De Angstaanjagertjes

Muziek: Sidekick van Ryan Farish. Techno-alert, maar de sfeer past bij het tweede deel van het verhaal

In een land hier ver vandaan leefde eens een koning. Hij was geliefd bij zijn volk en regeerde met wijs inzicht. Het land kende vrede en de onderdanen verheugden zich, de welstand was hoog en de handel floreerde. De havens lagen vol schepen, op de kades kon je de kruiden en specerijen uit verre landen ruiken.

De koning had een zoon. Een grote opluchting voor hem, de opvolger was duidelijk, zodat het land na zijn dood niet hoefde te vervallen in een verwoestende oorlog tussen allen die meenden aanspraak te moeten maken op de troon.

De koning kende zijn verantwoordelijkheid, dus naast de staatszaken onderwees hij dagelijks zijn zoon. Hij wilde dat niet alleen aan de leraren aan het hof overlaten, hij hoopte zijn kroonprins de fijne kneepjes en het vingertoppengevoel van het regeren bij te brengen. Koning zijn, zo sprak hij, komt overeen met het balanceren op een paardenhaar boven een peilloos diepe afgrond terwijl er aan een tweede paardenhaar een zwaard boven je hoofd hangt. Om een goed koning te zijn moest je de kunst van het koorddansen met het lot en de machtsverhoudingen tot in de puntjes beheersen.

De kroonprins volgde trouw de lessen, maar had ook behoefte aan de vrijheid om incognito door de wijken van de stad en de havens te zwerven. Hij voelde de drang om langs de dorpen te trekken en te bekijken hoe het voedsel verbouwd werd en welke bomen er in de bossen groeiden. Hij wilde weten hoe de vissers de touwen splitsten en de kooplieden op gevoel de markten af gingen.

Naarmate de jaren van de kroonprins en ook zijn eigen jaren vorderden, begon de koning zich steeds meer zorgen te maken. Zou zijn zoon klaar zijn voor het koningschap op het moment dat hij het tijdelijke met het eeuwige zou verwisselen?

Zijn vrouw stelde hem regelmatig gerust. De zoon was nog maar een kind en moest kunnen spelen. Spelen moet je zelf doen, een leraar kan dat voordoen, maar kan het je niet laten beleven. Later vond ze dat haar oogappel de ruimte moest krijgen om zelf op verkenning uit te gaan en te ervaren wat je in boeken niet kan lezen. De koning geloofde haar graag, maar de onrust die hij voelde, keerde desondanks bij tijd en wijle terug.

De onrust werd erger toen zijn vrouw op haar sterfbed lag. “Ik zal jou verschrikkelijk missen, liefde van mijn hart” verzuchtte hij, “maar wat ik misschien nog wel meer zal missen, is jouw vertrouwen in onze zoon.”

De koningin zuchtte vermoeid, haar uren waren geteld. Ze reikte hem een sleutel aan. “Geef deze sleutel aan onze zoon als jij gaat sterven. Het zal hem helpen om het vertrouwen te vinden dat ik in hem heb.” Toen sloot ze haar ogen en blies haar laatste adem uit.

Na haar dood wierp de koning zich helemaal op de opleiding van zijn zoon. Dat werkte averechts, er ontstond spanning en de kroonprins verdween soms dagen van het toneel om zijn rust te zoeken, ook al wist hij zelf dat hij nog niet klaar was voor het koningschap. Hij was van goede wil, maar de drang van zijn vader maakte hem opstandig.

Het onvermijdelijke gebeurde. De koning werd ziek en voelde zijn einde naderen. Hij riep zijn zoon bij zich. Diepbedroefd zag deze dat het leven langzaam uit zijn vader wegsijpelde.

“Mijn zoon, het moment dat je de kroon zult dragen komt naderbij, mijn dagen lopen ten einde.”

“Ach, was het maar anders vader. Ik vrees het gewicht van de kroon niet, maar ik ben er niet zeker van of ik voldoende toegerust ben.”

“Dat ik dat nog mag meemaken,” glimlachte de koning, “zelfkennis is het begin van wijsheid. Je hebt al veel geleerd, ook al kostte dat soms moeite om je zover te krijgen. Het is net als paardrijden. Je weet hoe je het tuig moet vastmaken, het zadel moet opleggen en de stijgbeugels stellen. Je weet welke houding er voor een rit nodig is. Maar al deze theorie komt pas samen op het moment dat je zelf in galop de wereld intrekt en over een ravijn moet springen.”

“Als ik door gebrek aan ervaring van het paard val, heb alleen ik daar last van. Als ik als koning over mijn troon struikel, lijdt het hele volk daaronder. Dat wil ik niet en daarom knaagt de onzekerheid aan me.”

“Dat besef siert je. Het stelt me ook gerust, dat je je verantwoordelijkheid kent. Ik zal je niet zonder hulp achterlaten. Je moeder gaf mij dit toen zij stierf.” Hij reikte de sleutel aan: “Zoek het slot waarop deze sleutel past. Wat er achter die deur ligt, zal je helpen.”

De kroonprins pakte de sleutel aan en omhelsde zijn vader op zijn sterfbed. Heel geleidelijk voelde hij de hartslag van de koning zwakker worden. Met een zucht stopte die en liet het leven gaan.

De kroonprins kondigde twee weken rouw af en zorgde ervoor dat zijn vader met gepaste eer werd begraven. Het volk deelde verdriet en rouw, de koning was zeer geliefd geweest. Dat verhoogde de onzekerheid van de kroonprins. Zou hij net zo’n goede koning worden? Hij had hulp nodig, zijn kroning zou al plaatsvinden aan het einde van de rouwperiode. In die korte tijd zou hij nooit alle kennis kunnen opdoen die hij vond dat er nodig was.

Hij voelde het gewicht van de sleutel in zijn zak. Hoop vlamde op. Hij kon hulp krijgen. Er was wel een klein probleem: In welke deur zat het slot? Waar zou iemand kennis van het koningschap verstoppen?

Hij riep de raadgevers van de koning bijeen. Zij waren immers bedreven in wetenschap en wijsheid? Zij konden hem bijstaan waar zijn kennis tekortschoot.

“Mijne heren, dit is de sleutel tot de kennis van het koningschap. Ik weet echter niet op welke plaats hij past. Waar zou volgens jullie het slot zich bevinden?”

“In de kluizen van de kostbaarheden van het rijk,” sprak de schatmeester, “ik heb een lijst van plaatsen waar die worden bewaard. Het zijn er heel wat, maar u kunt die in enkele maanden allemaal bezoeken en doorzoeken.”

“In de citadel van een van onze grensforten,” riep de krijgsheer, “zij zijn onneembaar. Ik heb een lijst van versterkingen die ons rijk beschermen. Het zijn er heel wat en ze liggen op onherbergzame plaatsen, maar u kunt die in een jaar allemaal bezoeken en doorzoeken.”

“In de factorijen van de haven,” opperde de handelaar, “bij de specerijen. Die zijn kostbaarder dan goud. Ik heb een lijst van bewaarplaatsen. Het zijn er heel wat, maar de haven is dichtbij, in een maandje bent u erdoor.”

“In de bibliotheken van het rijk,” suggereerde de wijsgeer, “je kunt een boek heel goed als bewaarplaats vermommen. Ik ken alle plaatsen waar boeken worden bewaard. We hebben slechts drie bibliotheken, die echter zo groot zijn dat het jaren zal kosten. Het is jammer dat u niet eerdere begonnen bent met zoeken.”

De kroonprins wreef nadenkend zijn kin: “Dat lijkt me allemaal nogal bewerkelijk, heren. Ik moet het echt weten voordat ik gekroond word.”

Op dat moment kwam de hofmeesteres langs met verfrissingen. Iedereen wist dat de oude koning graag een praatje met haar maakte.

De kroonprins hield de sleutel omhoog. “Dit is een sleutel van kennis. Komt deze u bekend voor? Heeft mijn vader u er iets over verteld?”

“Voor kennis moet je een besef hebben van wat waarheid is,” antwoordde de vrouw bij het inschenken, “uw vader maakte altijd een grapje bij zijn bezoek aan de wijnkelder: “In wijn zit waarheid, placht hij te zeggen.”

“Dan gaan we daar beginnen. Wijst u mij de weg!”

Protest van de raadgevers dat het onzin was en dat zo’n gewone vrouw zonder enige wetenschappelijke scholing dat niet kon weten hielp niet, de kroonprins volgde haar naar de keuken en de kelders.

De kelders strekten zich uit onder het hele kasteel, een deel was wijnkelder, een deel bevatte de kerkers en het oudste deel was in onbruik, daar lag slechts stof van vele eeuwen. Verhaal ging dat daar de oude koningen van weleer rustten.

De Kroonprins onderzocht eerst het oudste deel. Als kind was hij al geïntrigeerd door de sfeer van geheimzinnigheid in de duistere gewelven. De flakkerende toorts wierp spookachtige schaduwen over de stenen gezichten van de koningen, soms benam een stofwolk hem de adem. Geen enkele van de graftomben bevatte een sleutelgat, de cryptische epitafen zetten hem steeds op een dwaalspoor.

De kerkers kwamen aan de beurt. Ze waren tot zijn opluchting onbewoond. Sleutelgaten waren er genoeg in de traliehekken, maar de sleutel paste nergens. De flakkerende toorts wierp spookachtige schaduwen in de cellen en verlichtten de teksten op de muren die getuigden van tijden van heerszucht en tirannie. Hij hoopte dat zijn vader zich daar niet schuldig aan had gemaakt.

De wijnkelders vormden een veel vrolijker omgeving. Hier vonden oude en jonge wijnen de plek om te rijpen. De kelder was overzichtelijk ingericht, met duidelijk leesbare bordjes voor de inhoud van de vaten. De kroonprins las de namen van alle wijndistricten van het land en de jaartallen waarin de oogst goed was geweest, maar een sleutelgat vond hij nergens.

Zo kwam hij helemaal achter in de kelder. De jaartallen op de vaten gingen steeds verder terug en de lucht raakte bedompt en zwaar van ouderdom. Wanneer was zijn vader hier voor het laatst geweest?

Een onooglijk vat trok zijn aandacht. De tekst op het bordje was bijna vervaagd. De kroonprins lichtte bij met zijn toorts en las “Waarheid”. De herinnering aan de uitspraak van de hofmeesteres gaf hem hoop en hij onderzocht het vat nauwkeurig. Onder het kraantje zat een sleutelgat.

Met kloppend hart stak hij de sleutel in het slot. Een klik. Het deksel van het vat zwaaide open en bood toegang tot een tunnel. Groot was die toegang niet, dat zou kruip door sluip door worden met die toorts. Nieuwsgierig keek hij naar binnen. Er was licht aan het einde van de tunnel. Zou hij het wagen zonder eigen verlichting?

Met een resoluut gebaar plaatste hij de toorts in een houder en kroop naar binnen. Dat licht zou hem leiden op de terugweg. Na een tijdje kruipen merkte de kroonprins dat de tunnel een gang werd waar hij kon staan. In de verte brandde een vaal en doods licht.

Twijfel bekroop hem. Hij voelde zich onrustig, dat licht, wat voor schaduw zou dat werpen? Maar ja, de sleutel zou hem toch helpen? Hij vatte moed en liep door, ook al werd zijn gevoel van angst groter. Het lopen viel hem steeds zwaarder, hij voelde het zweet op zijn rug.

Het einde van de tunnel was daar. Behoedzaam stapte hij het portaal door. Een zucht van verrassing. Wat een enorme zaal! Het had een troonzaal kunnen zijn met die hoge spitsbogen en de lampen die voor verlichting zorgden. Alleen de ramen ontbraken.

“Leve de Koning!” klonk het enthousiast uit een rijtje kooien langs de wand. De kroonprins tuurde naar de gestalten achter de tralies. Monsterlijk! Koude angst bekroop hem. Moest hij hier hulp van verwachten?

Hij besloot niet te vluchten, maar het te onderzoeken. “Wie zijn jullie?” vroeg hij.

“Wij zijn de trouwe hulp van iedere recht geaarde koning. Door ons is uw wil wet en zal niemand u durven weerstreven.”

“Dat lijkt me een slechte zaak als ik bedoeld of onbedoeld de verkeerde beslissingen neem. Tot welk volk behoren jullie?”

“Wij zijn de Angstaanjagertjes. Kies wie u hebben wilt als raadgever en wij zullen uw bewind levenslang dienen. U heeft de sleutel van onze kooien in de hand.”

“Waarom zijn jullie gekooid?”

“Door een domme zet van een koning die veel te rechtvaardig wilde zijn en alles zelf wilde doen. Hij kwam treurig ten val en zijn dynastie stierf uit. Als wij hem hadden mogen helpen, hadden hij en zijn nageslacht tot op de dag van vandaag geregeerd. Laat ons allemaal vrij, dan gaat alles vanzelf en kunt u een onbekommerd leven leiden.”

“Ik kan de wijsheid van mijn voorouder nog niet inschatten. Welke steun kunnen jullie mij bieden?” hij wees naar de eerste kooi, “allemaal op jullie beurt, ik hou niet van een kakafonie.”

“Ik ben de Angst voor Oorlog. Ik help u het volk te wapenen tegen welk ander volk dan ook. Daarnaast werk ik goed om de geesten rijp te maken om eerder kwaad te doen dan de tegenstander met een eerste klap die meer dan een daalder waard is. Aanval is de beste verdediging, nietwaar?

Zelfs tegen een geweldloos volk ben ik bijzonder effectief, omdat uw onderdanen vast geloven in hun kwade bedoelingen. Ik zorg ervoor dat uw volk blind is voor de realiteit en met heel hun hart meewerkt aan wat het vroeger als apert kwaad zou afwijzen.”

“Aha, dus ze zullen zonder aanziens des persoons in blinde gehoorzaamheid optrekken tegen iedere vijand die ik verzin en ze zonder enige gewetenswroeging verbranden, verminken, verkrachten en doden en ongevoelig zijn voor de verliezen en opofferingen in hun eigen gelederen?”

“Die macht kan ik u geven als u mij kiest.”

“Wat heeft het land aan een volk dat alleen maar ten strijde wil trekken en hun eigen akkers vergeet te bewerken? Volgende!”

“Ik ben de Angst voor Gebrek. Heel effectief, niet alleen bij volk dat het goed heeft, maar ook bij lieden die in de marge leven. Alles wat hun levensstandaard bedreigt is geschikt om ze te dwingen tot volgzaamheid. Dreig met zwaardere belastingen of uitsluiting als ze in opstand komen tegen uw heerschappij. Of kondig een stop af op hun op zich onbelangrijke levensbehoeften en stel ze slechts ter beschikking tegen de prijs van absolute gehoorzaamheid. Ze zullen zijn als was in uw handen.”

“Aha, dus ze zullen me gehoorzamen als ik ze dreig met gebrek aan brood terwijl mijn voorraadschuren uitpuilen en ik scheepsladingen daarvan aan buitenlandse heersers verkoop?”

“Die macht kan ik u geven als u mij kiest.”

“De geschiedenis laat zien dat als het gebrek te groot wordt, geen macht het volk meer kan tegenhouden. De eerste kop die dan rolt, is die van de koning en zijn vazallen.”

“Ha, het domme volk met hun revolutie,” kraaiden de Angstaanjagertjes, “voor je het weet, komen hun leiders bij ons en begint alles van voren af aan. Leer ons de mensen kennen!”

De kroonprins schoof een kooitje op: “Hoe zou jij me van dienst willen zijn?”

“Ik ben de Angst voor de Dood. Ik verspreid verhalen over nare ziektes die iedereen kunnen treffen. Zodra iedereen de ander ziet als gevaar voor hun gezondheid, zijn ze als was in uw handen. Beloof ze een geneesmiddel en ze zullen het met dankbaarheid aanpakken, zelfs al zal ze het betrouwbaarder en effectiever doden dan welke ziekte dan ook. Bijkomend voordeel is dat ze in opstand komen tegen eenieder die de werking van het beloofde geneesmiddel betwijfelt. U krijgt Verdeel en Heers er automatisch bij.”

“Aha, dus het volk zal me zien als de grote genezer, de oplosser van alle kwaad, de enige hoop en al hun vertrouwen in me stellen, ook al is mijn middel vele malen erger dan de kwaal?”

“Die macht kan ik u geven als u mij kiest.”

“Wat heeft het land aan een volk waar iedereen voor iedereen bang is en daar hun handelen door laat bepalen? Dan komt er niets meer van de grond en is mijn koningschap zinloos. Volgende!”

“Ik ben de Angst voor het Leven. Iemand die levenslang bang en onzeker wordt gehouden, zal altijd hulp zoeken bij anderen dan zichzelf. Die afhankelijkheid is uw voorsprong. U presenteert zich als de ultieme oplossing en ze blijven u trouw tot in de dood.”

“Wat gebeurt er als ik niet met een oplossing kom?”

“Dan wakkert u hun onzekerheid aan door te beweren dat zij het grote plaatje niet zien en dat geduld het kenmerk van de wijze is. Niemand krijgt graag te horen dat hij of zij een plaat voor zijn of haar kop heeft en daarnaast nog een dwaas is ook.”

“Aha, dus iedereen zal hengelen naar mijn goedkeuring, mijn wijsheid en overzicht roemen, niets meer van zichzelf willen hebben en toch gelukkig zijn?”

“Die macht kan ik u geven als u mij kiest.”

“Wat heeft het land aan een volk dat je alles voor moet kauwen voordat er ook maar iets gebeurt? Ik ben niet alwetend, dus dat gaat geheid mis. Het zou mij tot in de kern van mijn ziel benauwen als alles en iedereen van mij afhankelijk is zonder de geruststellende zekerheid dat we elkaar nodig hebben, op elkaar kunnen rekenen en zo ook kunnen leven.

Volgende kandidaat.”

“Ik ben een ondersteuner. Met mijn vaardigheid kan ik de andere Angstaanjagertjes helpen,” reageert een monsterachtig blokkendoosje met grote bolle ogen, “ik ben de Statistiek. Ik creëer overal modelletjes van. Ik reken precies uit wat de mogelijke kans op ellende of succes is. Wanneer u dat uitgebreid presenteert en herhaalt, zal het volk dit gaan interpreteren als de zekerheid op ellende of succes. Dan treden bij geschikte resultaten direct de Angst voor de Dood en de Angst voor het Leven op de voorgrond.”

“Inderdaad,” beamen de beide Angstaanjagertjes, “Statistiek helpt ons prima zodra men maar voldoende gelooft dat voorspellingen uit zullen komen, hoe onzeker en ongefundeerd ze ook zijn.”

“Ik begrijp het,” zei de kroonprins, “jullie wakkeren het lijden voor wat men vreest aan. Maar wat heeft het land eraan als iedereen bang wordt gemaakt voor wat waarschijnlijk helemaal niet komt?”

“Wij voeren geen beleid, wij ondersteunen u alleen maar met angst die geesten gewillig maakt.”

De kroonprins richtte zich tot de volgende kooi: “Wat zou jouw bijdrage kunnen zijn?”

“Ik ben het Gerucht. Ik maak zelfs onwerkelijkheden waar en groei daarnaast in het voortgaan. Een Romeinse dichter roemde me al: Het Gerucht, er is geen kwaad sneller dan dit. Het juiste gerucht maakt mensen gevoelig voor alle andere Angstaanjagertjes. Herhaal mijn boodschap iedere dag en zelfs het meest onwaarschijnlijke wordt waarheid. Alleen bent u het dan die waarheden verzint te uwer glorie.”

“Wat gebeurt er met een volk dat continu op ware onwaarheden wordt getrakteerd? Eens zal er iemand komen die uitvindt dat die waarheid slechts een opgeklopte luchtspiegeling is.”

“Als u ons allemaal in dienst neemt, zult u daar nooit problemen mee hebben. Het volk gehoorzaamt u onder alle omstandigheden en offert zich op naar uw bevelen.”

“Ik ben nog niet klaar,” de kroonprins wijst naar de laatste kooi in de rij, “wat hebt u te bieden?”

“Ik ben wantrouwen. Ik kan de meest krachtige banden breken, zelfs liefde valt aan mij ten offer. Zaai wantrouwen in de gelederen van uw tegenstanders en zij zullen tenslotte u vergeten en elkaar slechts onderling bevechten op vermeende onwaarheden. Statistiek en Gerucht zijn de vertrouwde krachten die mij overal kunnen brengen.”

“Als iedereen elkaar wantrouwt, hoe weet ik dan zeker dat ik hun wel kan vertrouwen? Ik kan nu geen beslissing nemen, ik moet hierover nadenken…”

Een kakafonie van argumentaties ontstond, ieder Angstaanjagertje probeerde zijn pleit te beslechten, want ze wisten heel goed dat nadenken een slechte invloed kan hebben op het selectieproces.

De kroonprins verliet de zaal en trok zich terug in de gang, buiten bereik van de drukte.

“Angst, wantrouwen en hun secondanten Statistiek en Gerucht. Een mooi stel voor een raadszaal,” mompelde hij, “verleidelijke raadgevers voor een onbetwiste absolute macht.”

Hij dacht diep na. Wat doet angst met mensen? Hij verlamt en verstart ze. Hij laat ze vluchten in een waanbeeld waarbij ze als lemmingen in de afgrond storten. Uiteindelijk vernietigt angst alles wat mooi en goed is en maakt de mensen vatbaar voor ziekte en dood.

Moest hij de angst laten schitteren in zijn kroon en stralen van zijn scepter? Wat zou er gebeuren als hij zelf een keertje angstig werd? Keerde het volk zich dan tegen hem?

Wat doet wantrouwen met mensen? Ze zien iedereen als onwaarachtig en gevaarlijk en verdrinken daardoor in eenzaamheid. Eenzaamheid breekt zelfs het meest krachtige hart. Als hij als koning wantrouwen zaaide, zou hij nooit vertrouwen winnen. Wie zou er voor hem staan in dat geval?

Hoe langer hij erover nadacht, des te meer weerstand hij voelde. Zo wilde hij niet regeren. Hij wilde zelf ontdekken hoe hij kon helpen het land en volk tot bloei te brengen. Ja, hij zou daarbij fouten maken. Net zoals iedereen. Daarom had hij het vertrouwen nodig dat je alleen zonder Angstaanjagertjes bereikt.

Hij liep terug naar de zaal en maande de kooibewoners tot stilte. “Mijn besluit staat vast,” verhief hij zijn stem, “ik heb niemand van jullie nodig om een goed koning te worden.”

Een woest gekrijs en gebrul barstte los. Alle Angstaanjagertjes kwamen met verhalen over zijn vreselijke lot als hij geen gebruik zou maken van hun diensten. De kroonprins voelde de angst die zij voor hem over zijn volk zouden hebben verspreid nu in zijn eigen hart.

Zijn moed hield echter stand. Hij voelde ook hun angst om voor eeuwig opgesloten te blijven. Zijn vader had zonder hen geregeerd, hij zou in zijn voetsporen treden. Hij liet de zaal met het geschreeuw achter zich en richtte zich op het licht van de flakkerende toorts heel in de verte.

Behoedzaam sloot hij het wijnvat af. Zijn blik gleed nog even over de verweerde tekst.

“Waarheid,” sprak hij voor zich heen, “niet gemaskerd en gemanipuleerd door angst, wantrouwen, statistiek en gerucht. Daar wil ik naar streven.”

Hij regeerde met wijsheid en liefde over zijn land tot hij op hoge leeftijd met goede hoop in zijn hart de sleutel aan zijn opvolger overhandigde: “Zoek het slot waarop deze sleutel past. Wat er achter die deur ligt, zal je helpen.”

1 gedachte over “De Angstaanjagertjes”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven