Omvrienden (1)

Agnietensteeg

Amsterdam van het album Om de Hoek door Harry Sacksioni

Waarvoor wilt u komen?

Dat was haar eerste vraag tijdens de online intake. Een chatvenster op zijn beeldscherm, zij groot in beeld, hijzelf wat kleiner. Het leek hem een aardige vrouw, haar advertentie gaf goede hoop dat zij hem kon helpen.

Hij bloost bij de gedachte aan zijn grenzeloze geschutter op dat moment in dat video telefoongesprek. Hij kon er maar niet aan wennen, dat tweedimensionale gedoe. Geen diepte, geen geur en een raar blikkerig stemgeluid en erger nog, hij zag zichzelf terwijl hij praatte als in een slecht gesynchroniseerde film.

Ik vergeet ook iedere keer om mijn eigen beeld af te zetten.

Ze had geglimlacht en hem de mail met gegevens gestuurd.

De straat is verlaten, de stad bijna leeg. Geen marktkraam op het plein, geen eetstalletje langs de kade. Wat maken die duiven en mussen toch een lawaai! De Urker haringkraam staat onbemand, het radiootje met smartlappen zwijgt.

Geen haringen in de ton, ze zullen wel blij zijn dat ze nu rustig op de Doggersbank kunnen zwemmen zonder een stel Urkers met een sleepnet achter hen aan.

Hij zucht, zijn hart voelt leeg, alsof al zijn bloed is weggetrokken. Waarom is dit gebeurd? Waar heeft hij dat aan te danken?

Het consult moest vooraf worden betaald. Hij had dat zonder morren gedaan, maar hij vond het wel raar dat het via Paypal moest en dat hij geen declaratie kon indienen bij de zorgverzekering. Ik ben eigen baas, had ze zijn mail beantwoord, dat werkt veel beter dan al die regeltjes.

Een beeldscherm in een etalage flitst breaking news, de laatste sterftecijfers, een scorebord in een grillige grafiek, iedere kronkel een onderwerp van speculaties door specialisten. Al meer dan een jaar lang, de derde golf inmiddels. Josias rilt, wat een manier om aan je einde te komen: Weerloos in ademnood. Een loodzwaar mondkapje dat genadeloos je stem verzwijgt en je adem beneemt verschijnt prominent in beeld. Wees sociaal, flitst de tekst.

Hij wordt gek van het nieuws, ook al leest hij geen krant meer en laat hij alle internet sites links liggen, het helpt niks, aan de andere kant van de muur schalt in de huiskamer van zijn gehoorgestoorde buurvrouw het slechte nieuws duidelijk hoorbaar de ganse dag zijn privé-sfeer binnen.

Klagen helpt niet en batterijen voor haar gehoorapparaat heeft hij niet in voorraad. Zelfs een koptelefoon met Acid Dance erop houdt haar actualiteit niet buiten. De mate waarin ze zijn eenzaamheid benadrukte, maakte hem woedend. Een keer had hij met een bezemsteel bij haar deur gestaan om die laatste-nieuws-waanzin er bij haar uit te meppen. Een toevallige passant bracht hem tot inkeer.

Hij werkt nu al twaalf maanden thuis met het gevoel dat het steeds minder opschiet. Die verrekte lockdown, hij spreekt die paar vrienden die hij heeft nauwelijks meer en zelfs de meest vervelende collega lijkt nu zijn redding van volstrekte eenzaamheid.

Ik ben toch wel erg blij dat ik glasvezel heb

Inderdaad, telcons, videoconferenties en social media komen flitsend door. In ieder geval beeld en geluid. Toch mist daar iets aan. Er is contact, maar je voelt niks samen. Er zit glas tussen, vezels en schermen.

Achter glas word je in de zon niet bruin, mijmert hij, en met contact werkt glas net zo.

“Tja, en dan die social media,” hij schopt een steentje over het trottoir. Met een venijnige tik belandt het tegen een prullenbak, “hoezo sociaal?”

Hij haalt de print-out van haar email uit zijn zak: “Agnietensteeg twee en veertig, driehoog. Ergens in de middag, kijk maar wat je uitkomt.”

De vervallen buurt ziet er niet uit als het yuppiesparadijs uit de advertentie van een projectontwikkelaar die hij had gelezen, de huizen zijn oud en vertonen tekenen van verwaarlozing. Verveloze kozijnen met grauwe vitrage en een enkele sanseveria waar de bewoners zich achter kunnen verschuilen. Een fiets met ontbrekend voorwiel staat vastgeketend aan een lantarenpaal.

Josias grijpt zijn Smartphone en raadpleegt Google Maps. Dit is echt een deel van de stad waar hij normaal gesproken nooit komt. Een opzichtige neonreclame knippert Open in roze. Een vrouw in opwindende kledij achter een etalageruit zwaait en werpt hem een olijk wervende blik toe.

Nou moe? realiseert hij zich, bij haar werk kom je toch dichter bij elkaar dan op anderhalve meter, hij zucht, veel dichter

Hij mist die warmte van huid op huid, die stomme coronacrisis heeft al het lijfelijk contact om zeep geholpen. Geen vriendelijke omhelzing, geen vriendschappelijke zoen op de wang, geen hand op een schouder, behalve dan met handschoenen aan. En dan die mondkapjes die zowel adem als woorden verstikken. Hij vertikt het, zo’n ding. Dan maar op de fiets of lopend, zoals nu, met een omweg rond alle drukke plaatsen. Hij kijkt steels opzij. Zal hij nog even? Josias tast naar zijn portemonnee. Nee, toch maar niet, het is het einde van de maand. Hij werpt een blik in de etalage, zwaait vriendelijk terug en loopt door.

Agnietensteeg staat er op een bordje. Hier stond vroeger het klooster van de nonnen van Sint Agnes.

In gedachten hoort hij de donkere bromstem van zijn oom, die hem als kleine jongen op zondagmiddag voor de avondmis uit een boek van Hagiografieën voorlas. “Sinte Agniete wilde koste wat kost maagd blijven,” had hij gelachen, “daarom stopten ze haar in een bordeel. Dat was nog eens een uitdaging.” Tantes scherpe terechtwijzing was zijn vraag over wat een bordeel nou eigenlijk was vóór geweest. Oom beperkte zich tot de bloemrijke omschrijving van haar gewelddadig einde toen haar verblijf in de hoerenkast haar geloof niet aan het wankelen kon brengen.

Wat bordelen betreft heeft deze steeg de goede naam

Een voorbijganger komt hem tegemoet. Hij vertraagt zijn pas. Is er wel genoeg ruimte? Josias ziet alleen angst in zijn ogen, een mondkapje wist verder alle uitdrukking uit. Hij wijkt met een vriendelijk gebaar terug in een portiek. Met een dankbare blik loopt de oude man hem snel voorbij.

Een verveloze deur met zes bellen en daarbij een hele rits aanwijzingen voor bediening. Drie keer bellen voor Sjors, en als hij dronken is belknop vasthouden, leest hij. Bovenin hangt een nieuwe, het briefje is nog niet vergeeld: Sterre drie keer kort, drie keer lang, drie keer kort, ontcijfert hij.

Sterre, dat is de naam van die therapeute,” mompelt hij. Zal hij? Drie keer kort, drie keer lang, drie keer kort. Een herinnering. S.O.S wij komen, spannende reddingsacties op volle zee. K. Norel, hij had die boeken als tiener verslonden.

Josias aarzelt. Is hij hier voor een reddingsactie? Met een knik geeft hij toe. De morsecode is binnen nauwelijks hoorbaar. Het blijft stil, zijn hart bonst, blijft zijn noodsignaal onbeantwoord?

Een felle zoemtoon schrikt hem op. De deur klikt open. “Alle trappen op,” klinkt het van boven. Haar aangename stembuiging verrast Josias, “en pas op voor het trapleertje op de tweede verdieping.”

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven