De Bedevaart van de Abbreviant (1)

Muziek: Adoro te devote van het album Illumination van Dan Gibson

Voor Kees Kranenburg, ter gelegenheid van zijn pensionering

De tekst bevat voetnoten. Deze vind je aan het eind van deze aflevering. 😉 Even scrollen.

Ars Longa, Vita Abbrevianda

Het late zonlicht werpt roodgouden stralen door de gebrandschilderde ramen van de Librije van de Abdij. Quirinalis Clemens Qualitatis de Abbreviator slaat zijn ogen op van de documenten die hij bestudeert en neemt het schijnsel onbevangen waar.

Het licht vormt bundels in de tinten van het glas, duidelijk zichtbaar door het stof dat onder de hoge bogen zweeft. De stralen vallen op de kunstig versierde tegels van de vloer, die samen het devies van de orde vormen.

Ars Longa, Vita Abbrevianda…[1]

Iedere keer als Quirinalis deze tekst ziet, moet hij aan een grafschrift denken. In deze ruimte is dat niet verwonderlijk, want de overlevering vertelt dat er zich onder de tegelvloer van de Librije een enorm gangencomplex bevindt dat zich uitstrekt onder de gehele stad en ver daarbuiten. Deze crypte herbergt niet alleen de graven van vele eeuwen broederschap, maar vormt ook de bewaarplaats van alle geschriften die de Orde als ketterij beschouwt. Hieronder ligt de kennis van honderden generaties begraven, die nooit inzicht hadden gekregen in het heil van de Abbrevianten.

De arme zielen, bedenkt Quirinalis zich, blootgesteld aan rauwe onversneden kennis op papyrus en perkament, onafgekort en nog niet onderworpen aan de proeve van ons heil…

Hij had vanaf zijn vroegste noviciaat geleerd dat onversneden en onafgekorte kennis gevaarlijk was. De naakte essentie, dat is hetgeen de mensheid nodig heeft, ontdaan van alle wijdlopigheid en redundante informatie. Alles gereduceerd tot het kernbegrip in een code waarvan alleen de Orde het geheim kent. Dat is de kunst waar het devies van de orde op doelt, de kunst die langer moet duren dan het leven zelf.

In kapitalen! voegt hij er in gedachten aan toe.

Hij vraagt zich af waarom al die onafgekorte documenten in de crypte begraven zijn. Verbranden was eenvoudiger, effectiever en veel definitiever geweest. Maar goed, in een ver verleden had de Heilige Quintus Calixtus besloten dat de onversneden kennis in duisternis diende te worden ingesloten. Het verhaal ging dat hij een hekel had gekregen aan alles dat brandde nadat hij als door een wonder door een enorme regenbui aan de dood op de brandstapel was ontsnapt.

Quirinalis doopt zijn pen in de inkt, herleest het document en vat de inhoud van een aantal regels samen in breviaturen op de Tabula Abbreviationis[2].  De wijsheid van een ganse bladzijde vloeit samen in een enkele regel kernachtigheid.

Hij veegt het zweet van zijn voorhoofd en vecht een moment tegen de opkomende vermoeidheid. Een paar uur ingespannen werken eisen hun tol. Het wordt misschien tijd voor een wandelingetje op de binnenplaats. Frisse lucht verheldert de geest.

Het valt waarachtig niet mee om de regels van de Heilige Quintus Calixtus, de ontwerper van de Leer der Abbreviatio[3] in de praktijk te brengen op complexe en filosofische taal. Quirinalis herinnert zich de colleges die hem destijds moesten inwijden in de Orde.

De Heilige Quintus Calixtus had drie eeuwen geleden verordonneerd dat geschriften korter moesten worden teneinde dichter bij de waarheid te komen. Zo waren de mnemonieken ontstaan. Zijn navolgers hadden na een paar generaties vastgesteld dat mnemonieken ook geen klinkers meer mochten bevatten, omdat die de waarheid versluierden in de verleiding van de ambiguïteit van de klank.

Daarom geeft de Abbreviatio een groot aantal regels om woorden af te korten en tevens klinkers door medeklinkers te vervangen, waarbij een deel van de intrinsieke betekenis van het oorspronkelijke woord of begrip wordt mee gecodeerd. Daarbij zijn alleen kapitalen als geldige lettertekens voorgeschreven, de kleine letter is ketterij die als het even kan moet worden uitgebrand.

De allereerste simpele regel is dat een klinker in een afkorting moet worden vervangen door de dichtstbijzijnde medeklinker voor of na de klinker in het alfabet, waarbij er binnen een woord niet dezelfde vervangingen mogen worden toegepast. Deze Eerste Conversieregel van Quintus Calixtus bleek echter al snel te beperkt om emotie en dubbelzinnigheid in de taal op te lossen.

Daarom bedachten Quintus Calixtus en vooral zijn opvolgers een ingewikkeld systeem van algoritmen om woorden met klinkers tot breviaturen om te rekenen. Op deze manier werd de beschreven wijsheid alleen maar toegankelijk voor de ingewijde die de waarheid op waarde wist te schatten.

De toenmalige clerus was wild enthousiast over Quintus Calixtus’ systeem, want de over-idealistische onderwijsinspanningen van de overheid hadden er in die tijd voor gezorgd dat het Oud-Romanzijns van hun heilige geschriften ook voor het gewone volk toegankelijk was, zodat de priesters als intermediair niet meer nodig waren voor het verkrijgen van het zielenheil. De Abbreviatio herstelde hun machtspositie en werd zodoende door de ganse hiërarchie van harte toegejuicht.

De oude Quintus Calixtus werd na zijn enigszins ongelukkige dood -hij viel van een trapje in een Librije omdat hij een boek wilde pakken dat nét te hoog lag- heilig verklaard en sierde sindsdien als icoon de muren van vele abdijen. Het boek dat de oorzaak van zijn val was geworden -de titel was een van de geheimen van de orde- werd in zijn sarcofaag ingemetseld.

In de hartstocht van hun geloof haalden Quintus Calixtus’ volgelingen na zijn verscheiden alle bibliotheken en archieven leeg om de documenten te abbreviëren. Verder bouwden ze over het gehele Peninsola grote abdijen met daaronder steevast een uitgestrekte crypte waarin ze de onafgekorte informatie konden begraven. Kwade tongen beweerden dat menig Abbreviator in de nachtelijke uren in dergelijke crypten afdaalde om zich in een aanval van een soort necrofilie op de onafgekorte documenten te storten en zich in wijdlopigheid te verlustigen.

Quirinalis kan heftig verontwaardigd raken over die verhalen die in zijn optiek slechts ontspruiten aan de fantasie van de simpele en vooral wantrouwige ziel. Hijzelf komt alleen in de crypte als een geabbrevieerde document ritueel wordt bijgezet, of een broeder daar wordt begraven, en hij weet niet beter of zijn collega’s doen hetzelfde. Van nachtelijke uitstapjes bij toortslicht is hem niets bekend. Toortsen zijn beneden trouwens best gevaarlijk, voor je het weet gaat het kurkdroge papier en perkament in vlammen op. Daarom gebruiken ze lampen om zichzelf in de gewelven bij te lichten.

De Abbreviator zucht: Het is lang geleden dat hij zelf een document had geabbrevieerd en hij merkt dat zijn routine in de jaren iets is versleten. Niet verbazingwekkend, zijn huidige rang staat hem toe veel van het werk aan minderbroeders uit te besteden die nog niet zover zijn gevorderd op het pad van de Waarachtige Kernachtigheid.

Quirinalis’ hoofdtaak is het lezen van onafgekorte documenten, ze te begrijpen en analyseren, en ze van aanwijzingen te voorzien, veelal het woordje ‘Abbr’, het teken voor de minderbroeder om op die plaats de wijsheid van de afkorting te zoeken en te beschrijven. Voor de novieten gebruikt hij het Neder Germaanse woordje ‘Afko’[4], omdat ze nog niet ver genoeg zijn gevorderd om de taal der wijzen te verstaan.

Zodra de novieten en minderbroeders zijn aanwijzingen hebben verwerkt, controleert hij of hun breviaturen aan de regelen der kunst voldeden en corrigeert hij streng maar rechtvaardig hun werk tijdens een Colloqium Correctionis[5]. Als het werk uiteindelijk gereed is, dan zorgt Quirinalis voor de plechtige bijzettingen binnen het ritueel van de Authorisatio Documentalis[6]: het oorspronkelijke werk gaat naar de crypte, het document met breviaturen gaat naar juiste plank in de bibliotheek. Daarna registreert hij de bevindingen rond het proces van afkorting in zijn Annales Distinctionis[7].

Op dit moment staat Quirinalis een korte tijd in de schoenen van een minderbroeder, een positie die hem met nederigheid en een vaag gevoel van ongemak vervult. Zijn klus is echter praktisch geklaard. Een wijle bewondert hij het patroon van de kapitalen op het perkament tot zijn dogmatisch geweten hem op de vingers tikt.

Zelfgenoegzaamheid is het begin van de duivelse wijdlopigheid, bedenkt hij zich en buigt nederig het hoofd.

Het Bevel van de Abt

Het geluid van een deurklink en knersende oliebehoeftige scharnieren trekt zijn aandacht weg van zijn schuldgevoel. Haast opgelucht werpt hij zijn blik op de deur van de Librije en ontwaart een statige gestalte in het habijt van een abt.

In een door jarenlange discipline geoefende beweging staat Quirinalis op en maakt een knieval.

“Gegroet meester, wijsheid en genade zij met u” prevelt hij en maakt zich klaar voor de formele begroeting die het protocol voorschrijft.

Zodra Quirinalis echter de hele Salutatio Abbatis[8] wil afdraaien, wuift abt Gregorius Lenioris het gebaar haastig weg. Hij is geen man van formaliteiten. In zijn optiek kan de Leer der Abbreviatio ook wel op de hiërarchie worden toegepast, zonder uitgebreide formaliteiten bereik je het doel sneller. Een compleet ritueel kan wel twee streken op de zonnewijzer kosten. Zonde van de tijd! Hij is een groot voorstander van de platte organisatie en korte communicatielijnen.

“Broeder Quirinalis, het is tijd voor onze jaarlijkse Bedevaart naar Tiberium[9]”, je weet wat dat betekent…”

Quirinalis verbleekt en staart met een knorrige blik naar de grond.

“Ja, dat weet ik” mompelt hij, “een onderonsje met de Mnemonicisten. Pure ketters! Zij korten niet naar waarheid af en gebruiken tot overmaat van ramp ook nog kleine letters! Ze horen uitgesloten te worden van ieder schrijverschap in welke vorm dan ook! Hun geschriften zijn een smet op onze hoogstaande cultuur! Hun mnemonieken zijn een vloek voor ons allemaal!”

De abt glimlacht. Als de Bedevaart nadert, raakt Broeder Quirinalis altijd verwikkeld in een dogmatische strijd. Maar dat is slechts de uiterlijke schijn van de werkelijke strijd in zijn hart.

“Het gezag van dit land eist verdraagzaamheid van ons”, merkt Gregorius kalm op, “de overheid wil niet weer het risico lopen dat Abbrevianten en Mnemonicisten elkaar in de haren vliegen om een paar klinkers met als gevolg dat het land compleet verwoest raakt in de zoveelste heilige oorlog ab urbe condita[10].

Daarom liet de keizer het leger twee jaar geleden de stad Angelis pacificeren toen de twisten uit de hand liepen, met als gevolg dat de stad in puin ligt en iedereen daar nu definitief zwijgt, laat staan dat ze nog in staat zijn tot van mening verschillen. De Abdij van onze broeders daar is nu slechts een ruïne. De keizer laat niet met zich spotten.”

Quirinalis herinnert zich de verhalen van de verwoesting van Angelis. Hij was er ooit geweest om een aantal geschriften van de Abbrevatio te lezen. Een mooie stad met een prachtige Abdij… maar nu blijkbaar definitief afgekort tot de basis, een hoop stenen en verkoolde balken. En dat allemaal omdat die vervloekte Mnemonicisten een twist begonnen waren die zo fel was, dat het zelfs in Tiberium te horen was!

Waarop de keizer zijn scheiding van religie en staat afdwong met dezelfde redeloze passie, als ware zijn doctrine een religie, relativeert hij zijn eerdere gedachte over Mnemonicisten.

“Ik wil dat soort taferelen in mijn Abdij niet zien,” zegt de abt, “het heil van onze broeders is mijn verantwoordelijkheid. Dus verwacht ik dat je onze Mnemonicistenbroeders in wijsheid geduldig aanhoort en geen overijverig persoonlijk geloof projecteert! Beschouw dat als een bevel!”

Het blijft enige tijd stil. De abt bestudeert bedachtzaam Quirinalis’ gezicht, waarop de blos van woede nog niet is weggetrokken. “Heb ik mezelf duidelijk gemaakt, Abbreviator?”

Quirinalis bloost. De formele bejegening van zijn abt schokt hem, zeker omdat ze zich normaal gesproken als gelijken gedragen als ze onder elkaar zijn.

“Mijn excuses, eerwaarde,” bindt hij in, “wanneer vertrekken we?”

“Morgen bij het ochtendgloren, vlak na de metten, zorg dat je dan bepakt en bezakt klaar staat. We hebben slechts één pakezel bij ons, dus beperk jezelf een beetje in de bagage. Het trouwe dier moet Tiberium wel kunnen halen!”

“Ons heil maakt onze boeken dunner, zodat we per pakezel meer kennis kunnen meenemen dan vroeger”, brengt Quirinalis naar voren.

“Dat is geen reden om méér mee te nemen dan vorig jaar. Bovendien zal een al te uitgebreid vertoon van onze kennis tot irritatie bij onze broeders kunnen leiden. Tenslotte is dit soort wijdlopigheid tegen onze leefregel. Beperk je dus!

Bovendien, je weet dat we wat ruimte nodig hebben voor onze nachtelijke tijdpassering…”

Quirinalis weet het. Ze hebben altijd twee brevieren bij zich die niet zijn wat ze lijken. Met als zeer cryptische titel Kennis van de Oneindigheid Deel 1 en 2.

Het ene bevat subtiel verstopt een bord met 64 velden, acht bij acht, de helft witte velden, de helft zwarte. Het andere verbergt achter zijn kaft de twee maal zestien speelstukken.

“Kennis van Goed en Kwaad is als de velden van dit bord”, had Gregorius eens opgemerkt, “deze tegenpolen zijn als de kleuren van de velden. Je hebt wit nodig om zwart te waar te nemen, maar ook moet er zwart zijn om wit te zien. Beiden kunnen niet zonder elkaar.”

Het speelbord annex brevier is een kostbaar artefact dat uit de Hindoestaanse rijken achter de oostgrenzen van het aloude Imperium afkomstig is. Ivoor en ebbenhout, ingelegd in geurig sandelhout. Quirinalis ruikt in gedachten de kruidige geur van het hout als het brevier opengaat voor een partij.

De stukken vertegenwoordigen elementen van de legers van de oude Hindoestaanse koningen, de Tsjatoeranga waaraan het spel zijn naam ontleent. Naast het commando, de koning en koningin, zijn er stukken voor voetvolk, ruiterij, strijdwagens en olifanten.

Gregorius had het spel op een markt in Tiberium gekocht en het terstond subtiel laten camoufleren, omdat spelen -hoe intelligent ook- een wereldse activiteit is die binnen de Abbreviationisten mordicus wordt afgewezen. Hij had Quirinalis deelgenoot gemaakt en hem de beginselen van het spel geleerd. Quirinalis bleek een snelle leerling en al gauw waren de abt en zijn tweede man compleet aan elkaar gewaagd.

Quirinalis was wel verbaasd geweest op over de titels van de nep-brevieren waarin Gregorius het spel had laten verstoppen. Hij herinnert zich de verklaring van de abt.

“Zo, de verpakking is gereed” zegt abt Gregorius en toont de beide brevieren, “als onze broeders deze titels zien, twijfelen ze vast niet aan de inhoud! Zeker met zo’n gevaarlijk onderwerp als infiniteit!”

Quirinalis leest de titels. “Kennis van de Oneindigheid?” vraagt hij, “hoe rijmt dat met de inhoud van deze banden?

De abt heeft een verklaring. “Je kent het symbool van de lemniscaat”, zegt hij, “het symbool van de oneindigheid. Enkele van onze rekenmeesters hebben het durven gebruiken als antwoord als het resultaat van hun berekeningen te groot of te klein bleek om in de ons bekende getallen uit te drukken. Een ware ketterij voor een pragmatisch man als onze keizer, die ooit heeft verordonneerd dat iedere berekening een rationele uitkomst moest hebben, anders kon hij niet kloppen.

Je weet ook dat ons spel een bord heeft van acht bij acht velden, en dat je leger op dit bord uit acht voetknechten en acht hogere stukken bestaat.”

“Dat weet ik, maar ik zie het verband niet”.

“Even geduld”, glimlacht de abt, “het is bekend dat er aan de oostzijde van Mare Nostrum een volk leeft dat een andere getalspresentatie heeft dan onze Romanzijnse cijfers. Wel, hun symbool voor ‘acht’ is een lemniscaat op zijn kant. Als je een beetje orthogonaal denkt, zal je vast het verband met de titel van de brevieren wel zien!”

Quirinalis ziet het in en kan de humor wel waarderen.

Het schaakspel is een van de vreugden van de reis ter Bedevaart. Maar ook op andere tijden meten ze zich met elkaar, zij het via heimelijk aan elkaar doorgegeven papyrussnippers met daarop de zetten in geheimzinnige en voor leken niet ontcijferbare breviaturen zoals TxH5. Zo delen Quirinalis en Gregorius een geheim, dat beiden op excommunicatie zou komen te staan als het ooit bekend werd, want spelen is in de ogen van de orde een zware zonde.

Quirinalis keert terug uit zijn mijmeringen en maakt met een zucht een buiging ter bevestiging van het bevel van de abt. De kloostervader verlaat met een kort knikje de Librije en doet resoluut de deur achter zich dicht.

De Verleiding van de Weg

Het humeur van de Abbreviator is ondanks het vooruitzicht op een dagelijks partijtje schaak niet beter geworden van het bezoekje van zijn meerdere. Iedere gedachte aan de Ketterij van de Mnemonicisten schokt hem diep in zijn ziel. Voor hem is er maar één waarheid, de Abbreviatio!

Je kunt niet tegelijkertijd de Abbreviatio dienen en de Mnemoniek! citeert hij in gedachte een vers uit hun heilige geschriften.

Het was nu eenmaal onvermijdelijk dat een Leer van de Waarheid in deze wereld werd betwist. De eerste Mnemonicisten waren broeders geweest die uit luiheid tot de conclusie waren gekomen dat je abbreviaties met kleine letters meer betekenis kon toekennen dan met de regels van Calixtus was toegestaan.

Een breviatuur die overduidelijk is, denkt hij, verleidt te zeer tot zelfgenoegzaamheid.

Hij had het altijd zo geleerd en als waarheid aanvaard: een belangrijk deel van de te verkrijgen wijsheid ligt in het zoeken naar betekenis. Daarom moest een breviatuur voldoende cryptisch zijn om daartoe prikkelen.

Ooit waren de Mnemonicisten de enige volgelingen van de Heilige Calixtus. Zij vatten de waarheid samen in mnemonieken, die de wijze als geheugensteun konden dienen bij het inprenten van kennis. Mnemonikos noemden de oude Hellenen deze kunst, die de eerste wijsgeren onder hen al toepasten om grote hoeveelheden feiten te onthouden.

De tijden veranderden echter. De mensheid kreeg behoefte aan korte en krachtige materie. Daarom scherpte Marcellus van Ostia de oorspronkelijke Abbreviatio aan tot het Dogma der Abbrevianten. De mnemonieken werden breviaturen, met de duidelijke restrictie dat de lezer van het afgekorte al aardig op de hoogte moest zijn, want van de oorspronkelijke geheugensteun was weinig meer over.

Desalniettemin overvleugelden de Abbrevianten de Mnemonicisten, zij het niet zonder strijd.

Quirinalis laat zijn leerstellige overpeinzing voor wat zij is en concentreert zich op de mededeling van zijn abt. De Bedevaart is zijn jaarlijkse bezoeking. Gezien zijn rang binnen de Abdij is hij namelijk verplicht om abt Gregorius te vergezellen. Hij kan er ook niet onderuit, een complete delegatie van de Abbrevianten van Neapolis is in de ogen van de keizer van groot politiek belang om de dialoog in stand te houden.

De Bedevaart der Verzoening -ook wel Peregrinatio Reconciliationis genoemd- is een decreet van de keizer, waarmee hij de strijdende partijen al twintig jaar lang aan tafel hoopt te krijgen, een poging met wisselend succes. Enkelen in de hofhouding vermoeden dat dit succes enigszins in verband staat met de kwaliteit van het wijnjaar in de zuidelijke districten van het Peninsola, maar dit postulaat is omstreden.

Als bekwaam wereldlijk heerser van het Peninsola Tiberium[11] begrijpt de keizer maar al te goed de irrationele hartstocht van een religieus conflict. Daarom scheidt hij religie en staat met eveneens nietsontziende wreedheid, alleen maar om te voorkomen dat de ganse bevolking zich vol overgave en redeloos op de brandstapel van de heilige oorlog laat slachtofferen. Er waren er zelfs een paar die tien jaar geleden het concept van de brandstapel ietwat te letterlijk hadden genomen en zich omhangen met amfora’s lampolie in naam van hun geloof tot zelfontbranding hadden gebracht midden in de volgepakte Arena van Tiberium, met een enorme paniek en vele slachtoffers als gevolg.

Bij het horen van het bericht hiervan was de keizer bijna ontploft en had de sancties letterlijk en figuurlijk aangescherpt: Ontduiken van zijn bevel werd met dezelfde felheid bestreden als het vuur waarmee Abbrevianten en Mnemonicisten elkaar de absolute waarheid betwistten. Ontduiken van de Bedevaart was vanaf dat moment hoogverraad met dodelijke consequenties als je werd gearresteerd.

Wat betreft die uitwassen van extremisme, zoals de kwestie rond de amfora’s met lampolie, moet Quirinalis de keizer volkomen gelijk geven. Extremisme hoort niet bij de Abbreviatio, dat is overdadige wijdlopigheid van emotie. Maar de felle reactie van de heerser op religieuze conflicten kan hij ook niet helemaal onderschrijven.

Ten behoeve van de door de keizer besloten en voorgeschreven dialoog maken de abt Gregorius en zijn tweede man Quirinalis al jarenlang de lange reis naar de schitterende hoofdstad Tiberium om daar samen met de Mnemonicisten de gemeenschappelijke bedevaartsoorden te bezoeken, die zij elkaar onder andere omstandigheden wellicht gewapenderhand betwist zouden hebben. Een activiteit die ieder jaar weer de opperste zelfbeheersing van de beide partijen eist. Het is maar goed dat de begeleidende Helvetische legionairs van de keizer hen eraan herinneren dat een gewelddadig onderonsje slecht zal aflopen.

De Bedevaart is zoals gezegd Quirinalis’ jaarlijkse bezoeking. Maar gelukkig heeft de Bedevaart een heen- en een terugreis, die geenszins een kwelling vormen. Heel langzaam krullen zijn mondhoeken in een glimlach.

Het is ook een beetje een vér-zoeking, geeft hij zichzelf aarzelend toe, of misschien moet ik het vér zoeken noemen.

De reis op zich is voor hem het hoogtepunt van het jaar. Te voet heen en terug naar Tiberium -met Bedevaart erbij- vormt een tocht van bijna drie tot vijf weken, afhankelijk van het weer en de goede zin van de abt. Dat laatste is belangrijk, want het evenement zelf duurt slechts drie dagen. Gregorius wist daarop de nodige omwegen om het halve Peninsola te verkennen.

De reis is een korte tijd van leven langs de weg, vrij als een vogel in de frisse lucht, ver buiten de beklemmende muren van de Abdij en even ver verwijderd van de beknelling van het protocol. De enige gelegenheid dat Quirinalis en abt Gregorius onderling de hiërarchie kunnen vergeten en zich als vrienden mogen gedragen onder het mom van gelijke kappen, gelijke monniken.

Samen op weg zijn maakt vrienden, herinnert hij zich, ook al plaatste ik rond Gregorius weleens kanttekeningen (in afkortingen, overigens).

Zijn eerste Bedevaart met de abt, nu bijna vijftien jaar terug, was in een aantal opzichten een verrassing gebleken. Zijn meerdere ontpopte zich als een man die wars van protocol was en zich uiterst coulant opstelde richting het dogma van de Abbreviatio met betrekking tot eten, drinken en vrolijk zijn voor zichzelf en medemens, in het bijzonder attractieve dames.

Bovendien bleek hij uiterst bedreven in het spel, dat ooit uit de rijken achter de oostelijke grenzen van het Eerste Imperium naar Tiberium was gekomen. Quirinalis prees de dag dat hij dat spel had leren spelen.

Binnen de muren van de Abdij was Gregorius een hard maar rechtvaardig bestuurder, die kort maar krachtig de wind onder de bewoners van de Abdij hield en houdt. Velen vrezen hem, sommigen zijn die vrees voorbij en waarderen hem. Maar niemand kent hem persoonlijk, hij blijft abt en als zodanig een onaantastbaar en onbenaderbaar instituut. Ook Quirinalis had in het begin die indruk van hem.

Buiten de muren verandert Gregorius echter in een aimabel en vrolijk heerschap in een normale pij, zonder orde- en hoogwaardigheidstekenen, gewoon een pelgrim op weg naar Tiberium. Langs die weg -gewoonlijk de aloude Via Appia die al tijdens het Eerste Imperium bestond- kent hij de beste herbergen met de gunstigste prijs-kwaliteitsverhoudingen voor eten, wijn en een comfortabele slaapplaats.

Het bleek Quirinalis onderweg dat Gregorius met gemak een amfora wijn op een avond achterover kon slaan en daarbij tot plezier van de overige gasten de wereldse literatuur met veel minder afkortingen voordroeg dan betamelijk was. Zijn voordracht van Romanzijnse poëzie was dan ook vermaard onder de reizigers.

Die amfora wijn bleek echter onvoldoende om Gregorius’ scherpe geest te ontkrachten als ze daarna diep in de nacht hun dagelijkse duel op het speelveld van de 64 velden uitvochten.

Gregorius wist Quirinalis’ eerste ergernis over het gedrag van zijn abt en zijn verbazing dat deze halve ketter desondanks in rang boven hem stond zodoende al snel te verzachten en zelfs weg te nemen.

De abt bleek een Abbreviant in hart en nieren, maar miste de blinde ijver, de starre rechtlijnigheid en de fanatieke blindheid om koste wat het kost heel de wereld te willen afkorten. Daarom stond hij niet zo lijnrecht tegenover de Mnemonicisten als Quirinalis door de (over)ijveraars der Abbreviatio altijd was geleerd. Hoe de abt dit voor zijn meerderen verborgen had weten te houden, is hem een raadsel. Als ze dat geweten hadden, hadden ze Gregorius eerder geëxcommuniceerd dan hem op die belangrijke positie aangesteld. Quirinalis was er echter de man niet naar om zich in te laten met klikspaanderij en later zorgde hun vriendschap ervoor dat deze kwestie onder de pet -in hun geval de kap- bleef.

Reeds tijdens de eerste Bedevaart kwam Quirinalis achter de inhoud van het begrip verleiding. Na een copieuze maaltijd en een paar bekers krachtige fruitige wijn uit de streek Frascati veranderde zijn wereldbeeld dramatisch. De strakke kort gehouden rechtlijnigheid van zijn bestaan in de Orde vertoonde opeens ronde hoekjes en de aloude afkortingen kregen in zijn geest bijna hun klinkers weer terug.

Er sloop een stukje poëzie in zijn leven, vol uitgeschreven en uitgesproken bloemrijke taal, die hem uitnodigde om zijn huidige saaie bestaan van Abbreviator aan de wilgen langs de weg te hangen en vol vreugde de wijde wereld in te trekken. Die poëzie zong overal, in de blauwe lucht op de vleugels van de vogels, in de zachte curve van een glimlach op de lippen en in de iets duidelijker curven van een heupwiegende vrouw. Hij merkte opeens dat hij deel was van een kringloop waarvan hij het bestaan had verleerd.

Ook verleiding is leiding, denkt hij terug aan die eerste keer. De ronde vormen hadden zijn hoekige bestaan veranderd.

Zijn abt wist waaraan hij (soms letterlijk) bloot stond. Quirinalis had zich vaak afgevraagd waarom Gregorius nooit had ingegrepen als hij over de schreef ging en toegaf aan de zoete woorden van het gedicht van het leven op de weg.

Jaren later was zijn oogmerk terloops ter sprake gekomen.

“Ach Quirinalis”, had Gregorius hem ooit eens gezegd toen ze in de anonimiteit van de menigte de Appische Poort[12] van Tiberium doorslenterden, “wat is de Abbreviatio eigenlijk zonder de Abundantio Plenitudionis[13]? Niets, afkortingen betekenen niets als je het begrip van de volheid die je afkort niet kent. Daarom moet je het compleet uitgeschreven leven leren ervaren voordat je wijsheid in je afkortingen kunt uitdrukken.”

“Moet ik leven in nog uitgebreidere termen dan de Mnemonicisten doen?” had Quirinalis geantwoord. Het was algemeen bekend dat Mnemonicisten zich veel minder onthielden van de verleidingen des levens dan de Abbrevianten, wat de laatsten ernstig bekritiseerden.

“Precies”, had de abt gezegd, “en dat is nodig, want zonder het begrip achter de afkorting gaat onze beschaving verloren. Een Abbreviator kan alleen zijn werk goed doen als hij precies weet wat hij afkort. Ik heb vertrouwen in je dat je dat op den duur zult begrijpen, en daarom maken we samen eens per jaar deze Bedevaart. Zie het als een soort leerweg en geniet ervan, het zal je als wijze en als mens goed doen!”

En daarmee was er strijd in Quirinalis’ leven gekomen. Voordat de Bedevaart een vast terugkerend ritueel in zijn leven werd, was er slechts de leer en het dogma als richtpunt in zijn leven. Daarop projecteerde hij al zijn hartstocht en energie, waardoor hij een gewaardeerd en gevreesd Abbreviator werd.

Maar nu: Verdwenen was de absolute zekerheid van de rechte leer, onzeker was de belofte van de Abbreviatio dat uiteindelijk alles kernachtig en duidelijk zou worden, herleid tot de naakte essentie van het zijn. In plaats daarvan kwam het besef dat de hele Abbreviatio een slap aftreksel was van een veel kleuriger en rijkere werkelijkheid.

Tijdens de Bedevaart kende hij overigens geen twijfel, mede door de kernachtige en relativerende humor van de abt. Zijn geestelijke strijd speelde zich af voordat hij de aloude Via Appia opging en vooral na zijn terugkeer, wanneer hij zich realiseerde hoe vaak hij van het al eeuwenlang door Abbrevianten getreden pad was afgeweken.

Wellicht was het deze onzekerheid over zijn eigen levenswandel die zijn haat tegen andersdenkenden zoals de Mnemonicisten aanwakkerde. Heel soms twijfelde hij aan de noodzaak van die vijandschap. Breviaturen en mnemonieken lagen bepaald geen wereld uit elkaar en dienden per slot van rekening hetzelfde doel.

Met een verbeten trek krast hij enkele abbreviaties op de Tabula Abbreviationis op het moment dat hij zich dat realiseert. Dat inzicht doet pijn. Zijn oogmerken zijn dus niet zuiver.

Hij verbleekt nadat hij zijn werk controleert. Twee klinkers ontsieren de kapitalen die de harmonie van de Abbreviatio vormen. Zijn hand was van het rechte pad afgedwaald!

“Een mnemoniek!” sist hij, “ketterij!”

Met een grauw verscheurt hij het document. Als ze erachter komen, is hij verloren! Behoedzaam verzamelt hij de snippers en werpt ze in het kleine haardvuur dat in een hoekje van de Librije brandt. Hij blijft in de vlammen staren totdat de fragmenten onherkenbaar verkoold zijn.

Nog natrillend van de schok pakt hij een Tabula Rasa om de Tabula Abbreviationis te herstellen.

“Ars Longa, Vita Abbrevianda…” mompelt hij voor zich heen en gaat aan het werk. Dit moet nog af voordat hij kan gaan pakken.

***

Eindnoten


[1] “De kunst leeft lang, het leven dient afgekort te worden”.

[2] Tabula Abbreviationis: De Lijst der Afkortingen.

[3] Abbreviatio, een set leerstellingen bedacht door Quintus Calixtus Campanellis (3577 – 3650 AUC), die als doel hadden om structuur en duidelijkheid te brengen in de chaos van religieuze geschriften van zijn tijd. De Abbreviatio schrijft voor hoe woord en geschrift tot kernachtigheid gebracht moeten worden

[4] Afko: Nedergermaans begrip, in de leer ingevoerd door Hendricus Mensicus Batavicus.

[5] Colloqium Correctionis: Vergadering van Correctie, de review.

[6] Authorisatio Documentalis: De procedure van het autoriseren van een document.

[7] Annales Distinctionis: Jaarboeken met kwaliteitsrapportages.

[8] Salutatio Abbatis: Formele begroeting van de abt.

[9] Tiberium: Hoofdstad van de Romanzijnse Alliantie, een tot eenheid gepacificeerd allegaartje van twistende stadstaatjes op het Peninsola Tiberium. Tijdens het Eerste Imperium heette de stad nog Roma, maar latere heersers veranderden de naam om het gênante einde van het Eerste Imperium uit de herinnering te wissen.

[10] Ab Urbe Condita (AUC) -”Vanaf de Stichting van de Stad” was het werk van de Romeinse geschiedschrijver Livius waarin hij de Romeinse historie sinds de stichting van Rome beschreef. In het postmodernistisch klassieke tijdperk is Livius al lang vergeten, maar is de titel van zijn werk tot een gevleugeld woord geworden voor “vanaf een ver en grijs verleden”.

[11] Peninsola Tiberium, het postmodernistisch-klassieke Italië.

[12]  Appische Poort: Toegangspoort voor de Via Appia in de stad. Het bouwwerk bestaat nog steeds als de

Porto San Sebastiano, een deel van de aloude muur van Aurelianus.

[13] Abundantio Plenitudionis, de toestand van wijdlopigheid die middels de toepassing van de Leer van de Abbrevatio tot de juiste en vooral beperkte proporties moet worden teruggebracht.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

error: Inhoud is beschermd!
Scroll naar boven