
Muziek: Andro II van Faun
De Kerkers van Chaos
Hanck moet toegeven dat zijn enige motieven voor deze tocht zijn opdracht van de Guru en zijn professionele nieuwsgierigheid zijn, aangevuld met die ambitie die hij zich vaag herinnert, de wens om de Eerste onder de magiërs te worden. Hij weet ze -op de laatste na- echter overtuigend te brengen, zodat eenieder ook van zijn vastberadenheid overtuigd is.
Ze brengen enkele uren door om hun uitrusting in orde te brengen en hun leeftocht te inventariseren. Ze hebben niet bijster veel bij zich.
“Ik denk, dat we wel iets zullen vinden”, zegt Syrah die zich haar tocht nog het best herinnert, “er lag van allerlei uitrusting in de Kerkers, van alle helden die zich hier ooit hebben gewaagd. Wellicht zit er wat bruikbaars tussen.”
“Dat zou me goed uitkomen”, gromt Sonja humeurig, “want dat badpakje dat ik nu aan heb, kan nog geen pijl tegenhouden. En een paar laarzen zoals ik vroeger had. En een pantser. Wat zou ik die graag terugvinden!”
“Ik heb gelukkig mijn touw nog”, merkt Leyla op, “er zijn afgronden in de Kerkers, die je zonder touw niet kunt passeren.”
Ze rusten nog enkele uren voor het moment van vertrek. De dames weten de weg naar de ingang van de Kerkers nog als de dag van gisteren en leiden hem naar de juiste plaats. Twee massieve traliehekken sluiten de ingang af, maar als doorgewinterd avonturier weet Hanck direct wat hij moet doen op het moment hij een drinkbak ontwaart.
Met kloppend hart voelt hij in het water en tast hij naar een knop. Ratelend gaat één traliehek omhoog. Het volgende laat zich met de sleutel openen. De weg naar de Kerkers van Chaos ligt vóór hen.
Hanck haalde diep adem. “Laten we gaan, dames!”
Ze juichten toen ze binnengingen.
***
“Een veil oord!” gromt Sonja terwijl ze met haar hand op haar gevest de gangen van een splitsing onderzoekt op mogelijke tegenstanders.
Alweer een keuze, denkt Hanck, hoeveel splitsingen en wendingen zijn we al gepasseerd?
Opeens blijkt dat Sonja gelijk krijgt. In een van de gangen schuifelt met grote snelheid een viertal Schreeuwers naderbij, gevolgd door een paar Slijmers. Akelige en oorverdovende kreten scheuren door de lucht, opgevolgd door het inslaan van een paar kleine vuurballen. Het dreigend slurpen van de Slijmers kondigt aan dat ze behoorlijk giftig zijn.
Hanck trekt zijn wapen. Vervloekt! Deze kennen ook spreuken! Dat was een ontwikkeling die hij nog niet eerder had meegemaakt.
Sonja grijpt naar haar oren, haar gezicht vertrokken in pijn. Ze rukt haar zwaard uit de schede en springt vooruit. Syrah gilt als de vuurbal haar treft en haar schroeit. Gelukkig is de schade betrekkelijk gering. Direct concentreert ze zich op een effectieve bezwering. Leyla doet hetzelfde.
Hanck hakt en haalt uit. Het gevecht duurt niet lang, de Schreeuwers zijn zolangzamerhand de meest simpele tegenstanders die ze tegen kunnen komen. Vuur en bliksem omspoelt de bloemkoolachtige koppen van de Schreeuwers, en ze leggen allemaal het loodje.
De Slijmers zijn een stuk sterker. Hanck raakt vergiftigd door hun beet, maar een krachtig Vi Bro drankje dat hij van Syrah kreeg doet wonderen.
Sonja en Leyla snijden met grote routine de eetbare delen van de Schreeuwers af. “Komt goed uit”, lacht de roodharige strijdster, “ik begon net honger te krijgen! Laten we even halthouden!”
Iedereen is het met Sonja’s voorstel eens. Ze maken het zich gemakkelijk en stoken een magisch vuurtje om de plakken Schreeuwer op te bakken. Het hapje eten doet iedereen goed. Een slok uit de waterzak lest de dorst.
Het enthousiasme waarmee ze de Kerkers van Chaos waren binnengegaan is veranderd in een grimmige en vooral waakzame overtuiging van het feit dat dit geen vakantiegroepsreisje is. Wie Chaos ook is, hij houdt ervan om het de mensen onmogelijk moeilijk te maken.
De deuren zijn een groot probleem. Niet allemaal, overigens, de exemplaren met een knop zijn simpel, ook al gaan ze weleens zo snel dicht dat de laatste in de rij zich met een snoekduik in veiligheid moet brengen.
Sommige deuren moet je inbeuken. Dat kost een hoop kracht, die je vaak direct nodig had gehad voor het gevecht tegen Chaos’ onderdanen, die zich achter de deur staan te verheugen op een lekker robbertje vechten.
Andere deuren hebben sloten, waarvoor je stad en land af moet zoeken, of een paar taaie monsters moet verslaan die de sleutels bij zich hebben.
Een beperkt aantal deuren gaat alleen maar open met magie. Het kost heel wat moeite en Mana voordat je erachter komt welke spreuk de deur zal openen. Mana kost niet alleen energie, het opladen maakt ook nog eens hongerig en dorstig.
Van alles zijn ze al tegengekomen, onzichtbare drukplaten die een hek naar beneden laten denderen of een reeks vuurballen op hen loslaat, onopvallende valkuilen die je pas opmerkt als de grond onder je voeten wegzinkt en krachtvelden met de meest verrassende effecten, van teleportatie tot een reeks onverwachte bewegingen.
De bovenverdiepingen blijken relatief veilig. Daar “leven” mummies en kruipen de nodige Schreeuwers en een enkele Kauwer rond. Schreeuwers maken weliswaar een hoop lawaai, maar had je ze eenmaal verslagen, dan leveren ze een lekker hapje op. Vooral Sonja en Layla leefden zich op deze monsters uit. Kauwers zijn veel vervelender, die kan je met gewone wapens niet raken en hun beet is giftig. Het had hun wat halsbrekend gekost, voordat ze erachter kwamen dat deze monsters zeer gevoelig waren voor zelfs de zwakste magie.
Hoe lager ze komen, hoe gevaarlijker de tegenstanders worden. Met de gigantische ratten en de wormen had Hanck al kennis gemaakt. Ze hadden Syrah nog net kunnen redden, voor ze door de tentakels in de blubberige muil werd getrokken. Daar komen nog allerlei creaturen bij. Geesten met brandende ogen zweven rond en slaken hun ijselijke en verlammende kreet. Gevleugelde slangen zweven geluidloos naderbij totdat een verkillend gesis hun aanval aankondigt. Blauwe trollen stampen naderbij, zwaaiend met hun knuppels. Steenmonsters lijken voor het oog samengesmolten met de vloer, tot ze hun muilen openen en de giftige tentakels als zwepen in het rond zwiepen.
Chaos had blijkbaar een ontwikkeling doorgemaakt, terwijl hij zijn Kerkers bouwde. De bewoners worden steeds agressiever en gevaarlijker. Giechelaars -de dames konden zo gauw geen andere naam bedenken voor deze watervlugge monsters- stelen in een flits de wapens en kleren van je lijf, zodat je weerloos wordt als de andere monsters komen. Hanck moet toegeven dat hij dat bij Syrah niet erg vond, maar ze hadden de Giechelaar toch maar snel afgeschoten om haar spullen terug te krijgen. Wandelende kampvuurtjes blijken niet alleen heet, maar ook nog in staat om bliksemschichten te toveren. Hier en daar doemt een magiër op, weliswaar zwak van lichaam, maar bijna onverslaanbaar op het astrale vlak.
Hanck vraagt zich af wat ze allemaal nog op het lijf zouden krijgen. Chaos is nogal creatief voor wat betreft het denken van nieuwe wanordelijkheden.
Ze hadden zo langzamerhand alle vier het gevoel gekregen dat de Kerkers van Chaos een speeltuin waren van een gek. Een gek die intelligent genoeg is om op de juiste plaatsen bijvoorbeeld waterbronnen te installeren, zodat ze niet van dorst zouden omkomen. Een waanzinnige die hun in leven houdt op de rand van hun existentie. Het is alsof Chaos hun lijden wil cultiveren, met als climax hun uiteraard voortijdige langzame en wrede dood.
Voor het moment lijken de Kerkers van Chaos zonder einde. Ze zijn de tel van de uren kwijtgeraakt, dag en nacht bestaan niet meer. Hun moreel begint te lijden onder de constante aanvallen van monsters en de deprimerende omgeving waarin de enige versieringen bestaan uit ringen aan de muur voor allerlei soorten ketenen, roosters om water en bloed af te voeren en de onheilspellende koppen van Chaos, de maker van al dit moois. De duistere heeft blijkbaar een hoge dunk van zichzelf en laat niet na zich op talloze plaatsen als portret te presenteren.
Weten we in ieder geval hoe hij eruitziet, denkt Hanck wrang, maar het zal wel een bijzonder gunstige artist impression zijn.
Ze staan opnieuw voor een trap naar beneden. Naast de trap doemt de bekende vorm van een Altaar van Vi op, de Plaats die Leven brengt. Ze waren al meer van deze altaren tegengekomen, maar hadden zich over hun functie niet druk gemaakt, ze leven immers nog.
“Ik raak de tel kwijt van al die trappen”, gromt Sonja, “als die Chaos nou tenminste nog een lift had gehad.
“We zitten op de zevenenveertigste verdieping onder ons startpunt”, rekent Leyla uit. Zij is een kei in navigatie binnen gangen en grotten.
“Als ik weer eens wat buitenlucht kreeg”, klaagt Syrah, die naar haar wouden en bomen terugverlangt, “deze grafkelder is niks voor mij.”
Hanck maakt haastig wat aantekeningen op zijn eigen kaart. Als hij hieruit kwam, zouden de Kerkers van Chaos geen geheimen meer kennen. “Nog maar een trapje lopen, dan?” stelt hij voor.
Ze dalen de trap af en komen bij een ijzeren deur die de gang afsluit. Een merkwaardige gleuf tekent zich af naast de deurpost. Sonja diept wat munten op, die ze gevonden hadden. “Moet je nog betalen ook, voor al die moeite?”
Vier munten zijn voldoende om het mechanisme te bevredigen. Langzaam zwaait de poort open.
“We staan buiten!” roept Syrah verbaasd.
Voor hun strekt zich een grasvlakte uit. In de verte tekenen zich de vage contouren van een bosrand af en nog verder weg, aan de horizon, rijzen hoge bergtoppen op. Alles baadt in een oranjekleurig doods zonlicht. Geelgroene wolken drijven traag langs de hemel en lijken gedeelten van de bergen te bedekken met een verstikkende lijkwade.
“Dit is niet de buitenlucht, die ik gewend ben”, merkt Leyla op, “de lucht in de Kerkers leek me dan nog zuiverder.”
Sonja loopt een tiental meters vooruit om de omgeving te verkennen. Met een schrille kreet meldt ze onraad. De anderen stormen toe.
Uit de aarde rijzen een viertal menselijke vormen, gehuld in dofzwart staal. De pluimen op hun helmen hebben de kleur van geronnen bloed. Met een vaal blinkend tweehandig zwaard in de stalen handschoenen geklemd, stormen de Doodsridders onder het slaken van een schrille kreet naar voren. Tegelijkertijd begint de bewolking te dalen en zich met slierten over de grond uit te strekken.
“Terug!” schreeuwt Hanck, vlak voordat hij in de gaten krijgt dat een van de Doods-ridders een omtrekkende beweging maakt. De scherpe bijtende stank van een gifwolk beneemt hem bijna de adem.
De vier gezellen vechten voor wat ze waard zijn. Staal slaat op staal en magie knettert in de lucht. Syrah slaagt erin met een bezwering de intelligente giftige bewolking uiteen te drijven, zodat ze in ieder geval adem kunnen halen in de strijd tegen de Doodsridders.
De strijd is hard, iedereen -zelfs Sonja die wel een stootje kan hebben in haar gevonden pantser- is gewond. De Doodsridders lijken onaantastbaar, totdat de eerste met een zucht en een hoop metaalgekletter in elkaar zakt. De gezellen slaken een kreet van triomf. Deze strijd is te winnen!
Voor Syrah komt deze vaststelling helaas te laat. Met een schreeuw van pijn zakt ze dodelijk getroffen in elkaar. De anderen kunnen haar niet helpen, pas na een taaie strijd kunnen ze de overgebleven Doodsridders reduceren tot een chaotische berg lege borst-kurassen, helmen, armplaten, beenstukken en handschoenen.
Totaal aangeslagen knielen de overlevenden bij de dode Syrah neer.
“We moeten haar begraven,” stelt Sonja vast, “we kunnen haar niet aan de gieren overlaten.” De anderen zijn het hiermee eens en ontdeden de dode Elfin van haar pantsers, tot ze slechts in haar groene elfenhemd gekleed op het gras lag.
Leyla gaat net bezig met het graven van een kuil als Hanck plotseling iets te binnenschiet. “Het Altaar van Vi!” roept hij, “laten we dat tenminste éérst proberen!”
Zo gezegd zo gedaan. Hanck, Sonja en Leyla dragen het lijk van Syrah richting de poort. Ze zijn gelukkig zo slim om de uitrustingsstukken van Syrah mee te nemen, want koud waren ze de poort door, of hij sloot zich.
“Je moet blijkbaar iedere keer betalen”, merkt Sonja op terwijl ze haar overgebleven munten telt, “maar goed, we kunnen het nog wel een keer lijden.”
De avonturiers klimmen de trap weer op, leggen Syrah voorzichtig op het Altaar van Vi neer en wachten op wat volgen zou.
Enige tijd gebeurt er niets. Plotseling knettert er iets en voor de ogen van de verbaasde helden ontwikkelt zich een ziedend vuurwerk op het altaar. Vonken en blauwe vlammen spelen om het lichaam van Syrah en lijken haar te verteren.
“Vervloekt”, gromt Sonja, “dit Altaar is niks anders dan een barbecue voor de Goden!”
“Kijk nu eens, wat daar gebeurt!” wijst Leyla.
Het vuur brult rond Syrah’s lichaam en verteert haar wonden één voor één, zodat er gave huid achterblijft. De afgrijselijke zwaardhouw over haar borst verdwijnt als sneeuw voor de zon. Een intense gloed straalt om haar lijf en leden en zakt langzaam weg in haar, alsof ze met het geheimzinnige licht doordrenkt wordt. Daarop dooft het, en slechts de scherpe geur van ontladingen herinnert aan de wonderlijke bliksem.
Iedereen wachtt met ingehouden adem af.
Enige tijd blijft Syrah bewegingloos liggen. Plots knippert ze met haar ogen en komt verbaasd overeind. “Ik d-dacht…” brengt ze verbaasd uit, “dat de dood me weer in de Cel zou brengen tot een volgend gezelschap avonturiers mij uit zou kiezen! Chaos verscheen en hij lachte me uit en zei dat ik weer eeuwen vast zou zitten voor ik weer een kansje kreeg, en of ik veel plezier had van mijn haat, en dat hij niet eens een passende marteling voor me hoefde te bedenken, omdat ik die al in me had. Maar nu…”
Hanck vertelt haar wat er gebeurd was en dat het Altaar van Vi haar redding was geweest. “Zonder jou hadden we het niet kunnen redden, dus ik was blij dat ik me dat Altaar van Vi herinnerde.”
Syrah glimlacht dankbaar. “Bedankt Hanck…” Ze haast zich om haar kleren aan te trekken en haar rugzak om te doen. Ze blijkt nog erg zwak, zodat de anderen besluiten om te rusten. Dat brengt haar levenskrachten weer helemaal terug.
Extra op hun hoede gaan ze naar beneden. Syrah had de priesterspreuken geleerd voor bliksem- en vuurbommen en flessen met de gevaarlijke inhoud gevuld, zodat ze eventuele Doodsridders van veraf kunnen bestoken.
Na de inworp van het vereiste bedrag opent de poort zich opnieuw en staan ze weer in het weidse landschap, overstraald door de doodsbleke oranje zon, die totaal geen warmte geeft. De gifgroene wolken zijn verdwenen en het zicht is uitstekend.
Voorlopig is hun route duidelijk. De grasvlakte met de wouden daaromheen liggen in een vallei met daaromheen zo te zien ontoegankelijke bergen. Daarom besluiten ze de grasvlakte helemaal over te trekken en laten ze de ingang tot de Kerkers van Chaos achter zich.