hij voor het eerst…
Carola!
Georges komt binnen met een fles en twee glazen. “Mijn muze,” klinkt zijn stem met een mengsel van verlangen en pijn, “ik was dodelijk verliefd, maar het is nooit iets geworden. Ik had geen woorden, ik durfde niets te zeggen, alleen te dromen. Slechts mijn inspiratie bleef. Zou ik uw plaat mogen draaien?”
Sjors knikt, gaat zitten en neemt een teug van de borrel. Georges start de plaat en volgt zijn voorbeeld.
Gitaarklanken overspoelen de beiden. Heerlijk van toon, liefdevol gefraseerd, met zowel passie als tederheid. Sjors ziet het muzikaal fotoboek weer voor zich. Een bekende melodie streelt intens teder zijn oor. Het klinkt zo eigen… Hij ziet een schittering op Georges wang die langzaam tussen de haren van zijn baard verdwijnt.
Digli ch’io son fedele. Het snarenspel zingt: Vertel hem dat ik trouw zal zijn…
Het is het laatste nummer. De naald verheft zich zachtjes van de plaat, alleen hun ademhaling is nog hoorbaar.
“Ik was dolverliefd en totaal van de wereld,” het stemgeluid van Georges is hees, “ieder stuk dat ik op deze plaat speelde was opgedragen aan haar. Ik heb er jaren aan gewerkt, alles wat ik droomde te spelen toen zij mijn muze was, heb ik ingespeeld.
Het werd niets, ik zou mijn leven verwoesten als ik desondanks haar trouw bleef. Er stond me niets anders meer open dan trouw aan mezelf te zijn en te doen wat mijn hart werkelijk wilde…”
“Hoe heette die vrouw?” Sjors vroeg zich af waarom hij eigenlijk die vraag stelde.
“Carola.”
“Leeft ze nog?”
“Dat weet ik niet, we verloren elkaar uit het oog en ik stopte al mijn liefde in het kunnen opnemen van Alles wat ik ooit te spelen droomde. Alleen voor haar.”
Sjors blijft het moeilijk vinden om tegen zijn spiegelbeeld te praten. Het is alsof hij spreekt met een ander dan hemzelf, ook al is de gelijkenis sprekend. Hij neemt nog een teug, misschien dat het helpt. De drank brandt in zijn keel.
Wat is dit voor iets raars? Hij zit in een huiskamer van een adres dat hij nog nooit heeft gezien terwijl hij nota bene de buurman is, tegenover een man die hemzelf had kunnen zijn, maar dan met een andere levensbestemming. Zat hij nu gevangen in een slechte Science Fiction film?
“Heb jij ooit zo van een vrouw gehouden?”
Sjors knikt.
“En?”
“We zijn niet meer bij elkaar.”
“Ik snap hier niks van. Wanneer ben jij geboren?”
“1957, 26 Maart.”
“Ik ook, ziekenhuis Vlissingen. Mijn ouders woonden in Cadzand.”
“Klopt, ik ben de oudste. Er kwamen nog drie zussen en twee broers, best druk voor zo’n klein huis.”
“Ja, een eigen kamer was Utopia. Kleuterschool en lagere school in het dorp.”
“Dat weet ik nog, prachtig die excursies naar het Zwin van Meester Pier en de verhalen die hij vertelde. De middelbare school, dat was nog eens wat.”
“Op de fiets naar Breskens, iedere dag met de boot naar Vlissingen. Weer en wind.”
“Tot we naar Amsterdam verhuisden. Wat een verschil was het daar.”
“Het Vossius Gym was een belevenis. Ik vond Natuurkunde machtig interessant.”
“Ja, heel inspirerend, toen begon ik te knutselen. Radiootjes, geheime zenders. Onderdelen bij Aurora Kontakt in de Vijzelstraat. Op de Bilderdijkstraat zat ook een goeie,” hij lacht, “soms kwam er wel ergens rook uit.”
“Tot de gitaar erbij kwam. Afdankertje van een vriendje van mijn zus. Bleef er in ieder geval nog iets goeds van over.”
“Mijn zus werd niet gelukkig van dat vriendje. Die verloving was een farce, hij verzoop alles wat ze verdiende.”
“Maar goed dat ze hem aan de dijk zette. Beter blo Jan dan do Jan.”
“Na een jaartje extra op het Gym slaagde ik. Ik schreef me in bij Natuurkunde.”
“En toen mocht ik op kamers. Beethovenstraat 42.”
Sjors kijkt in de verte: “Wat een vrijheid was dat. Lekker op jezelf, samen koken met de huisgenoten, knutselen tot diep in de nacht…”
“En gitaarspelen, een wereld ging voor me open. Een echte Renaissance…”
“Ze noemden me de Ingenieur uit Ja Zuster/Nee Zuster”
Georges lacht: “Het ging ook weleens op dezelfde manier mis. Weet je nog? Dan kwam de Boze Buurman altijd klagen.”
Een diepe stilte valt. Ze kijken elkaar aan: “Alles past naadloos in elkaar…. Totdat… Wat is er toch gebeurd, dat we uit elkaar zijn gedreven? Ik herinner me… ”
***
Een flits, complete duisternis. Sjors voelt zijn spieren spastisch samentrekken, zijn hart slaat als een razende. Het is alsof alle vezels van zijn lichaam tintelen van een duivelse prikkeling die hem ongecontroleerd laat bewegen. Voor zijn ogen weerlicht het in alle kleuren.
Shit, de stroom!
Alles wordt donker…
Wat voelt hij toch? Ritmisch drukken op zijn borst. Dan warmte op zijn lippen die hem adem brengt. Zijn ogen trillen open. Hij kijkt recht in de ogen van een meisje.
“Wat mooi,” prevelt hij.
Ze komt overeind: “Godsjezus, ik dacht dat je dood was. Ben ik even blij dat ik net hartmassage had geleerd op de Faculteit.”
Zijn beeld wordt weer scherp: “Carola!”
Zijn huisgenote wijst op de deur van zijn rommelhok. Een penetrante walm kringelt door de kamer. “Moet je zien. Die domme experimenten van jou. Je lag aan de stroom, Godskolere!”
Sjors komt moeizaam overeind: “Ow, mijn hoofd doet zeer.”
“Ik ga met je mee naar de dokter.”
Carola helpt Sjors op de been. Hij is nog duizelig. Ze kijkt hem recht aan: “Meende je dat, Sjors?”
“Wat?”
“Van dat mooi?”
“Met heel mijn hart…”
***
Een flits, complete duisternis. Georges voelt zijn spieren spastisch samentrekken, zijn hart slaat als een razende. Het is alsof alle vezels van zijn lichaam tintelen van een duivelse prikkeling die hem ongecontroleerd laat bewegen. Voor zijn ogen weerlicht het in alle kleuren.
Shit, de stroom!
Alles wordt donker…
Wat voelt hij toch? Ritmisch drukken op zijn borst. Soms een paar rake klappen tegen zijn wang. De pijn brengt hem terug. Zijn ogen trillen open. Hij kijkt recht in de ogen van een meisje. Is hij in de hemel? Hij ziet zijn engel.
“Carola?” prevelt hij. Hij wil nog wat zeggen, maar verlegenheid verlamt hem.
“Je bent ook wel een idioot, jij. Je hebt me rot laten schrikken met dat stomme geknutsel van je. Ik had je toch gewaarschuwd? Dit gaat een keer mis met dat domme Willy Wortel gedrag van jou. Moet je zien…”
Zwarte rook met de penetrante lucht van gebakken electronica dwarrelt uit zijn knutselhok.
Georges komt moeizaam overeind: “Carola, ik…”
“Je had puur geluk, makker, dat ik het merkte en net hartmassage had geleerd op de Faculteit. Goed, ik heb het gered, je bent er weer. En nou op naar de dokter of het allemaal echt goed zit. Ik ga met je mee.”
Georges bloost: “Dank je, Carola.”
***
Beiden staren naar de foto op het dressoir. Georges legt zijn hand op zijn voorhoofd: “Ik weet het weer…”
“Dat schakelingetje uit de Elektuur. De halfgeleidergids voor elektronica enthousiastelingen. Ik dacht dat het een geintje was.”
“Ach, ik was gewoon idolaat van het idee door de colleges fysica, relativiteit, tijdruimtekromming, snijvlakken van tijd en ruimtevelden. Er bestond de mogelijkheid van leven op paralleldimensionale vlakken, je zou een alter ego kunnen hebben. Met dat circuitje zou je van de een naar de ander kunnen springen, die theorie in de praktijk kunnen toetsen. Leek me fascinerend.”
“Dimensieverschuiver, noemden ze het. Er zat wel een knap onveilig hoogspanningscircuitje in.”
“En die transistor, dat was wel een heel bijzonder type. En duur ook.”
“Later kon je die nergens meer krijgen. Plotseling uit de handel genomen.”
“Het heeft gewerkt?”
“Ongelooflijk. Dus het bestaat echt. Zijn we dan sindsdien…?”
Beiden staren opnieuw naar de foto.
“Heb je een papiertje voor me?” vraagt Sjors.
Georges haalt een schrijfblok. Sjors schrijft een adres en een telefoonnummer op: “Hier kun je Carola bereiken. Neem de elpee maar mee, dan kan ze horen dat het menens is. Ze smelt voor een goed stukje gitaar.”
Georges bekijkt het: “Ze is het werkelijk? Echt waar?”
Ontroerd loopt hij naar de hoek van de kamer en reikt Sjors de gitaar aan: “Hierop heb ik Alles wat ik te spelen droomde opgenomen. Pak het weer op, de gitaar zal je helpen.”
Sjors neemt de gitaar aan, het is alsof hij een oude vriend aanraakt, hij voelt dat zijn vingers jeuken.
“Wat ga jij nu doen?” vraagt Georges.
“Mezelf trouw zijn en Carola bellen.”
Met een lichte tred loopt hij de trap af en doet de deur open. Een tram knarst voorbij op de Beethovenstraat, een voetganger op het zebrapad maakt zich haastig uit de voeten op het snerpend rinkelen van de tram.
Hij hoort de klik van de deur van 42A. Als hij de sleutel in zijn eigen slot steekt, kijkt hij nog een keer opzij.
De nummerplaat van de deur naast hem vertoont 40.