Muziek: Free van Omnia
Vrijheid?
Het zonlicht is opnieuw gereduceerd tot een verre oranje gloed achter de bergen als Sonja, Leyla, Syrah en Hanck elkaar terugvinden in de vallei. Hun weerzien is er een van weinig woorden. Ze weten allemaal wat Chaos bijna had bewerkstelligd. Hun eigen persoonlijke duisternis was hun bijna noodlottig geworden.
“De muur is verdwenen”, merkt Hanck op, “laten we de vallei zo ver als dat mogelijk is door trekken.”
De reisgenoten zetten zich in beweging in het laatste licht van de dag. Ze speuren waakzaam de omgeving af. Ze houden ook elkaar vanuit de ooghoeken in de gaten, geen van allen is de strijd op leven en dood met een van de anderen vergeten.
De oranje gloed vervaagt, de duisternis treedt in. “Mon Oh Ir Ra”, prevelt Hanck, en een oplichtende bol verscheen boven zijn hoofd. Het licht biedt hen slechts een meter of tien zicht ondanks de kracht van Hanck’s bezwering, maar het schijnsel is geruststellend. Wilde dieren of ergere monsters zouden nu niet onopgemerkt naderbij kunnen sluipen. Hanck realiseert zich dat al zijn streven naar macht over de magie hier ijdel was. De magie onttrekt zich aan zijn beheersing. Dit had hij nog nooit meegemaakt.
Het is hier een vervloekte plaats!
Leyla kijkt naar de lucht. Er blinken een aantal sterren, maar de constellaties komen haar niet bekend voor. Al haar kennis van hemel en aarde baat haar op dit moment niets. Dit is haar in haar streven naar ultieme kennis helemaal vreemd.
Onbekend maakt onbemind, denkt ze over deze plaats.
Syrah tast met haar voet naar een pol gras. De plant voelt doods en kunstmatig aan. Ze voelt geen vibratie van leven in de aarde. De Natuur heeft hier geen macht! Al haar streven om de Natuur in ere te herstellen heeft hier geen enkele waarde.
Hier heerst de dood! huivert ze.
Sonja’s hand glijdt over het gevest van haar zwaard. De diepe stilte in de vallei maakt haar zenuwachtig. Iedere vezel van haar lichaam is gespannen. Het metaal van haar wapen voelt kil aan. Een gevoel van dof noodlot hangt in de lucht. Ze is bang. Ze weet niet wat ze zal gaan doen als er iets gebeurt. Zwaard trekken of de benen nemen. Het laatste lijkt haar het aantrekkelijkst.
Dus toch een lafaard? realiseert ze zich.
Nijdig schopt ze tegen een graspol. De anderen schrikken op, de hand aan het wapen. Sonja’s hart klopt in haar keel. Ze maakt een excuserend gebaar, waarop ze weer verder trekken.
In de verte zien ze een schijnsel. Het lichtje flakkert onrustig.
“Een fakkel?” gebaart Sonja.
“We gaan kijken,” oppert Syrah zonder commentaar van de anderen af te wachten. Iedereen volgt.
De afstand valt mee. Ze komen aan bij een rotswand met een uitgehakt portaal waarin een toortshouder met een walmende fakkel bevestigd is. Een massieve stenen deur sluit de doorgang af. Fijn bewerkte runen vormen een boodschap in een oude taal. Een aantal vakkundig gebeeldhouwde demonische koppen kijken de reisgenoten verwachtingsvol aan.
Hanck krabt zich achter zijn oor. “Ik denk niet dat Spreek Vriend en treed hier binnen van toepassing is”, merkt hij op, “dat was een heel ander verhaal en een heel andere magiër.”
Syrah herkent het schrift. Het is de taal van Ylvanne, karakters die lijken op ineengestrengelde takken met bladerkronen in diverse uitvoering. Ze huivert, want het schrift is geheel in tegenspraak met de stenen hoofden, het volk van Ylvanne was van nature vredelievend en hun schrift en taal droegen dat uit. Ze probeert de tekst in gebroken en onvolkomen taal te vertalen en in iets begrijpelijks om te zetten.
Een juweel verdoemt,
Een juweel verzoent,
Zowel Schaduw als licht.
Benemen hierop het zicht.
Sonja haalt haar schouders op. “Dronkenmanspraat, het verbaast me dat zoiets met van die mooie letters geschreven staat.”
Leyla betast de steen. Ze zou het zo graag willen weten, niet alleen de betekenis maar ook wat en wie er achter deze cryptische tekst schuilt. Wat ze op dit moment weet, brengt haar niet verder. “Is dit misschien een aanwijzing om de deur te openen?” oppert ze.
Hanck wrijft zijn kin. “Een sleutelrijm”, mijmert hij, “dat verwijst naar de sleutel die je natuurlijk wel bij je moet hebben. Juweel, een juweel…”
Een ingeving verheldert zijn blik. Hij zoekt in de zakken van zijn heuptasje en diept een kleine edelsteen op. “Mijn opdrachtgever noemde dit juweel de Opaal van Orde. Het is een heel vreemde steen, kijk maar…”
Hij houdt de steen in het donker. Het juweel lijkt in de duisternis op te lossen. Daarna beweegt hij de steen naar het licht van de fakkel. Het juweel is volkomen transparant en glanst niet, zodat het tevens in het licht lijkt op te lossen.
“Die opaal voldoet aan de beschrijving in de laatste twee regels”, merkt Syrah op, “maar ik zie geen verband met de eerste twee regels.”
Hanck onderzoekt de deur op holtes die met de edelsteen corresponderen. Hij vindt er ettelijke en past de steen in de uitsparingen. Na een vijftiental pogingen vindt hij het juiste gat. De stenen deur schuift geluidloos open en biedt toegang tot een soortgelijke gang als ze verlaten hadden.
“Het beklemt me”, merkt Sonja tegen Hanck op, “blijkbaar heeft Chaos weet van jouw opdracht, want waarom dient dat juweel dat hem moet vernietigen anders tot sleutel?”
“De Guru zei niets over vernietigen, hij had het alleen maar over een blijk van verzoening. Maar het verbaast me ook, dat Chaos blijkbaar weet wat zijn verjaarscadeautje zal worden. Maar we hebben weinig keus, denk ik. Dit is de weg…”
De anderen beamen dit, zodat iedereen Hanck volgt de duistere gang in. Een krachtige tovenaarslichtspreuk brengt de oplossing voor het zichtprobleem. Bij wijze van onheilspellend voorteken slaat de buitendeur achter hen dicht.
“Blijkbaar zitten we op het goede spoor”, reageert Leyla laconiek.
Wederom banen ze zich een weg door de gangen van de onderaardse gevangenis annex martelkamer. Chaos’ flora en fauna blijken een enorme verrijking in soorten en vooral in agressie te hebben ondergaan. Zalen vol met weelderige graspollen die bij benadering plotseling vuurspuwen. Zwevende driekoppige monsters, die algauw de bijnaam Giftige Kunstgebitten meekrijgen. Over de grond glibberende hopen slijm die tot de zoldering oprijzen bij hun aanval. Lege harnassen in volle wapenrusting die geenszins als leeghoofden voechten. Vliegende ogen met een penetrerende blik onder hoogspanning. Zwevende magiërs met ziedende spreuken.
Hun tocht wordt een aaneenschakeling van veldslagen en taaie gevechten. Terwijl honger en dorst aan hun knagen, moeten de reisgenoten telkens maar weer de overhand afdwingen ten koste van kracht en Mana. Sonja’s zwaard doet menig kop rollen. Syrah’s magische flessen liggen menig tegenstander zwaar op de maag. Hanck’s bezweringen zijn (op zijn anglicistisch) veel monsters een pijn in het gat. Leyla’s enterhaak en boog tonen regelmatig aan dat er een duidelijke grens zit aan het incasseringsvermogen van de vijand.
Zo vechten ze zich een weg door de Kerkers van Chaos, echter zonder de Heer der Wanorde te vinden. Die hult zich in duisternis en stuurt slechts zijn vazallen.
Er zijn grenzen aan de inspanningen die je leveren kunt en op het laatst worden de reisgenoten bang dat ze eerder aan uitputting ten onder zullen gaan dan door de hand van Chaos zelf. Die angst voor hun eigen begrensdheid en onvolkomenheid wordt nog veel gevaarlijker dan Chaos’ magiërs. Hun moreel zakt tijdens de lange mijlen door de donkere en op het laatst lege tunnels, waar geen geluid van leven klinkt en waar het gerucht van hun eigen voetstappen hol weerkaatst in verwarrende echo’s.
Uiteindelijk komen ze aan bij de poort tot een gigantisch grote zaal. Zowel links als rechts wijken de muren uiteen en verliezen de omtrekken van de zaal zich in duisternis. Hanck’s tovenaarslicht is niet in staat om de grenzen van het vertrek te belichten.
Syrah snuift. “Het ruikt hier naar dieren.” “En naar geroosterd vlees”, voegt Leyla daaraantoe. Ze krijgen verder geen tijd om na te denken over een eventuele barbecue. Met een dreunende gang en opgewonden gegrom schuifelt een massieve draak op hen toe. Een lange vlammentong blakert de grond waar ze op staan en het was slechts aan hun tegenwoordigheid van geest te danken, dat ze zich haastig kunnen terugtrekken in de gang, die voor het monsterlijk reptiel te smal en te laag is.
Het kost heel wat zweet voordat het monster is teruggebracht tot onschuldige en smakelijke Dragon Steaks, maar het lukt, ook al zien de reisgenoten na afloop bijna net zo zwart als Chaos zelf.
Ze besluiten de grote zaal te gaan verkennen. Met een kompas in de hand, want er zijn geen oriëntatiepunten. Hanck spreekt voor de zekerheid een magische voetstappen spreuk uit, maar dat blijkt eerder verwarrend dan nuttig, omdat ze omtrekkende bewegingen moeten maken bij afgronden die zich in allerlei ritmen openen en sluiten. Daardoor vormen hun sporen op gegeven moment een onontwarbaar patroon. Er blijft Hanck niets anders over dan de spreuk ongedaan te maken.
Bij de rustpauzes onderweg beraden ze zich over de strijd tegen Chaos. De Duistere Heer is een zeer moeilijke tegenstander met slechts één bekend zwak punt, hij is allergisch voor Fluxkooi spreuken. Deze spreuken vormen een soort traliewerk van een ondoordringbaar veld en Hanck vermoedt dat het verstandig is om de Duistere eerst in zo’n kooi op te sluiten alvorens hem de Opaal aan te bieden. Voor die tijd zou hij ongetwijfeld het geschenk op overtuigende wijze weigeren.
Maar voordat het zover is, moeten ze Chaos eerst nog vinden. Dat gaat moeizaam, omdat opnieuw allerlei vreemde en gevaarlijke wezens de aandacht opeisen. Herhaaldelijk blijkt het nodig om terug te trekken op een veilige plaats buiten de grote zaal. Daar kunnen ze hun wonden verzorgen en enigszins uitrusten. De Dragonsteaks bieden enige tijd soelaas voor wat betreft de maaltijd, maar de voorraad is beperkt en daardoor wordt de toestand wederom nijpend. Ze moeten Chaos vinden.
Opnieuw trekken ze de grote zaal in. De aanval van monsters blijft uit. Ofwel het kwaad had ook zijn grenzen, ofwel Chaos heeft besloten de strijd zelf af te maken.
Dat laatste blijkt het geval. In de verte verschijnt een duistere kolkende schaduw, die zich van tijd tot tijd materialiseert tot een gesluierde gestalte in een donkere mantel. Dat is het moment waarop deze tegenstander talloze toverspreuken van grote kracht op hen loslaat. Vuurballen die recht uit het gloeiende hart van de wereld lijken te komen. Bliksemschichten die door rots heen kunnen slaan. Gifwolken die het naakte vlees aanvreten.
De reisgenoten verdedigen zich en verzwakken zienderogen in het vuur van de strijd. Hanck moet zijn Mana sparen voor de Fluxkooien, zodat de anderen al hun krachten nodig hebben om zich tegen de bezweringen van hun machtige tegenstander te verweren.
Hanck slaagt er intussen in om Chaos middels een net van Fluxkooien terug te drijven, de Duistere toont merkbaar angst voor de zacht zoemende tralievelden. Helaas hebben de Fluxkooien een beperkte tijd van activiteit, zodra een veld uitdooft, trekt Chaos weer op met verwoestende kracht.
Hanck’s Mana raakt uitgeput. Syrah gebruikt haar eigen Mana om een geschikt drankje te brouwen om Hanck weer op te laden. Gelukkig lukt dat. Met een paar goedgeplaatste Fluxkooien drijft hij Chaos terug. Alleen het insluiten wil nog niet lukken, glad als een aal manoeuvreert de Duistere Heer zich door de gaten in de velden om op een andere plaats weer op te duiken.
Het is een strijd die zo lang zal duren als een van de partijen nog energie heeft. Zoals het er nu uit ziet, stevenen de reisgenoten op een nederlaag af en de gedachte aan een eeuwenlange opsluiting in de Hal der Kampioenen knaagt aan hun moreel. Zouden ook zij verslagen worden?
Met een grimmige vastberadenheid gaat Hanck door met het oproepen van Fluxkooien, terwijl de anderen hem tegen Chaos’ woede beschermen.
Plotseling lacht het geluk hen toe. Chaos is aan drie zijden ingesloten en Hanck staat hem in de weg. Het vuur buldert en blakert de grond, maar Syrah’s schildbezwering houdt het. De laatste Fluxkooi sluit Chaos op. Het knetterende veld vreet aan de schaduw en zorgt ervoor dat de Duistere materialiseert.
Hanck weet dat hij haast moet maken. Hij frommelt haastig in zijn heuptasje en trekt de Opaal van Orde tevoorschijn. Terstond werpt hij het juweel naar de kolkende duisternis binnen de Fluxkooi.
Chaos’ kreet is oorverdovend als hij door de Opaal van Orde aan de materiële wereld wordt gebonden. Dit onttrekt de nodige krachten aan zijn bouwsel, de Kerkers van Chaos, zodat die een toestand aannemen van een onbewoonbaar verklaarde woning. Het regent stenen en rotsblokken uit de zoldering, zodat de avonturiers genoodzaakt zijn om snel dekking te zoeken.
Ze laten Chaos achter in zijn deplorabele toestand en banen zich een weg tussen wankelende pilaren en door instortende gangen. Vallen en deuren werken niet meer, zodat ze alleen nog maar hoeven uit te kijken voor de effecten van de gewone natuurkunde, in het bijzonder de zwaartekracht. Dat lukt hen wonderwel.
Na een inspannende tocht bereiken ze eindelijk het daglicht. Achter hen rommelt het nog wat in de bergen. De Kerkers van Chaos zullen tot het verleden behoren.
“Dit is toch niet helemaal het einde van de queeste dat ik verwachtte”, merkt Leyla op als ze even uitrustten.
Hanck knikt. “Dat is de pest met die moderne Dungeon Masters, ze besteden veel moeite aan de queeste zelf, maar ze vertikken het om een overtuigend slot te bedenken.”
“Daar kan ik je gelijk in geven”, horen ze een stem. De reisgenoten kijken verrast op.
Daar staat de Guru in een blinkend wit gewaad, een geheimzinnige glimlach op zijn gerimpelde gelaat.
Sonja springt op. “Wie is die joker? Ken jij die soms, Hanck?”
Hanck knikt. “Inderdaad. Mijn opdrachtgever en Dungeon Master. De verantwoordelijke voor zowel mijn vrijheid als mijn gevangenschap.”
“Ik zal me rehabiliteren. Jullie queeste is geslaagd”, merkt de oude man op, “jullie hebben met succes weerstand geboden tegen de aspecten van Chaos in jullie zelf. Maar de strijd is nog niet ten einde. Kijk maar, het gaat ook hier net zoals dat in iedere goede film met commerciële toekomstverwachting gaat… Ziehier het vervolg.”
De avonturiers krijgen een beeld van de grote zaal, waar ze Chaos hadden achtergelaten. Ze zien de velden van de Fluxkooien uitsterven en een gestalte zich oprichten en zich buiten beeld voortslepen. Nog niet totaal verslagen, zo te zien…
De Guru heft een hand op en het beeld verdwijnt. “Dus het ziet er naar uit”, voegt hij toe, “dat jullie nog een keer op herhaling moeten.”
De lucht om hen heen begint te kolken. Syrah slaakt een gil. Leyla staat verstijfd. “Oh, nee, niet weer!” gromt Sonja terwijl ze zich uit de voeten probeert te maken. Dat is het laatste dat Hanck ziet voordat hij zijn bewustzijn verliest.
***
Langzaam keert het licht terug. Het flakkert vreemd. De lucht is vochtig en benauwd en beneemt Hanck volledig de zin om te ademen. De bedompte atmosfeer maakt iedere ademtocht tot een kwelling, hij voelt een angstige en steeds in intensiteit toenemende beklemming alsof hij met barstende longen in diep water aan het verdrinken is.
De Cel? denkt Hanck.
De verschrikkelijke waarheid dringt tot hem door. De Guru, hij had hem erin geluisd. Hij concentreert zich moeizaam op het wazige blauwe venster voor hem. De tekst daarop grijnst hem toe:
Chaos Strikes Back!