
Ontvrienden
I Miss You, van Blink 182
Josias rilt. De weersvoorspellingen waren toch goed? Het is ja hoog-zomer… Hij kijkt om zich heen. Een paar wolkenflarden vervagen de bleke glimlach van de maan. De huizen zijn donker, ramen weerspiegelen het schijnsel, ze lijken holle ogen die hem aanstaren. Eenzaam en verlaten. Een blauwe gloed trekt zijn aandacht.
Vreemd, dat was er eerst nog niet. Het uitgaanscentrum is rechtdoor, het filmhuis is een paar straten verder. Nieuwsgierig slaat hij af. Een vrolijk verlicht pand, aangenaam schijnsel door de ramen, gekleurde lampjes op de gevel, een groot blauw beeldmerk met een enkele letter F in het helwit boven de ingang. Het schijnsel trekt hem naar zich toe, hij voelt de opwinding van de mot die de kaarsvlam ziet. Warm licht, levensvervulling. Hij haast zich naar binnen.
De receptioniste verwelkomt hem: “Kom binnen Josias, ik heb een vriendschapsverzoek voor je klaar liggen. Kansrijk, voldoet aan je affiniteitsprofiel. Wil je hier klikken? Kennismaking kamer veertien op de tiende verdieping.”
Hij kijkt de hal in. Een drukte van belang, overal praten mensen met elkaar, de sfeer is amicaal, flarden van waardering voor elkaar zoemen hem tegemoet. Sommigen hebben zelfs hartjes in hun ogen.
Niet voor mij, realiseert hij zich, niemand mag mij hier!
Hij kijkt om. Naar buiten? Terug naar de verlaten straten? De receptioniste gebaart: Trap of lift?
Een vriendschapsverzoek. Van wie? Voor de lift staat een rij. Mensen dringen, duwen elkaar, hier en daar toch een onthutste of onvriendelijke opmerking. De verlichte pijltjes boven de deur knipperen, maar de liftdeur gaat niet open. Josias besluit de trap te nemen. Kans op een goede en blijvende vriendschap vraagt een aanpak in stappen, zo’n lift gaat hem veel te snel.
Zijn voetstappen galmen in het verlaten trapportaal. Kale betonnen traptreden markeren de weg naar boven. Hij klimt en telt de bordjes: 1,2,3,4… De zwaartekracht verzet zich tegen zijn klim, de inspanning bemoeilijkt zijn ademhaling, het zweet breekt hem uit.
Kom op, een potentiële vriendschap is best wat zweetdruppels waard.
6,7,8… Hij kijkt naar beneden. Een wenteltrap. Hij vecht tegen duizeligheid, de weg die hij heeft afgelegd lijkt op een draaikolk die hem naar beneden wil trekken.
Hee gekkie, je bent het echt wel waard!
9, 10… Josias hijgt een moment uit, trekt zijn trui recht en fatsoeneert zijn haar op gevoel. De deur zwaait open.
Is dit een kamer? Het is een enkel vertrek dat zich naar alle kanten uitstrekt. Een zonovergoten open plek in een woud. De zonnestralen schitteren in het water van een beekje dat al meanderend de open plek in tweeën deelt. Aan de overkant staat een meisje tussen het riet op de uitkijk. Ze maakt een dansje als ze hem in de gaten krijgt, en zwaait enthousiast. Haar lange haar wiegt mee.
Josias loopt nieuwsgierig naar het stroompje, hij maakt zo’n enthousiaste begroeting niet vaak mee en zeker niet van vrouwen. Hij duwt de rietpluimen opzij en loopt tot de waterkant. Een school donkerrode vissen flitst onder het wateroppervlak heen en weer, soms springt er eentje bovenuit en werpt een kring bij zijn terugkeer, zijn kaak hapt naar vliegjes boven het water, scherpe tanden schitteren in de zon. Geschrokken wijkt hij een beetje terug.
“Ik ben zo blij dat je er bent,” roept het meisje, “ik heb nog nooit antwoord gehad op een vriendschapsverzoek. Je wilt niet weten hoe veel ik er geplaatst heb. Best een gok, hoor, want veel mensen laten niet zoveel aan de buitenwereld zien. Allemaal harten met deurtjes met een slot erop, en je krijgt de sleutel alleen als je vriendschapsverzoek wordt bevestigd. En als je te snel hapt, heb je een neuroot of nerd die je met moeite van je af kan schudden. Ik heb al een paar stalkers achter me aan gehad. Gelukkig heeft Facebook daar een heel goede optie voor.”
Josias probeert zich te herinneren wanneer hij op dat vriendschapsverzoek had gereageerd. Hij was immers terughoudend. Hij had niet zoveel vrienden als zijn collega’s die allemaal pochten in duizendtallen. En nu was hij helemaal voorzichtig, juist in deze crisis waarin mensen zich realiseren dat ze vriendschap nodig hebben, kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Want vriendschap kun je niet alleen maken, maar ook breken. Dat wilde hij niet, hij wilde alleen een onbreekbaar exemplaar. Maar die zijn zeldzaam en je weet niet hoe schokvast ze zijn op het moment dat je er aan begint.
“Hoe heet jij?”
“Laura, je weet wel, van de buren.”
Hij graaft in zijn geheugen, maar vindt geen herinneringen aan buren, laat staan aan meisjes. Hij bekijkt haar, nee, hij kent haar niet, slank, lang, haar in een staart, een schittering in haar bruine ogen die hem aantrekt. Zijn blik scant haar vorm, streelt ondeugend haar profiel en tekent heupen en borsten uit in aangename curves. Beschaamd slaat hij zijn ogen een moment neer. Hij mag zo niet denken. Ja waarom eigenlijk niet, het hoort toch ook bij het plaatje? Hij telt het op bij de fascinatie die hem overvalt.
Hij herpakt zich: “Ik ben Josias, van acht-hoog.”
“Wat zul jij een mooi uitzicht hebben.” Een glimlach om haar mond. Betrapt… Een klein blosje schiet over haar wangen, de glimlach bereikt haar ogen.
“Haven met olieraffinaderij. Soms is het een beetje bewolkt en bij een bepaalde windrichting ruikt het naar teer. Ik vind het panorama hier mooier. Die bomen en de wolkenlucht zijn prachtig.”
Laura pakt een schrijfblok en slaat een formulier open. Josias tuurt. Er staan regels met een paar hokjes op het eind: “Ga je puzzelen?”
“Zoiets. Ik ben graag goed voorbereid. Een goede vriendschap verdient dat.”
“Waarop bereid je jezelf dan voor?”
“Of we wel matchen. Dat is nodig voor een goede verstandhouding. De verbinding moet er liggen.”
“Een vriendschapsverzoek is toch geen dating-aanvraag?”
Laura schudt haar hoofd: “Nee, maar vriendschap is wel een relatie. Een relatie is een verbinding. Je moet zeker zijn voor je die aangaat. Daar is deze vriendschaps -enquête voor. Laten we beginnen met onze liefhebberijen.”
Nog voordat Josias het gevoel kan krijgen dat hij op sollicitatiegesprek zit, diept Laura een gitaar op en slaat wat akkoorden en speelt een een-drie-vijfje dat hem jeugdsentiment bezorgt: “Kun jij dat ook?”
Josias knikt: “Ja, maar meer op de klassieke toer.” Opeens heeft hij ook een instrument in handen. Hij overwint zijn schaamte. Bourree van Bach swingt op de snaren.
“Jee, ik wist niet dat je een fan van Jethro Tull bent,” het meisje tovert een dwarsfluit tevoorschijn en dartelt vrolijk om de melodie heen. Gitaar en fluit verbinden zich in een strakke swing. Na het slotakkoord krabbelt ze op haar formulier.
“De muziek is een match. Samenspel scoort.”
Josias slaat een blik op het stroompje met de Piranha’s: “Dat stroompje is spannend, het lijkt wel een avonturenspel. Is er nog ergens een brug, of wordt het zwemmen voordat we gezellig kunnen kennismaken?”
Laura straalt: “Avontuur? Welk systeem?”
“Oog des Meesters, beetje gedateerd, misschien, maar ik kon er mooie scenario’s voor schrijven. We waren altijd tot diep in de nacht aan het spelen.”
“Dat systeem ken ik niet,” haar gezicht betrekt, “ik speel Dungeons and Dragons, Uitgave Vijf,” ze werpt een hoopvolle blik, “je schrijft scenario’s, kun jij me niet helpen een goede Dungeon Mistress te worden?”
“Dat lukt vast wel als ik me een beetje in jouw regels verdiep.”
Een nieuwe notitie op het formulier: “Passie: een match, scoort op samen delen,” klinkt het blij.
“Wat ben je toch aan het doen?” vraagt Josias, “die vraatvissenvijver tussen ons in is toch wel lastig.”
“Dat is een avontuur voor jou,” lacht Laura, “hoe benader je vrienden onder moeilijke omstandigheden zoals deze barrière? Daar las ik laatst nog een verhaal over.”
“Het Gilgamesj Epos?”
“Jij hebt fantasie… twee vrienden die samen de Stier van de Hemel doden… dat is een behoorlijke queeste.”
“Nee, zonder gekheid, die verhalen zijn belangrijk, ze vertellen hoe je vrienden wordt en ook blijft. Tot de dood je scheidt.”
Een nieuw vinkje in het schrijfblok: “Belangstelling… match, scoort op fantasie en vertrouwen. Hou je van verhaaltjes?”
“Jawel, er leven er heel wat in mijn hoofd.”
“Schrijf je die ook op?”
“Soms, ik ben geen beroeps-schrijver.”
“Wat leuk!” het potlood op het schrijfblok krast, “Schrijven: nog een match.”
“Ik heb nog weleens moeite om een verhaal door te zetten,” voegt Josias er aan toe, “dan ben ik een heel eind en dan valt er opeens een gat in het verhaal.”
Laura slaat het blaadje om en noteert: “Weinig doorzettingsvermogen.” Josias trekt een wenkbrauw op.
Ze laat het formulier zien: “Plussen en minnen,”zegt ze, “een echte vriendschap is een serieuze zaak. Die moet je goed afwegen voordat je een verzoek ratificeert.”
“Minnen?”
“Rekenkundig, hoor, ik ben niet op zoek naar iemand die van twee een en daarmee van twee drie helpt te maken.”
“Snap ik, maar waarom vul je dat lijstje in?”
“Voor de zekerheid. Ik wil goed voorbereid zijn. En bovendien, alles wat ik nu van je te weten kom, stond niet op je profiel. Als je meer vriendschaps-verzoeken wilt krijgen, moet je wel openhartiger zijn, hoor. Wat denk je bijvoorbeeld over het klimaat?”
“Tja, eh… het is wel een beetje winderig geworden de laatste tijd.”
Laura vinkt stevig aan: “Mismatch… Weinig maatschappelijke betrokkenheid. En jouw mening over stikstof?”
“Maar… dat hebben we toch nodig? 80 procent van onze lucht bestaat eruit.”
“Als je daarin duidelijk bent, maak je vrienden.”
“Ook vijanden, geloof ik.”
“Positief blijven, dat vind ik heel belangrijk, een positieve instelling, geen oeverloos gemekker. Wat vind je van vluchtelingen? En onze excuses over slavernij, zijn die niet hard nodig na al onze wandaden? En wil je nog wel naar Turkije op vakantie na die genocide in 1915, ook al zijn die all-ins hartstikke goedkoop?”
“Mijn wandaden? Eh, die slavernij, dat was toch in 1650? Ik ben geen stamboom deskundige, maar mijn voorvaderen…”
“En racisme? Voel je jezelf daar niet ontzettend schuldig over, heb je nu niet de aandrang om je te excuseren voor je onmenselijke gedrag tegen al die arme kleurlingen?”
“Ik discrimineer helemaal niet, ik ken geen racisme.”
“Typisch blank superioriteitsgevoel. Allemaal mismatches… Je hebt nog een enkel puntje over. Waarom heb je het alleen over voorvaderen? Waar zijn de vrouwen in jouw samenleving?”
“Okee, voorouders dan, Die kwamen uit… Potverdrie, waar ben je op uit?”
“Jezus, wat ben jij slecht geëngageerd, zeg! Als vrienden moet je het echt eens zijn over principiële kwesties.”
Josias zucht: “Okee, ik heb nog nooit een spandoek in handen gehad, ik heb niet als hippie op de Dam gezeten of me achter een krakersbarricade verschanst. Ik heb wel een paar ochtenden gepost met foldertjes bij een vakbondsactie, dat is wel alles.”
Laura trekt een vies gezicht: “Alleen maar voor je centen? Daar heeft de wereld toch niks aan? Er zijn toch veel grotere problemen dan cee-aa-oo’s?”
“Ja hee, jij moet toch ook eten?”
“Volgens mij stem jij op de verkeerde partij.”
Josias zucht: “Hoe weet jij dat nou? Ik snap hier niks van. Ik sta blijkbaar hoog op je minnenlijst, en toch stuur je me een vriendschapsverzoek? Dan moet ik toch ja of nee zeggen?”
“En dan? Stel dat je ja zegt? En het past niet?” ze zwaait met de vriendschaps-enquête, “dan had ik met de gebakken peren gezeten. Je staat er trouwens niet best voor.”
“Jammer, je lijkt mij aardig, ook al weet ik niks van je. We hebben best wat gemeen. Is dat geen verkenning van een vriendschap waard? Ik heb geen vriendschaps-enquête bij me, maar ik vertrouw erop dat…”
“Vriendschapsverzoeken blijven altijd een loterij,” kapt Laura hem af, “ik ben zwaar teleurgesteld. Wij kunnen nooit vrienden worden, jij bent onderdeel van die neoliberale kliek. Kijk maar naar je score.”
De school piranha’s voor Josias’ voeten wordt onrustig. Eentje springt uit het water en hapt naar zijn tenen. Het water wordt breder, contact hachelijker. Josias schat zijn kansen in. Springen levert twee meter op, maar als hij dan de rest moet zwemmen met die enthousiaste waterfauna…
“Ik had toch ook een paar matches op je lijstje?”
“Die paar plusjes? Daar kan ik geen heel leven mee doen. De balans is er niet.”
“Maar Laura, ik weet nog helemaal niks van jou. Ik zou zelf met jou die gok wel wagen. Gewoon op het eerste gezicht. Het avontuur aangaan van een kennismaking. Wie weet valt het mee.”
“Dat doe ik niet, zeker niet onder deze voorwaarden” bitst ze, “ik ontvriend je nu!”
Ze mikt het formulier in het water, de Piranha’s verscheuren zowel plussen als minnen. Eentje krijgt zijn grote teen te pakken. Met een vinnig gebaar schopt hij de vis van zich af. Het landschap verandert plotseling, kronkelige bomen schieten uit de grond, lianen tasten naar Josias’ benen, de bewolking dwarrelt bedwelmend naar de grond. In paniek kijkt hij om zich heen. Daarginds, de deur met de witte F in het blauwe veld. Hij worstelt zich door de vegetatie. Zweet staat op zijn rug, schrammen van doorns schrijnen op zijn armen.
Het trappenhuis is bedompt. Hij kijkt naar beneden. De wenteltrapdraaikolk zuigt aan hem. De eenzaamheid grijnst hem tegemoet. Weer die verlaten straten…
“Ontvrienden,” stamelt hij, “dat doet zeer! Waar heb ik dat aan verdiend?”
Wankelend loopt hij naar beneden.