De Bedevaart van de Abbreviant (5)

Muziek: Wallfartslied (Pelgrimslied) van Arvo Part gespeeld door La Pieta

Voetnoten staan aan het einde van deze aflevering. 😉 Even scrollen, dus.

Campus Vaticanum

Na een wandeling van dik een uur komen ze aan bij een trap naar boven. Quirinalis zucht opgelucht, de atmosfeer wordt hem in de catacomben toch wat te eng. Ook al had hij deze tocht al eerder gemaakt, hij kon de juiste route maar niet onthouden. Daarom volgt hij de abt op de voet.

Maddalena heeft haar spraakzaamheid weer teruggevonden en vraagt honderduit over de symbolen en spreuken die her en der op sarcofagen en wanden zijn aangebracht. Gregorius doet er met plezier alle moeite voor om haar honger naar informatie te stillen.

Ze komen boven op een stil pleintje ruim binnen de muren van Tiberium. Op deze plek lijkt de gonzende en lawaaierige wereldstad ver weg. De kinderen die bij de klaterende fontein spelen kijken nauwelijks op van hun spel wanneer het pelgrimsgezelschap uit het portaal opduikt. Blijkbaar geniet deze korte weg enige populariteit.

“Daar zijn we dan: Tiberium” zegt de abt, “Urbs SPQR”.

“Dat is wel erg oud-Romanzijns” merkt Maddalena op, “met nog een breviatuur erin ook. Wat betekent het”

“Urbs Senati Populique Romani, de Stad van de Senaat en Volk van Rome, de oude naam voor Tiberium. Het toevoegsel ‘que’ betekent in oud-Romanzijns het woordje ‘en’. Vandaar dat de letter Q in de breviatuur is opgenomen om verwarring te voorkomen.”

Ze laten de rustige wijk in de buurt van de Porta Appia achter zich en lopen naar Campus Vaticanum om zich aan te melden. Het is een stevige wandeling door de drukke stad waar het eigenlijk nooit stil is. Het geschreeuw van de wagenlieden gaat dag en nacht door, evenals de minstens even vulgaire antwoorden van de voorbijgangers die geacht worden plaats te maken voor de voortrazende economie.

Quirinalis is dan ook opgelucht wanneer ze uiteindelijk de rivier de Tiber bereiken. Nu alleen nog de brug over en nog een enkele mijl naar Campus Vaticanum.

De verblijfplaats van de vertegenwoordigers van alle religieuze richtingen die geacht worden de Peregrinatio Reconciliationis bij te wonen, is goed bewaakt door de Helvetische legionairs in hun kleurige uniformen. Gregorius meldt hen aan bij de wachtcommandant.

“Welkom, abt der Abbrevianten uit Neapolis, en ook aan u, zuster der Mnemonicisten”, zegt de man formeel terwijl hij een stel stempels zet op een groot aantal formulieren, “als u deze papieren even laat registreren, dan is onze keizer tevreden, omdat hij dan weet dat u werkelijk aan de Reconciliatio[1] hebt meegedaan. Op dezelfde plaats kunt u na afloop uw verslagen inleveren, uiteraard voorzien van alle begeleidingsdocumenten.”

Het kost het pelgrimsgezelschap ruim drie uur om de eerste ambtelijke barrière te passeren. Alle procedures dienen exact volgens het Proces van Aanmelding en Registratie te verlopen. Een tijdrovende bezigheid met een groot aantal parafen en stempels. Eenmaal meent Quirinalis zelfs zijn initialen op een stempel te ontwaren: QC. Dat blijkt het laatste stempel te zijn dat de goedkeuring bezegelt.

“Waarom moet dit allemaal zo lang duren?” moppert Maddalena op het laatst, “ik sta hier wortel te schieten!” Zij was nog niet zo gewend aan de draaisnelheid van de ambtelijke molens zoals Quirinalis en Gregorius die door de jaren heen hadden ervaren.

De ambtenaar trekt een wenkbrauw op. “Bezwaren?”

“Jawel, ik vind, dat.…”

“Bezwaarschriftprocedure XXIV, sub paragraaf XIV, gindse tafel, alles invullen,” wijst de ambtenaar, “verwerkingstijd naar schatting vier maanden, beroepstermijn maximaal twintig jaar. Als u geluk heeft krijgt de volgende keizer dit op zijn bureau.”

Op het aangewezen meubelstuk prijkt een stapel formulieren die alle wetten van de Abbreviatio tart.

Gregorius stoot Maddalena subtiel aan. “Laat maar zitten”, raadt hij haar aan, “anders mis je de Bedevaart en krijg je een strafprocedure aan je tunica met nog veel meer formulieren en een gratis verblijf in het Tullianum[2], want de huidige keizer neemt deze kwestie rond de Bedevaart bijzonder zwaar op.”

Maddalena laat terstond haar bezwaren varen. De ambtenaar knipoogt minzaam en stempelt rustig door.

Uiteindelijk krijgt het proces zijn loop en kunnen ze een plekje gaan zoeken in de barakken van Campus Vaticanum. De ambiance is op zijn zachtst gezegd sober, evenals het eten. Quirinalis prijst zich gelukkig dat ze op hun reis ter compensatie alvast wat culinaire hoogstandjes hadden genoten. Dat maakt het eenvoudige voedsel tenminste een beetje goed.

Volgens traditie is de eerste avond gereserveerd voor een nadere kennismaking met de vertegenwoordigers van de diverse stromingen en sektes. Gregorius houdt zijn metgezellen goed in de gaten, maar er ontstaan geen problemen, Quirinalis houdt zich rustig bij het aanhoren van de mnemonieken en Maddalena stoort zich helemaal nergens aan. Zij vermaakt zich prima met het bestuderen van de diverse pijen in verscheidene gradaties van matig modieuze snit. De abt is blij dat haar gevatte opmerkingen slechts enkele wenkbrauwen laten fronsen.

Na de eerste redevoeringen trekken de drie zich haastig terug voor een potje schaak in een verloren hoekje van de Campus. De beide brevieren over de oneindigheid zijn zodoende de enige boeken die ze opendoen. Gregorius merkt op dat ze het volgende jaar geen pakezel meer mee hoeven te nemen en Quirinalis is het er tot zijn eigen verbazing mee eens.

Anderen blijken daarna heel wat meer moeite te hebben met rustig en beschaafd blijven, menige dogmatische discussie eindigt in woorden, gevolgd door een fysieke strijd, zij het zonder wapentuig, want iedereen had zijn staf en verdere steek- en slagwapens bij de poort moeten inleveren. In alle gevallen komen de Helvetische legionairs er als de kippen bij om de orde te herstellen, zodat een enkeling zich in de nacht tevreden moet stellen met een bedje stro in de kerker.

Tegen de tijd dat Maddalena, Gregorius en Quirinalis hun onderlinge competitie op de vierenzestig velden hebben afgerond, is iedere discussie verstomd. Het is al zo laat geworden dat ze met bijzondere behoedzaamheid hun plek in de slaapzaal op moeten zoeken.

Dit zou de eerste van twee overnachting in Campus Vaticanum worden, morgen vindt de Bedevaart plaats die exact een dag zal duren. Gelukkig gaat de gastvrijheid van het rijk ietsje verder, ze mogen daarna nog een nacht in de Campus blijven. Het had immers geen zin om ‘s avonds na het schrijven van het verslag de terugreis te aanvaarden, behalve dan om je onopvallend in het Tiberische nachtleven te storten.

De Mond van de Waarheid

De voerlieden van Tiberium zorgen ervoor dat alle genodigden in Campus Vaticanum voor dag en dauw wakker worden, hun verblijfplaats ligt namelijk aan een doorgaande en druk gebruikte route naar het noorden.

Met de eerste voerlieden op de weg komt ook de ontbijtservice aan, een groot aantal medewerkers -het woord slaaf was om ethische redenen uit de gratie geraakt, maar de functie was nog hetzelfde- dekt tafels en stelt brood en wijn in ordelijke rijen op. Daarna ijveren ze zich om in grote ketels de ochtendbrij te bereiden.

Abt Gregorius begint de dag zeer sociaal met op slinkse wijze brood en drank te strietsen voordat het te druk wordt aan de dis. Zodoende kunnen hij en zijn reisgenoten in een rustig hoekje de dag beginnen.

“De dag van de Bedevaart!” spreekt Gregorius vergenoegd, “een bezoek aan een paar van onze heilige plaatsen. Ik vind het altijd leuk om ze terug te zien. Het is alleen een gok welke het worden. Maar ik heb het nagevraagd.”

“Waar gaan we dan naartoe?” vraagt Maddalena waarbij ze de woorden behendig tussen een paar happen brood in manoeuvreert, “volgens mijn laatste studie telt Tiberium 2256 heilige plaatsen, en dat redden we nooit binnen een dag.”

“Ik heb me laten informeren over de indeling van de groepen”, zegt de abt, “we worden verdeeld omdat de hele meute onmogelijk allemaal hetzelfde oord kan bezoeken. Onze groep bezoekt vandaag het Pantheon, de Bucco Veritatis en de Crypte in de Basilico Laterano. Daarna komt misschien nog een praatje van de keizerlijke vertegenwoordiger en dan mogen we na het schrijven van het verslag onze eigen weg weer gaan. Missie volbracht, plicht voldaan.”

De aankomst van de keizerlijke begeleidingscommissie betekent het einde van de ontbijtceremonie. Na een kort inleidend woord en de indeling in relatief kleine groepen worden de broeders van de diverse orden geacht zich in nette rijen op te stellen en te midden van bescheiden uitgedoste Helvetische legionairs in burger onder leiding van een keizerlijke gezant naar de stad te marcheren.

“De keizer laat graag zien wie er de baas is”, merkt Gregorius op wanneer Maddalena zich over de strakke organisatie beklaagt. Zij had liever op haar gemak langs de bedevaartplaatsen geslenterd, zodat ze een winkeltje in kan glippen als de ceremonie te vervelend wordt.

Buiten de poorten van Campus Vaticanum had zich zoals gewoonlijk een menigte belangstellenden verzameld, een gratis verzetje naast de gebruikelijke ‘brood en spelen’ activiteiten is immers nooit weg.

Voor sommige ordeleden is de aanblik van het publiek te verleidelijk, ze beginnen direct met groot enthousiasme hun standpunten te presenteren. Een duw met een speer brengt ze direct weer in het gareel. “Deze mensen mogen alleen maar luisteren naar door de keizer geautoriseerde stadsomroepers”, gromt de legionair die het wapen voert, “subversieve converterende taal is niet toegestaan.”

“Zo zie je maar weer”, becommentarieert Gregorius de gebeurtenis, “wie de media beheerst, beheerst het volk.”

Na de brug over de Tiber verspreiden de groepen zich. Tot grote opluchting van Quirinalis, die de publieke belangstelling helemaal niet ziet zitten, gaan de kleine clubjes pelgrims met gezant compleet in de menigte op. Het gezelschap van soldaten verbaast niemand, in Tiberium heeft minstens de helft van de bevolking alle reden om zich door een of meerdere lijfwachten te laten vergezellen. De hoofdstad van het rijk is immers een bruisend oord.

Ze lopen enige tijd langs de kaden van de Tiber wanneer ze bij het eerste heiligdom aankomen. Het eerste dat opvalt is de toren van het gebouw, een vierkanten constructie met een aantal verdiepingen met bogen, het geheel afgedekt door een pannendak. De architectuur stamt duidelijk uit de tiende eeuw na de val van het Eerste Imperium. Het hoofdgebouw heeft de kenmerken van een Basilica, het ontwerp van een overheidsgebouw dat populair was geworden als bedehuis in de nadagen van het Eerste Imperium.

Het gebouw zelf is voor de Bedevaart niet zo interessant. Het gaat om de galerij voor de ingang van het gebouw. Daar bevindt zich de Bucco Veritatis[3]. Dit oord dat bij menig toerist bekend is, brengt de eerste proef voor de pelgrims.

De Bucco Veritatis is een rond sculptuur aan de wand. Het stelt een kwaad kijkende bebaarde kop voor, gesierd met horentjes en redelijk lang haar in een trant die ongetwijfeld in later jaren in de mode zal komen.

Het verhaal gaat dat de kop ooit deel had uitgemaakt van een fontein met geneeskrachtig water uit een bron op een eilandje in de Tiber. De bron is er nog steeds, maar door de toenemende vervuiling van het grondwater door lekke en slecht onderhouden riolen, is de geneeskracht van het water definitief verleden tijd.

De Bucco blijkt een bijzondere eigenschap te hebben. Als iemand zijn hand in de muil steekt en daarbij een leugen vertelt, bijt de grijnzende gehoornde terstond die hand af. Bruinrode vlekken met hier en daar de kleur van vers bloed in de baard van de kop en op de vloer eronder wekken de indruk dat dit al de nodige malen was gebeurd.

Quirinalis vermoedt enige menselijke oorzaak van het gedrag van de Bucco, maar had hiervoor nooit enig bewijs gevonden. Het is dus het verstandigste om maar op zeker te spelen en de hand nooit zo maar in de muil te steken.

“Ik daag u uit om hier de waarachtigheid van uw waarheid te toetsen”, spreekt de keizerlijke gezant tot de groep pelgrims, “laat iedereen die beweert dat zijn waarheid universeel en absoluut is onbevreesd zijn hand in de muil van de Bucco steken.”

Een van de broeders besluit de stap te wagen. Hij steekt de hand in de Bucco en wacht in eerste instantie af.

“Verklaart u dat uw doctrine de enige vertegenwoordiger is van de absolute en universele waarheid in dit bestaan?” vraagt de gezant met luide stem.

“Dat verklaar ik”, zegt de pelgrim, “het Mnemonicisme is de enige juiste leer van ehhh… Calixtus!”

De man verbleekt enigszins wanneer hij een omineuze knelling om zijn hand voelt. Het lijkt erop alsof de Bucco twijfelt aan zijn woorden.

“Kunt u uw uitspraak herhalen?” vraagt de keizerlijke vertegenwoordiger, “met luide stem, zodat de Bucco u goed kan horen?”

“Is dat ding doof?” fluistert Maddalena.

“Dat heet selectief gehoor”, fluistert Gregorius glimlachend terug.

De knelling rond de hand van de pelgrim wordt na diens bevestiging inmiddels vaster. Subtiel trekt de pelgrim zijn hand terug nu het nog kan. “Ik moet de kwestie nog wat gedetailleerder bestuderen voordat ik tot een einduitspraak kom”, verontschuldigt hij zich. Schielijk trekt hij zich terug in de groep. De aanwezigen fluisteren onder elkaar.

“De absolute waarheid is een genadeloze toetssteen”, merkt de gezant droogjes op, “nog meer vrijwilligers?”

“Ik wil mijn waarheid ook weleens laten toetsen”, zegt Gregorius, “maar dan wil ik graag zelf een uitspraak doen en niet slechts antwoord op uw vragen geven.”

“Dat is niet toegestaan”, valt de gezant uit, “de vragen die we hier stellen zijn in een eeuwenoude traditie vervat. Alleen daarmee kan de Bucco en goed oordeel vellen. Andere uitspraken zijn hem vreemd en wie weet wat er dan gebeurt?”

“Goed”, zegt de abt, “dan daag ik u uit om uw eigen vraag naar waarheid te beantwoorden nadat u uw hand in de Bucco hebt gestoken.”

“Dat is ongehoord!” protesteert de gezant, “aan het keizerlijke gezag mag niet worden getwijfeld!”

“Wilt u hiermee impliceren dat dit heiligdom doorgestoken kaart is?” onderbreekt Gregorius de dreigende lawine van protesten, “laat u ons eens zien dat ook uw waarheid de toets van de Bucco kan doorstaan. Dat bent u ons als trouwe onderdanen van de keizer toch verschuldigd? Wat hebt u te vrezen als u de waarheid dient?”

De overige pelgrims mompelen goedkeurend en de gezant ziet al snel in dat een verlies van geloofwaardigheid erg schadelijk kan worden voor de keizerlijke reputatie en daarmee zijn eigen voortbestaan. Aarzelend steekt hij zijn hand in de Bucco.

“Verklaart u dat uw doctrine de enige vertegenwoordiger is van de absolute en universele waarheid in dit bestaan?” vraagt Gregorius met luide stem.

De keizerlijke gezant bevindt zich in een lastig pakket. Moet hij zijn heerser verloochenen of zijn hand laten afbijten? Hij hoopt maar dat de beul zou merken dat iemand anders de formules opdreunt.

“Dat eh… verklaar ik”, zegt hij zachtjes, “het keizerlijk gezag is de enige juiste erfgenaam van de waarheid van Calixtus!”

De man verbleekt eveneens wanneer hij een omineuze knelling om zijn hand voelt, de beul heeft blijkbaar het verschil in stem niet opgemerkt. Het feit dat hij weet hoe de Bucco zich zou gaan gedragen, maakt zijn stemming er niet vrolijker op.

Driemaal met overtuiging de vraag beantwoorden betekende automatisch het verlies van een hand. Tweemaal de schroeven aandraaien om te waarschuwen en de derde maal een zwaardhouw. Zo is de beul aan de andere kant van de muur geïnstrueerd. Hij zal zijn taak zonder dralen uitvoeren, want hij is niet in staat om de antwoorden op de vragen naar de waarheid op waarde te schatten, alleen maar om het aantal antwoorden te tellen. En dat nog maar net.

“Wilt u het antwoord wat luider herhalen?” vraagt Gregorius, “een dergelijke evidente waarheid verdient wat meer enthousiasme!”

De gezant weegt zijn kansen. “Het keizerlijk gezag is de enige juiste erfgenaam van de waarheid van Calixtus!” herhaalt hij iets luider.

Hij hoopt maar dat de beul het woord keizerlijk zou horen om hem aan zijn meester te herinneren. De muil sluit zich echter vaster om zijn pols.

“Driewerf uitgesproken is een bewering bindend”, merkt Gregorius op, “zou u die prachtige waarheid van daarnet nog eens willen ventileren? Dan zijn wij helemaal overtuigd…”

Er komt echter geen antwoord. Met een grauw trekt de gezant zijn hand uit de Bucco terug. De schrammen zijn duidelijk zichtbaar.

“Het doet mij bijzonder genoegen dat de keizer en zijn afgezanten net zoals wij zoekers naar de absolute waarheid zijn,” merkt Gregorius minzaam op.

“Ik zou je in de kerker moeten laten gooien”, gromt de gezant, “je twijfelt aan het gezag van mijn meester!”

“Daar zou ik voorzichtig mee zijn. Je meester probeert zelf te doen wat hij ons ontzegt”, reageert Gregorius, “wees blij dat je jouw hand nog hebt. Dat was geen goede beurt geweest bij je baas, de hand afgebeten door de Bucco Veritatis bij het noemen van de keizerlijke doctrine als waarheid. Nu kunnen we het tenminste nog onder ons houden. Lijkt me veel gezonder voor je carrière en je lijf en leden.”

De gezant zegt niets, maar aan zijn blik is te zien dat Gregorius de zaak gewonnen had. Hij laat de Bucco voor wat hij is en kondigdt ietwat mopperig de wandeling naar het volgende heiligdom aan.

“Geloof in een waarheid die je zelf verzonnen hebt leidt niet per definitie tot vertrouwen”, grijnst de abt, “ik denk dat mijn populariteit bij het gezag nu wat minder zal zijn.”

“Maar hoe zit het dan met die van ons?” flapt Quirinalis eruit, “kunnen wij zonder vrees een hand in dat Bucco Veritatis steken?”

“Ik denk het niet”, zegt Gregorius, “en dat hoeft ook niet. Wat zou ik met de wetenschap van de ultieme waarheid moeten doen? Vergenoegd op mijn krent gaan zitten, vermoed ik. En iedereen afkatten dat ze het verkeerd hebben. En aangezien niemand dat pikt, schiet ik dus helemaal niks op met die kennis. Er zal altijd iemand zijn die een andere optiek heeft.”

“Jij moet bij mij komen werken als redacteur als ik eenmaal mijn boeken schrijf”, lacht Maddalena, “dat is heel nuttig om al te fanatieke ideeën weer terug op aarde te brengen.”

“Wie weet?” glimlacht Gregorius, “ik denk dat we op allerlei vlakken tot een prettige samenwerking kunnen komen!”

“Ouwe versierder”, grapt Maddalena als reactie, “je hebt een roeping als charmeur gemist.”

***

Eindnoten


[1] Reconciliatio: verzoening.

[2] Tullianum: Beruchte gevangenis in Tiberium, de onderste verdieping van de zogenaamde Marmertijnse Gevangenis. Vele prominente tegenstanders van het rijk vonden daar hun voortijdig einde, en niet op de meest prettige wijze, want het Tullianum was in feite een Oubliette.

[3] Bucco Veritatis: Letterlijk vertaald De Blaaskaak der Waarheid. Veel later zouden Italianen deze plaats Bocca della Verita gaan noemen.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven