Muziek: Butterfly van Faun
Syrah
Syrah wijkt haastig terug wanneer het zwaard van haar tegenstander haar staf treft. Ze is blij dat het hout van Lusanbomen taaier is dan staal, ware de staf van gewoon hout geweest, dan had ze nu geen wapem meer gehad, op haar werpsterren na. Het ongelijkmatige plaveisel van het plein blijkt een nadelige onzekere factor. Ze zet haar voeten doordacht neer om niet te struikelen. Door hun tovenarij zijn een paar gebouwen in brand geraakt. De vlammen vormen een passende verlichting voor deze hete strijd.
Uit zijn gedrag maakt ze op dat hij zijn Mana heeft verbruikt. Dat lucht haar op, want zijn spreuken zijn sterk en taai. Ze had ze met grote moeite en gelukkig met een minimum aan schade kunnen neutraliseren, ook al geven een paar bloedige schrammen en blauwe plekken aan dat ze niet alles had kunnen tegenhouden. Hij is een lastige en -als ze niet oppast- een dodelijke tegenstander.
Zijn haar plakt aan elkaar van het zweet en de ogen van de man stralen een duister streven uit.
Syrah voelt het donkere en niets ontziende streven naar macht. Ze begrijpt haar rol in dit verhaal niet. Wie is hij toch? Waarom moet ik juist hem overwinnen voordat de natuur de macht terugkrijgt?
Opnieuw een uitval. De staf raakt Hanck op de pols. Een gloeiende pijn trekt door zijn arm en zuigt de kracht uit zijn rechterhand. Hij laat met een schreeuw het zwaard Drakentong los dat prompt door de lucht vliegt en zakt bijna door zijn knieën. Vermoeidheid overvalt hem en dreigt hem te bedelven.
Syrah had niet op het onverwachte projectiel gerekend. Het vlijmscherpe lemmet tekent een diepe bloederige schram op haar arm voordat het een heel eind achter haar op de grond terecht komt. Ze verliest de grip op haar staf en laat het wapen vallen. De pijn brandt haar vechtlust op en plotseling voelt ze dat ze volkomen uitgeput is.
Daar staan ze, geen van beiden gewapend. Een snelle uitval om zwaard of staf op te pikken zit er niet in. Syrah tast naar haar werpsterren, maar haar arm doet te veel pijn om effectief te kunnen werpen. Hanck voelt zijn gifpijltjes in zijn draagtas, maar realiseert zich dat zijn rechterarm verre van bruikbaar is om doelgericht te gooien.
Hijgend strompelen ze om elkaar heen, vermoeid en voorzien van hoogstens genoeg kracht om een vlieg dood te slaan, beiden gevangen in hun eigen wereld. Hun droom heeft hun vleugels gegeven, maar van lang vliegen raak je uitgeput. Beider krachten zijn verbruikt. Beiden hadden ze niet voldoende energie meer om de verleidelijke stem in hun hoofd gehoor te geven. De fluistering van Chaos verdwijnt naar de achtergrond. De dromen en idealen verbleken in het licht van volkomen uitputting.
“Waarom vecht je tegen mij?” hijgt Hanck.
“Ik haat jullie mensen, die de macht van de Natuur gebroken hebben,” brengt Syrah uit, “jullie hebben mijn woud gedood en corrumperen het leven door de Natuur slechts dienstbaar en exploitabel te willen maken.”
Er daagt Hanck iets. Dit is een verhaal dat hem bekend voorkomt.
“Waarom bestrijd je mij?” verbreekt Syrah de waakzame stilte.
“Ik heb in mijn strijd om de macht over deze stad Waterwacht iedereen, die mij van de macht afhoudt, leren haten, zonder aanziens des persoons”, antwoordt Hanck, “een afschuwelijk gevoel, maar de moeite waard. Als je de macht eenmaal hebt, is haten niet meer nodig, want dan kan niemand je meer raken.”
Dit komt Syrah bekend voor. Ergens had ze dit verhaal eerder gehoord. Ze haalt diep adem wanneer ze plotseling associaties ontwaart.
“Hanck?” herinnert ze zich.
“Syrah?” reageert Hanck daarop.
Beiden blozen bij de gedachte waar Chaos hen beiden toe gedreven had. Ze zijn door een gelukkig toeval nog net ontkomen. Het landschap past zich direct aan de ogenschijnlijke realiteit aan, het woud en de stad verdwijnen en de oranje zon brandt op hun hoofden. Verdwaasd kijken ze om zich heen.
“Laten we de anderen gaan zoeken”, stelt Hanck bezorgd voor, “voordat het te laat is!”