Het Grote Rode Boek (4)

Der Dichter spricht uit de Kinderszenen van Schumann, gespeeld door Martha Argerich

Het Grote Rode Boek

Ze wijst op het boek: “Staat daarin of kinderen zoet en braaf zijn geweest? En als dat niet zo is, wat staat er dan?”

Een warme glimlach tekent Nicolaas’ gezicht. “Ik ben blij dat je dat vraagt. Veel kinderen zouden dat niet durven, want ze zijn bang dat ik hun vraag als twijfel opvat, dat je het niet zeker weet wat het echt is. En als je gelooft, dan is twijfelen niet toegestaan, zegt men soms. Maar het tegendeel is waar: zonder twijfel stelt geloven niks voor! Maar goed, mag ik bij je komen zitten? Dan kan ik je laten zien wat er in mijn eigen Grote Rode Boek staat.”

Anne knikt aarzelend. Ze voelt zich beklemd tussen hoop en vrees. Wat zou er over haar in staan?

Nicolaas gaat erbij zitten en slaat het Grote Rode Boek open. Anne zucht verbaasd. Er staat niet alleen tekst in het boek, maar ook allemaal tekeningetjes. Met nummers erbij. De tekeningetjes zijn heel verschillend, er zitten vrolijke en verdrietige tussen, sommigen zijn uitbundig in kleuren, anderen vaal in somber grijs.

“Ik begin met iets heel belangrijks” zegt Nicolaas, “en dat is een geheimpje. Ik schrijf zelf niets in jouw Grote Rode Boek. Of in het boek van iemand anders.”

Anne zet grote ogen op: “Waar komen de plaatjes en al die die letters en cijfers dan vandaan?”

“Je schrijft en tekent ze allemaal zelf” antwoordt Nicolaas bedaard, “ik plak ze alleen maar in. Iedereen maakt zijn eigen Grote Rode Boek.”

Anne snapt er niks van. “Hoe kan er dan in staan wat je verkeerd hebt gedaan?”

“Simpel”, zegt Nicolaas met een knipoog, “omdat je leert in je leven wat je goed en kwaad vindt. Van andere mensen, maar ook van wat je zelf voelt.”

Anne begrijpt het nog niet: “Mama of de juffrouw zegt dat ik stout ben als ik niet doe wat zij zeggen. Maar hoe voel ik dan dat ik stout ben als ze niks zeggen?”

“Dat is een heel goede maar ook heel lastige vraag. Laten we zeggen dat je jezelf herinnert wat je niet goed vindt, niet alleen bij jezelf, maar ook van andere mensen. Wat je moeder of juffrouw je vertellen is een ding, wat je zelf meemaakt is een ander ding. Soms stel je jezelf voor hoe je jezelf zou voelen als iets dat een ander overkomt jou zou gebeuren.”

Anne denkt na: “Word je boos als je iets stouts ziet? Ik word boos als de onderbuurjongen het hondje van de buurman probeert te schoppen. Of als de meisjes in de straat het kleine zusje van Timo uitschelden, want ze is niet helemaal goed en ze kan niet alles wat zij wel kunnen.”

Nicolaas knikt: “Zoiets bedoel ik. Je hebt liefde in je hart die je helpt om te zien wat jij goed en stout vindt. Maar wat je niet goed vindt, is lang niet het enige dat in het Grote Rode Boek staat.”

Anne bekijkt de plaatjes en de letters op de bladzijden. Sommige woorden zijn te moeilijk voor haar, maar gelukkig is er altijd een plaatje bij. Ze ziet blije plaatjes, trotse plaatjes, verdrietige plaatjes, boze plaatjes en allerlei andere stemmingen. Alles is verdeeld in hoofdstukken met een nummer.

“De nummers zijn de jaren van je leven” legt Nicolaas uit, “als je nog een kleuter bent, kun je niet lezen, dus dan zie je een heleboel plaatjes. Als je ouder wordt, komen er verhaaltjes bij.”

“Wat staat er dan nog meer in het Grote Rode Boek behalve de stoute dingen?”

“Alles wat jij denkt, waar je blij mee bent, waar je trots op bent, waar je van houdt, waar je het niet helemaal van weet, hoe je naar jezelf kijkt, waar je boos over bent, wat je vindt dat je niet goed hebt gedaan en waar je bang voor bent. Alles dat over jou gaat en hoe je dat zelf ziet. Met soms een extra verhaaltje over hoe je denkt dat anderen jou zien. Maar die zijn vaak verzonnen.”

Anne bestudeert de tekst bij een blij plaatje. Ik ben trots omdat ik een hele bladzij zelf heb gelezen. Ze pakt een droevig plaatje. Er staat geen tekst bij, maar ze begrijpt de betekenis. Het meisje waarmee ik zo leuk kon spelen is verhuisd en nu zie ik haar niet meer zo vaak. Ze bestudeert een onzeker en angstig plaatje. Ik word bang als anderen zeggen dat ik iets fout doe terwijl ik geen idee heb hoe ik het goed moet doen. Een vrolijk plaatje trekt haar aandacht. Ik vind je lief omdat je me helpt als kinderen me plagen!

Anne zet grote ogen op: “Dat is veel meer dan ik dacht. Heeft iedereen dan een eigen Groot Rood Boek?”

“Inderdaad.”

“Waarom schrijft iedereen een Groot Rood Boek voor zichzelf?”

Nicolaas knipoogt haar olijk toe: “Van vragen word je wijs! Maar soms moet je nog wijzer worden voordat je een antwoord snapt. Op dit moment zou ik zeggen dat iedereen dat doet omdat ze nieuwsgierig zijn naar zichzelf. Wat ze goed vinden, wat ze slecht vinden, waar ze bang voor zijn, waar ze blij mee zijn enzovoorts. Wat je slecht vind van jezelf kun je als huiswerk gebruiken om dat beter te maken, waar je bang voor bent kun je misschien beter bekijken zodat je minder angstig wordt. Zo zijn er allerlei dingen die je met jouw Grote Rode Boek zou kunnen doen.”

Anne wordt nieuwsgierig: “Mag ik mijn Grote Rode Boek zien?”

“Dat mag, maar alleen als er niemand bij is. Dus ook ik niet, want het boek is iets van jezelf. Je mag wat daarin staat wel delen met mensen waar je van houdt en die je vertrouwt, maar verder niet. Niemand mag zo maar zonder jouw medeweten en zonder dat jij het goed vindt in jouw boek kijken.”

En de baas van Sinterklaas dan? denkt Anne. Ze denkt weer aan het beeld van een God die alles ziet, alles voorspelt, beoordeelt en veroordeelt. Een schaduw trekt over haar gezicht.

“Mensen beweren dat mijn baas alle Grote Rode Boeken leest en van buiten kent”, reageert Nicolaas tot Anne’s verrassing direct, “maar ik weet ook dat Hij dat evenmin doet zonder dat jij dat wilt. Nogmaals, dat boek is van jou en van jou alleen. Het schrijven daarvan is jouw opdracht. En als je het boek klaar hebt, weet je precies welke stukjes je de volgende keer moet verbeteren. Dan kun je weer een nieuw boek gaan schrijven. Er komt steeds weer een nieuwe kans en dan schrijf en verbeter en verander je door totdat je het boek helemaal goed vindt.”

Anne zucht. Sinterklaas zegt hele moeilijke dingen. Ergens diep in haar hart voelt ze de betekenis, maar ze kan er geen woorden voor vinden die passen bij wat ze zich voorstelt. Een wonderlijke gedachte zegt haar dat ze dat in de toekomst wel zal begrijpen, dat ze bezig is met ernaar toe te groeien en dat het niet erg is dat ze dat nu nog niet weet. Wat ze wel weet, is dat ze voor het Grote Rode Boek niet bang hoeft te zijn. Niemand behalve zijzelf zou de geheimen kunnen lezen.

Een vraag houdt haar nog wel bezig. “Als iedereen een Groot Rood Boek heeft, dat  bekijken om datd van jezelf kun je als huiswrek bekijken, ijn, waar ze blij mee zijn enzovoorts. is toch veel te veel om allemaal mee te nemen als u hier op bezoek komt. Ik zie dat u altijd maar één Groot Rood Boek bij u heeft.”

Nicolaas glimlacht. “Ik zal je dat Grote Rode Boek van mij dat ik altijd meeneem eens laten zien” hij pakt een ander exemplaar en slaat het open. Anne leest een paar regels.

Twee kilo pepernoten meenemen om te strooien in de klas.

Een chocoladeletter voor de juffrouw omdat ze haar best doet, maar wel een opmerking dat ze de kinderen niet bang moet maken voor Sinterklaas en ze geen angstige praatjes op de mouw moet spelden. Plaag haar maar een beetje als ze tegenstribbelt. Piet kent het spel!

Piet vertellen dat hij zout moet meenemen om op het dak te strooien als het glad is. De weerberichten zijn niet zo heel goed.

Professor Zeemanlaan 6: Niet op de deur laten bonzen na zeven uur, de kleintjes slapen dan.

Anne’s moeder: Haar schrijven (persoonlijk!) dat wantrouwen en angst inboezemen niet de juiste manier is om de kinderen van hun fouten te laten leren. Een draai om de oren bevordert de luistervaardigheid niet. In eigen woorden rustig vertellen wat je dwars zit wel.

Anne lacht: “Dat lijkt wel een boodschappenlijstje. En dat adres, dat is van ons. Heb ik net geleerd.”

“Precies! Na al die jaren ben ik soms vergeetachtig. Opschrijven is handig!”

“Wat stond daar over Anne’s moeder?” vraagt ze nieuwsgierig, “is dat soms mijn moeder?”

“Je bent opmerkzaam”, complimenteert Nicolaas haar, “en je hebt goed leren lezen. Ik heb opgeschreven dat ik haar iets persoonlijks moet vertellen, dat is dus niet voor iedereen bestemd.”

Sinterklaas doet het boek dicht en staat op. “Tijd om te vertrekken, ik heb nog een hoop te doen voor vijf December. Ik hoop dat je in je leven een prachtig Groot Rood Boek zult schrijven! Schaam je er niet voor om iets op te schrijven!”

“En natuurlijk kom ik dit weekend nog iets bij jullie brengen,” besluit hij, “en ik weet wel wat jij voor je zusje wenste, dat komt ook in orde!”

Weg is Nicolaas, al wat overblijft is een vage streep licht onder de drempel. Ze hoort haar zusje rustig ademen. Ze gaat liggen en mijmert over haar eigen Grote Rode Boek. Ze haalt het zich voor de geest en doet het open. In gedachte leest ze.

Ik ben er trots op dat ik mijn eerste sprookje uit het boek helemaal alleen heb uitgelezen… Ik ben bang om water in mijn neus te krijgen in het zwembad… maar ik kan toch mijn hoofd boven water houden… Ik ben …

Zou de juffrouw ook een Groot Rood Boek hebben? Misschien moet ze daarin schrijven dat ze de kinderen niet bang moet maken voor iets waar ze zelf ook bang voor is…

Zou het misschien…? Een beschermengel, dat lijkt me leuk… Wie zou dat zijn? Zou ik daarmee kunnen praten?

Ze stelt zich een engel voor en vraagt zich af hoe hij zijn vleugels onder de jas moet verstoppen, anders ziet iedereen dat hij een engel is. Dat is vast niet de bedoeling…  Zou een engel ook een meisje kunnen zijn? Dat lijkt haar eigenlijk leuker.

De slaap doet haar boek zachtjes dicht.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

error: Inhoud is beschermd!
Scroll naar boven