Muziek: Butterfly van Faun
Syrah
“De donkere heer verduisterde de zonneschijn en corrumpeerde mijn wouden en de volkeren van mijn ras”, zegt Syrah zacht, “hij moet tot elke prijs gestopt worden, voordat de natuur verdort.”
In haar ogen blinkt vuur van haat tegen alles wat haar wouden en haar natuur aantast. Die haat betreft echter niet alleen Chaos, maar vooral de mensen die de natuur opofferen aan hun behoeften. Een overwinning op Chaos zal haar krachten schenken, waarmee ze ook de mensen zou kunnen vernietigen, zodat de eenheid van de elfen en de natuur kan worden hersteld.
De herinnering is zoet voordat bitterheid haar smaak zou bepalen.
***
“Onafgebroken strekten de Wouden van Ylvanne zich uit over het Verrezen Continent, voordat de mensen kwamen” begint het verhaal dat Syrah als kind al zo mooi vond, “en de huizen van de elfen waren zichtbaar voor alle levenden. De Kinderen der Natuur leefden er in het paradijs.” De bijna gefluisterde overlevering wekt bij Syrah steeds een diep verlangen naar weleer.
Haar eigen woud lijkt op Ylvanne, vond ze altijd, ook al blijkt het klein en betwist ingeklemd tussen de zee en de rijke mensenlanden van Ustarhyon. Ver voordat ze geboren was, was het veel groter geweest.
Toen ze twaalf jaar oud was, werd ze volgens de traditie tot Hoedster gewijd van een deel van het woud. Ze woonde in Aestylaan, een idyllisch gedeelte aan de rand van de bossen, vlak bij de karavaanweg naar de oude havenstad Dorinor. Zij voelde het woud en het leven en gebruikte haar krachten om het te genezen en in stand te houden. De bewoners van de omliggende dorpen hielden de Hoedster van Aestylaan in ere.
Tot de Stredelingen van Legnharr op de kusten landden. Ze liepen Dorinor onder de voet en herbouwden het tot Warrooth, konings-en havenstad van hun vloot. Een grote stad met vele werven, een vloot met vele schepen. Het graf voor vele bomen…
De Stredelingen kwamen en kapten de wouden van Aestylaan tot het land doods en dor onder de blote hemel lag, zodat het ten offer viel aan de immer woekerende stugge heide. De macht van de Hoedster taande en verdorde als bladeren in de herfst. De haat in haar hart om wat de mensen haar woud hadden aangedaan, verdorde echter geenszins. Die woekerde met de kracht van de wouden van Ylvanne en overwon zelfs de grondslagen van haar wijding, die haar in immers dienst stelden van het leven. Maar dat was voorbij, zij werd enkel een boodschapster van de dood.
Zij trok naar Warrooth en vergiftigde met haar macht de wortels van leven van deze plaats, de bronnen van het drinkwater en de rivier. De stad veranderde in een plaats van de dood, waar het gif de lijken eeuwig bewaarde, zodat de mensen bleven liggen zoals ze gestorven waren in helse pijnen. Negenhonderdduizend mannen, vrouwen en kinderen, waarvan de meesten onschuldig aan de vernietiging van de wouden, stierven op deze manier en veranderden de stad van de Stredelingen in een openlucht graftombe waar niemand meer komen wilde, een plaats waar rusteloze zielen rondwaarden en onder klaaglijke kreten tussen hun stoffelijke omhulsels dwaalden.
De Hoedster van Aestylaan was gevallen in de ogen van haar volk en zij werd uitgestoten. Zij verloor haar kracht om te wortelen in de aarde.
De wraak bevredigt haar haat niet. Haar haat dorst naar macht, de macht om het verloren terrein van de Natuur te herwinnen en haar aanzien bij haar volk terug te winnen. Daarom had ze uiteindelijk de Kerkers van Chaos -de meester van de macht- gezocht. Om te merken dat haar haat telkens maar weer haar overwinning verijdelt. Haar haat tegen de mensen, dat is haar gevangenis, de lijst van het schilderij.