Muziek: Iduna van Faun
Leyla
Leyla biedt weerstand aan het trekken van haar touw. Ze weet wat haar tegenstandster van plan is, ze wil haar uit balans brengen, zodat ze zou vallen. Het is jammer dat de enterhaak haar gezicht niet aan stukken gescheurd had, wat de oorspronkelijke intentie van haar worp was geweest.
Pech dat haar zwaardarm ertussen zat.
Ze gokt erop dat er zich slechts een klein plateau voor de poort bevindt, en die ruimte wordt nu bezet door haar tegenstandster. Gevolg is dat zij rekening moet houden met een pad van slechts anderhalve meter breed, niet bijster veel ruimte voor een gevecht. De bergen rijzen hoog boven haar op, maar naast haar, zo weet ze, bevinden zich de peilloze diepten van een ravijn waarvan ze de bodem niet kan zien, slechts overspannen door het transparante pad waarover ze hier gekomen was.
Nu zit ze met een probleem. Ze moet buiten bereik van dat zwaard blijven en toch kunnen toeslaan met haar dolk. Moet ze een kleine verwonding riskeren en het risico toch maar nemen? Ze kan maar één kant op, uitwijken is onmogelijk.
De prijs is aantrekkelijk. Ze kan de schaduw van Kathgarr verslaan en wraak nemen voor de vernietiging van haar dorp en daarbij de beloning van de kennis achter de deur incasseren. Dan is tegelijkertijd haar schuld voldaan en haar doel bereikt.
De roodharige vrouw valt weer uit met haar zwaard in een “alles of niets” beweging. Lelyla wijkt terug, beheerst, duidelijk begrensd in haar bewegingen. Het glanzende lemmet flitst naderbij. Leyla’s terugtrekkende beweging verliest een weinig aan controle.
Iets te veel.
Ze voelt slechts lucht onder haar voeten en lijkt in eerste instantie te zweven. Tot ze een toenemende snelheid voelt. Haar kreet bevestigt haar vermoeden. Ze laat de dolk vallen en grijpt met beide handen naar het touw, haar laatste kans.
De schok van het breken van haar val trekt een spoor van pijn door haar lichaam. Met opeengeklemde tanden verbijt ze pijn en angst. Haar tegenstandster is eveneens gevallen en spartelt wild in het rond voor houvast. Leyla ziet hoe dat komt. Het touw is nog steeds om haar zwaardarm geslagen en ze kan het niet losmaken, haar wapen heeft ze in de schrik laten vallen. Centimeter voor centimeter glijdt ze naar de rand van het plateau toe, daar naartoe getrokken door Leyla’s gewicht aan het touw.
Dat was het dan, berust Leyla.
Hier is geen houden meer aan. Hun leven zal eindigen in een diepe val, verpletterd op de rotsen diep onder hen. Een oneindig moment tussen leven en stukgeslagen dode materie.
Een wonder! De roodharige vrouw krijgt al spartelend een wortel te pakken van een van de struikjes bij de poort. Ze grijpt het houvast met haar linkerarm, maar slaagt er niet in om zich op te trekken, weg van de gevaarlijke rand, noch slaagt ze erin om het touw van haar arm los te krijgen en zo de strijd te beslissen.
Een moment zijn beiden gevangen in een impasse. Dan zet Leyla haar pijnlijke en zwaarbelaste spieren in gang om zichzelf in een laatste krachtsinspanning op te trekken. Ze haakt met haar voeten in het touw en klimt stukje voor stukje omhoog.
Sonja kreunt van pijn. De bewegingen van het touw en de variaties in belasting door Leyla’s klauteren doen haar zo zeer, dat ze bijna de greep op de boomwortel verliest. Leyla ziet het en houdt van schrik op met klimmen.
Opnieuw die impasse. Als ze erin slaagt om naar boven te klimmen, zijn beiden gered, maar voor die tijd zou de roodharige vrouw misschien haar grip verliezen. Als ze géén poging doet om omhoog te klimmen, dan zou haar tegenstandster vroeg of laat uitgeput raken, zodat hen beiden alsnog een ijselijke val in de diepte wacht.
“Waar brengt je kennis je nu?” kreunt Sonja Leyla toe, “hoe zul je jezelf nu redden? Hebben jouw offers zin gehad? Nu heb je al die onschuldigen voor niets opgeofferd.
Wie is zij toch? denkt Leyla, waarom moet ik juist haar overwinnen voordat ik de ultieme kennis zal bereiken?
Ze klautert voorzichtig omhoog tot ze een beetje over de rand kan leunen. Gelukkig blijft Sonja haar houvast behouden.
“Waarom vecht je tegen mij?” hijgt ze.
“Ik haat je, omdat jij kennis van mijn lafheid hebt. De gedachte dat jij het aan iemand zou kunnen vertellen is ondraaglijk voor me.”
Waar heb ik dat verhaal over lafheid eerder gehoord? denkt Leyla.
“Waarom bind je de strijd met mij aan?” onderbreekt Sonja haar gedachten, “je viel me duidelijk aan.”
Leyla zucht. “Jij stond mij in de weg bij de deur van de kennis. Maar die gedachte is verkeerd. Kennis mag niet over lijken gaan.”
Sonja herinnert zich plotseling de verhalen in de Hal der Kampioenen. “Leyla?” vraagt ze, “hoe kom jij hier?”
“Sonja!” roept Leyla uit, “we waren toch samen op weg om de poort door die muur te vinden?”
Beiden schrikken behoorlijk bij de gedachte waar Chaos hen beiden toe gedreven had. Ze zijn door een gelukkig toeval nog net ontkomen. Het landschap past zich direct aan de ogenschijnlijke realiteit aan, het slagveld en de metalen deur verdwijnen en de oranje zon brandt op hun hoofden. Verdwaasd kijken ze om zich heen.
“Laten we de anderen gaan zoeken”, stelt Leyla direct voor, “voordat het te laat is!”