Muziek: IKTXP van het album Sicilian Defense van The Alan Parsons Project
Voetnoten staan aan het einde van deze aflevering. 😉 Even scrollen, dus.
Een partijtje Schaak
En zo vindt Quirinalis zichzelf opeens met Maddalena opgescheept, alhoewel nee, zijn stemming is dermate verbeterd dat hij haar gezelschap niet langer als aanzet tot ketterij opvat, zoals vanmiddag. En dat wordt nog beter wanneer ze op het schaakspel komt.
“Gregorius vertelde me, dat jullie regelmatig schaken”, begint ze, “hij prees je tactiek en inzicht.”
“Nou ja, eh…” Quirinalis doet zijn best om bescheiden te blijven, “ik speel zo mijn partijtje. Het is heerlijk om bij al dat abbreviëren de zinnen te verzetten.”
“Tja, maar nu ligt je partner van zijn welverdiende rust te genieten. Zou je mij dan het plezier van een spelletje schaak willen verschaffen? Ik heb weleens een blauwe maandag een partijtje met iemand gespeeld voordat hij uit de orde trad, of eh… nou ja, uit de orde moest treden toen ze ons bij het spelen betrapten.”
“Natuurlijk!” reageert Quirinalis. De uitdaging van spelen met een onbekende wint het van zijn bedenkingen. Het zou heel verfrissend zijn om een aanpak te treffen die hij nog niet kent.
“We moeten het wel geheim houden, de gasten mogen ons niet zien spelen. Voor je het weet is het algemeen bekend dat we ons inlaten met een activiteit die de hoogste prelaat verboden heeft.”
Maddalena glimlacht. “Nou, dan spelen we het spelletje wel op mijn kamer. Jouw abt snurkt vast zo hard in jullie verblijf, dat we ons niet kunnen concentreren.”
“Ehh…” brengt Quirinalis er tegenin.
“Geen angst, ik blijf in de kleren”, grapt Maddalena, waarop Quirinalis bij een plotseling opkomende ondeugende gedachte prompt een tikje bloost.
Met de twee brevieren over de Oneindigheid onder de arm sluipt Quirinalis naar boven, op de voet gevolgd door Maddalena. “Hier is het”, wijst ze op haar kamerdeur. Behoedzaam glippen ze naar binnen.
De inrichting van de kamer is net zo fantasieloos als Quirinalis al eerder had ervaren. Bed, twee stoelen, tafeltje en een kast voor kostbaarheden. Als troost is er uitzicht op zee, waar je op dit uur overigens erg weinig aan hebt. De waard had geprobeerd om met een vaas met vers gesneden veldbloemen nog iets persoonlijks aan het onderkomen te geven.
Quirinalis vouwt het eerste brevier open op het tafeltje en slaat enkele bladzijden om. Het schaakbord komt tevoorschijn. Daarna opent hij het tweede volume en diept de schaakstukken op.
“Ontzettend mooi gemaakt!” merkt Maddalena waarderend op terwijl ze het bewerkte ivoor en ebbenhout nauwkeurig bestudeert.
Quirinalis stelt de witte en zwarte stukken op in de bekende formatie.
“Zullen we loten?” vraagt Maddalena.
“Nee, dat is niet nodig, wit is een prachtige kleur voor de dame.”
“Hoe galant!” glimlacht Maddalena en gaat achter de witte stukken zitten. Quirinalis doet hetzelfde aan zijn kant van het bord.
“Je was stil, vanmiddag”, merkt Maddalena opeens op, “jouw abt was ook de hele tijd aan het woord.”
“Hij is beter in gezellige conversatie dan ik.”
“Maar nu weet ik helemaal niks van jou, terwijl je me best interessant overkomt”
“Is dat erg?” reageert Quirinalis ietsje verrast.
“Jawel, ik ben nu eenmaal van nature nieuwsgierig. Daarom wil ik je uitdagen. Iedere keer dat ik een stuk van jou sla, vertel je me iets over jezelf, goed?”
Quirinalis is verbaasd. Zijn gevoel voor een sportieve uitdaging is echter sterker. “Goed, maar op een voorwaarde.”
“En die is?” glimlacht Maddalena.
“Dat jij me ook iets vertelt als ik een stuk van jou sla.”
Ze lacht. “Dat had ik kunnen weten, maar dat is niet erg, ik ben goed in praten over mezelf.”
“Afgesproken. Laten we beginnen!”
Een diepe geconcentreerde stilte valt, waarin het ruisen van de zee tot het vertrek doordringt, van tijd tot tijd onderbroken door het snurken van de abt in de kamer ernaast. Quirinalis richt zich op het bord en wacht af. Voor de eerste zet heeft speculeren op de opening nog weinig zin.
Met een elegant gebaar plaatst Maddalena een pion op D4. Quirinalis schuift als reactie een pion naar F5.
De opening is niet spectaculair, maar voldoende aanleiding voor Quirinalis om diep over de verdere strategie na te denken.
Blijkbaar heeft Maddalena dat ook gedaan, want haar volgende zet komt sneller dan hij dacht. Welgemoed zet ze een pion op H3. Dat zou haar toren wat lucht geven. Quirinalis besluit direct een paard in de strijd te werpen en springt naar F6.
Quirinalis probeert Maddalena af te schatten op basis van haar eerste twee zetten. Ze reageert niet ontzettend offensief. Probeerde ze hem ergens toe te verleiden?
Haar volgende zet wordt een oprukkende pion naar G4.
Inderdaad, een verleiding, denkt Quirinalis bij het zien van haar mogelijke pionoffer, maar waartoe?
Hij gaat op haar verleiding in en slaat de pion met zijn pion van F5.
Maddalena kijkt hem olijk aan. “Je bent best gretig om iets van me te weten te komen. Goed, ik zal je iets vertellen wat ik je abt nog niet gezegd heb. Ik ben niet van plan om na deze Bedevaart terug te keren naar mijn Abdij. Ik doe dan wel precies wat mijn orde hoopt dat ik zal doen, maar wellicht bedoelen ze het goed. Ik ga kijken of ik in Tiberium een geschikte leermeester kan vinden voor mijn ambities. Om mijn nieuwe bestaan goed voor te bereiden, heb ik een klein beetje aan mijn naam op de geloofsbrieven veranderd.”
Quirinalis knikt en geeft geen commentaar. Hij kan voor zichzelf moeilijk toegeven dat hij haar enigszins benijdt vanwege de voortvarendheid waarmee ze haar leven richting geeft.
Zoals hij verwacht, neemt zij zijn pion op G4. Hij wil het niet op zich laten zitten en pakt haar pion weer met zijn paard.
“We staan voor deze ronde quitte”, zegt hij.
“Klopt”, geeft Maddalena toe, “maar jij bent eerst. Begin maar eens met je jeugd.”
“Goed, ik ben geboren in een klein dorpje aan de mond van de Isala, ten noorden van het land van de Bataven, dicht in de buurt van de grens van Frisia.”
“Zo ver hier vandaan, in dat land van kou, mist en regen?”
“Inderdaad, nat was het daar zeker. Het kwam ‘s winters regelmatig voor dat de rivier buiten de oevers trad, onze akkers bij de stroom onder water zette en zelfs de huizen bedreigde.
Ik woonde bij een Oppidum[1] waar een bescheiden contingent van keizerlijke soldaten gelegerd was om ervoor te zorgen dat piraten uit Frisia de rivier niet op konden varen om de stad Noviomagus te bedreigen.
In mijn dorp golden de wetten van de keizer. Vandaar dat ik als kind verplicht was om naar school te gaan.”
“Nou, dat is allicht beter dan je dagen op de akkers of achter een visnet te slijten”, merkt Maddalena op, “ik heb me altijd prima vermaakt op school.”
“Dat kwam bij mij ook, toen ik eenmaal het Romanzijns voldoende beheerste. De taal interesseerde me en ik kon er beter mee overweg dan het gros van mijn dorpsgenoten.
De Praefectus[2] van het Oppidum besloot dan ook om me door te laten leren, in een geregeld en van procedures vergeven bestuur als dat van het Romanzijnse Rijk kun je een goede ondersteuning goed gebruiken. Ik werd ingedeeld bij de Schola Superior Principalis[3] en werd nadat ik die opleiding met succes had doorlopen aan een leermeester toegewezen, die me de fijne kneepjes van het vak zou leren.
Mijn Magister zorgde ervoor dat ik liefde opvatte voor zowel de Romanzijnse taal en literatuur als de Romanzijnse historie. Na enige jaren was ik volleerd en kon ik aan mijn taak beginnen: het onderwijs van de jonge onderdanen van het Romanzijnse Rijk.
Tien jaren lang trok ik door de noordelijke gebieden en onderwees ik menig kind volgens de wetten van onze keizer. Tot ik genoeg kreeg van dit rondtrekkend bestaan.”
“Wat gebeurde er toen?” vraagt Maddalena.
“Ik begon met een reis te maken naar het Peninsola. Daar kwam ik na een enerverende en bijzonder imponerende reis langs de grote Romanzijnse steden voor het eerst langs de Via Appia naar het zuiden en besloot ik af te slaan naar Neapolis.
Tegen de avond kwam ik vlak voor Neapolis een Abdij tegen. Ik kende heg nog steg en ik wist ook niet of ik voor donker een herberg zou vinden. Dus klopte ik aan bij de Abdij voor gastvrijheid en ontmoette daar abt Gregorius voor het eerst.
Abt Gregorius was net zo nieuwsgierig als jij naar mijn levensloop tot dat moment, dus vertelde ik hem onder het genot van een prima glas wijn hoe mijn levenspad zich tot dan toe ontwikkeld had. Ook vertelde ik hem de reden van mijn reis, namelijk de zoektocht naar een nieuwe levensbestemming.
Gregorius is een man met inzicht en hij begreep meteen welke rol ik in zijn Abdij kon spelen. Mijn taalbeheersing en historische kennis zouden bij het abbreviëren goed van pas komen. Na een heimelijk bezoek aan de Crypte met al die documenten was ik verkocht. Ik trad nog dezelfde avond in. Ik begon als eenvoudig minderbroeder en klom na een aantal jaren via diverse initiaties op tot Abbreviator. Al met al zit ik nu meer dan vijfentwintig jaar bij de Abbrevianten.”
“Mooi verhaal”, complimenteert Maddalena hem, “het zal me niet meevallen om dat te overtreffen. Maar dat hoeft ook niet want ik heb mijn eigen verhalen.
Ik moet je bekennen dat ik al jarenlang zo mijn bedenkingen heb over het nut van het Mnemonicisme. Zodra ik de documenten in de crypte begon te lezen, kreeg ik de stille wens om zelf in de Modus Plenitudionis[4] te gaan schrijven. Al dat afkorten is eigenlijk maar onzin, goed voor luie schrijvers en lieden die cryptisch interessant willen doen, vooral hooggeplaatsten hopen met complexe breviaturen op flexibele en synergetisch verantwoorde wijze zand in de ogen van het gewone volk te strooien. Ik hoop het voluit schrijven in Tiberium te leren. Ik wil boeken schrijven en poëzie dichten! En er uiteraard als het even kan mijn brood mee verdienen ook!”
Als Quirinalis haar ontboezemingen vanmiddag had gehoord, had hij haar niet alleen van ketterij, maar ook van hypocrisie beticht: Hoe kun je jarenlang net doen alsof je ergens bij hoort en ondertussen dergelijke afwijkende gedachten koesteren!
Op dit moment voeden haar uitlatingen echter zijn eigen twijfels.
Maddalena zet haar Dame naar D3, een duidelijke aanwijzing voor een offensief. Geschrokken trekt Quirinalis zijn paard terug naar F6, want het beestje stond ongedekt na haar pionoffer. Wat is ze met de Dame van plan? Er zit duidelijk gevaar in de lucht. Plotseling ziet hij welke kant haar aanval uitgaat.
Maddalena doet prompt de zet die hij vreest: ze slaat zijn pion op H7 met haar toren. Het lijkt hem het beste om haar toren direct met de zijne op H8 onschadelijk te maken. Vrijwel direct ziet hij in, dat hij te gretig is geweest. Haar Dame hoeft nog maar een enkele fatale beweging te maken voor schaakmat en Maddalena is aan zet.
“Gefeliciteerd, je hebt me verslagen[5]” zegt hij terwijl hij zijn Koning liet vallen, “zo snel heb ik het nog niet vaak meegemaakt. Goed gespeeld!”
“Dank je,” glimlacht ze, “maar ons spelletje is nog niet voorbij: we hebben nog twee verhalen open staan.”
“Je hebt gelijk”, geeft Quirinalis toe, “Qua geschiedenis heb ik niet zoveel te bieden. Ik kan wel iets vertellen over een paar grote liefhebberijen van me.”
“Aha, daar komen de passies!” lacht Maddalena, “dat is interessant! Vertel!”
“De eerste liefhebberij is het spel dat we nu spelen. Ik speel al jarenlang met grote regelmaat een partij, voornamelijk met de abt, alhoewel ik tijdens een Bedevaart zoals deze van tijd tot tijd andere tegenstanders ontmoet.
Een tweede liefhebberij van mij betreft de cultuur en de architectuur van deze streken. We schrijven hier prachtige literatuur en poëzie. We bouwen hier de meest ingenieuze architectonische wonderen. Kijk bijvoorbeeld eens naar zoiets simpels als de weg waarop we lopen, zo’n uitgebalanceerd en slim ontwerp dat de eeuwen heeft getrotseerd. Of de aquaducten van Tiberium die zonder falen het water uit de bergen naar de stad dragen.
Ik lees graag om te genieten van de literatuur en ik reis graag om de architectuur en de kunst te bestuderen.”
Quirinalis laat een stilte vallen. Maddalena neemt de kans waar om een onderdeel van haar verhaal te vertellen.
“Mooi, nu weet ik hoe je bij de orde bent gekomen en hoe lang je er al rondloopt. Een hele tijd, moet ik zeggen! Je bent al bijna aan je Emeritaat toe! Maar goed, nu is het tijd voor mijn laatste ronde.
Ik heb een misschien ambitieuze droom: Als ik wil gaan schrijven in de Modus Plenitudionis, wil ik de absolute waarheid op papyrus en perkament zetten. Geen politiek geneuzel, gewoon de naakte waarheid.
Ik heb een behoorlijke tijd mnemonieken bestudeerd en gemerkt dat ze slechts ontworpen zijn om je een bepaalde vooropgezette richting op te sturen, soms zelfs bezijden de waarheid, terwijl men toch beweert dat die richting de ultieme waarachtigheid is. De absolute waarheid ligt ergens in het midden en iedereen danst er omheen. En daarbij staat men elkaar regelmatig op de tenen.”
“Ik dacht dat op elkaars tenen staan bij dansen een goed voorteken was?” merkt Quirinalis op, “maar nu ik hoor hoe jij wilt gaan dansen, ben ik bang dat je jouw tenen misschien wel kwijtraakt.”
“Hoezo?”
“Je suggereert de waarheid te gaan schrijven. Waar haal je die vandaan en hoe bepaal je dat jouw waarheid de enige ware is? Hebben we niet al genoeg problemen met absolute waarheden die we te hard willen maken?”
Maddalena trekt een nadenkend gezicht. “Misschien? ”
“Wel degelijk, kijk wat er in de wereld gebeurt,” beschrijft Quirinalis, “steeds als iemand het grootste gelijk gevonden meent te hebben, is het hommeles met een ideologische strijd die de slachtoffers niet waard is. Een absolute waarheid is niet van deze wereld. Een benadering naar beste weten is dat wel.”
“Je hebt gelijk”, geeft Maddalena toe, “ik overvraag mezelf misschien. Maar “naar beste weten” schrijven kan best eens te beperkt zijn.”
“Er zit dan niks anders op dan raad te vragen en andere meningen in overweging te nemen. Een beetje redactie op schrijverswerk kan nooit kwaad. Een stukje kwaliteitscontrole. Een van mijn voorvaderen -Quirinalis de Oudere- had een boekwinkel. Hij controleerde altijd de boeken voordat hij ze verkocht.”
“Waarom?”
“Hij wilde kwaliteit leveren. Zijn devies was “Kwaliteit is wanneer de mensen terugkomen en niet de boeken.”
“Ik zal eraan denken als ik in Tiberium mijn praktijkje opzet.”
Het is inmiddels later dan middernacht geworden, zodat ze besluiten om op te breken. Behoedzaam sluipt Quirinalis met de brevieren onder zijn arm terug naar de kamer die hij met de abt deelt. Gregorius is echter te ver heen om iets te merken, hij wordt zelfs niet wakker wanneer Quirinalis zijn teen aan het bed stoot en daarbij met opeengeklemde tanden een paar populaire heiligen verwenst.
***
Na het avondje schaken is Quirinalis zijn afkeer jegens de Mnemoniciste helemaal kwijt. Daardoor verloopt de tocht van de drie pelgrims en de twee ezels naar Tiberium in perfecte harmonie.
Maddalena houdt Quirinalis’ snelle nederlaag op het schaakbord gelukkig geheim, want hij geneert zich er toch een beetje voor. Dat gevoel verdwijnt echter op het moment dat de Mnemoniciste ook abt Gregorius in een redelijk aantal zetten van het bord veegt. De abt neemt het sportief op en weet later zijn revanche te halen.
Het wordt een voorspoedige tocht langs de altijd drukke Via Appia, zij het dat ze iets minder tempo maken dan normaal. De drie dagen rust in Castellum Gandolfiano komen daarom te vervallen, tot verdriet van Quirinalis overigens, die de luxe van het buitenverblijf van het Pontificaat graag van nabij bestudeerd had, met nadruk op de culturele vermakelijkheden die de hoogste prelaat had laten aanrukken.
De file bij de poorten van Tiberium is net zo lang als ze hadden gevreesd. Daarom stallen ze hun ezels bij de herberg Ante Portas Tiberii en gaan ze voorzien van handbagage op weg naar de Catacomben van Calixtus om de controles te omzeilen.
***
Eindnoten
[1] Oppidum: omwald vestingstadje.
[2] Praefectus: Commandant.
[3] Schola Superior Principalis, vrij vertaald Hogere Burgerschool.
[4] Modus Plenitudionis, het werken met complete expressie, zonder afkortingen.
[5] Deze partij staat bekend als Dutch Defense, vrij naar een artikel over schaakmat uit Wikipedia.