
Muziek: Jenny in ’t Fogge van Omnia
Haat
Syrah betast de onzichtbare muur. Ze voelt volkomen hardheid en ondoordringbaarheid. Ze haat de barrière die tussen haarzelf en haar doel in staat. Deze muur is gebouwd, niet gegroeid. De zoveelste poging om haar natuur te vernietigen.
Ze kijkt om. Hanck is een heel eind achter geraakt. Syrah vindt dat vreemd, want geen van beiden is gewond of beweegt moeilijk door een andere oorzaak. Ze besluit terug te lopen, want dit is verdacht.
Syrah wordt volkomen verrast door de instorting. De grond zinkt onder haar voeten weg en ze glijdt in een donker hol. Pas na enige tijd komt ze tot stilstand in een vochtige hoop aarde. Het stinkt naar vochtige verrotting, de eeuwige cyclus van stof tot stof met alle gradaties van achteruitgang daar tussenin. Vlak naast haar stroomt stinkend water waarin afval en uitwerpselen ronddrijven.
Ze maakt licht met een toverspreuk. De gloed brengt weinig soelaas, ze ziet dat ze zich in een stenen gemetselde gang bevindt waarin door een geul water stroomt. Mos en slijm bedekken de muren, een paar ratten maken zich haastig uit de voeten en wachten af buiten bereik van de gloed, zodat Syrah alleen hun rode oogjes ziet schitteren.
Syrah besluit op weg te gaan en de zaak verder te onderzoeken. De wallekanten van het waterkanaal zijn begaanbaar.
Na enige tijd bereikt ze een ladder die naar een rooster hoog boven haar leidt. Een bundel maanlicht valt door de opening en verlicht vaag de ladder, zodat de sporten bleek glanzen. Met een katachtige snelheid klimt ze omhoog en schuift ze het rooster aan de kant.
Ze komt aan de oppervlakte in een straat te midden van allerlei gebouwen van fabelachtige schoonheid, ze zijn echter ontdaan van ieder leven. Achter de ramen brandt geen licht, slechts de lampen langs de straten verspreiden een koude gloed. Deze plaats doet haar geen plezier, want ze haat de plaatsen waar stenen het gras voorgoed hebben verdreven en waar muren de aarde verstikken boven afgekapte boomwortels die vergeefs de oppervlakte zoeken.
Syrah heeft geen idee waar ze is en hoe deze plaats heet. Het zal wel weer zo’n mensenverblijfplaats zijn waarvoor een woud is vernietigd. Ze dwaalt doelloos door de verlaten straten en over de legen pleinen. Er moet hier ergens een uitweg zijn uit deze woestenij, een poort die naar de weidse ruimte van het levende land leidt.
Maar waar? vraagt ze zich af.
Ze schrikt op. De grond begint te beven en te schudden. Het plaveisel golft als kroos op water wanneer je een steen in de sloot werpt.
Een aardbeving! realiseert ze zich.
Ze weet niet anders te doen dan zich plat op de grond te werpen en met grote schrikogen het tafereel te aanschouwen. Al snel ziet ze de oorzaak van het beven van de aarde. Gigantische boomwortels kronkelen over de grond en boren zich in de funderingen van de gebouwen. De muren en torens wankelen, en storten één voor één in. Kleiner kreupelhout groeit bliksemsnel over de puinen heen en verpulvert de grotere brokken tot gruis. Woekerende klimplanten nemen bezit van de ruïnes, zodat binnen de kortste keren ieder zicht op de resten verdwijnt. Daarna groeien er bomen die een dicht woud vormen waarin geen spoor meer zichtbaar is van de nu vernietigde beschaving.
De Natuur verovert de stad! denkt ze blij, eindelijk een overwinning!
“Nog niet”, hoort zij een stem, “maar zou jij de macht hiertoe niet willen bezitten?”
Gealarmeerd draait ze zich om, haar hand aan haar werpsterren. “Wie ben je?” roept ze uit.
“Wie zal het zeggen”, antwoordt de stem enigszins spottend, “hou het maar op de stem van je eigen haat. Kom ik je bekend voor?”
Syrah moet toegeven dat dit zo is. Haar haat tegen de oprukkende beschaving is nog groter dan die tegen Chaos die haar gevangen houdt. Ze zou er alles voor doen om die macht te krijgen. De wereld moet weer worden teruggegeven aan de natuur. Haar volk moet de huizen van weleer weer bezetten.
Je bent gemakkelijk over te halen tot het Kwaad! merkt haar geweten cynisch op. Syrah negeert het.
“Zie je wel”, vervolgt de stem, “we kennen elkaar… Ik weet een simpele manier waarop je jouw grootste droom kunt verwezenlijken.”
“Hoe?” brengt Syrah opgewonden uit.
“Door degene te overwinnen, die jou van die macht afhoudt. Simpel toch?”
“Wie is het?”
Syrah bevindt zich plotseling weer in de stad die ze zojuist vernietigd had zien worden.
Ze volgt de straten tot ze op een groot plein komt. Zuilen met beelden erop van lang-gestorven heersers vormen een galerij rond een troonzaal. Het plein is een zee van kunstig ingelegde mozaïeken. En daar in het midden staat hij. De Aartsmagiër. Hij richt zijn blik op haar. Zij ziet haar eigen trekken weerspiegeld in de zijne.
“Vernietig hem!” sist de stem, “dan is de macht over de natuur van jou. Hij staat tussen jou en de ultieme macht in! Als je hem overwint en zijn menselijke magie dienstbaar maakt, is de macht van de wereld voor jou!” Syrah gehoorzaamt de stem van haar haat en zet terstond de aanval in.